Forum voor Anarchisme
ArtikelenDe AnarchokrantDossiersEventsWiki // Hulp bronnenContact // InzendingForum
|
anarchokrant23 oktober 2025

Strijd in de jaren zeventig in de polikliniek in Rome (deel 1)

Author: Doorbraak.eu | GEPLAATST DOOR: De Anarchokrant | Bron: doorbraak.eu

In het kader van interne gesprekken bij Doorbraak vertalen we momenteel een reeks artikelen over de autonoom-marxistische opstand van de jaren zestig en zeventig in Italië (zie ook het gele kader onderaan). Dit keer een stuk over de beweging van de autonome collectieven in de gezondheidszorg, waarbij de strijd voor gratis gezondheidszorg en vrije abortus een grote rol speelde. Het werd in 2023 uit het Italiaans vertaald door de Angry Workers. We beginnen met het voorwoord bij hun vertaling.

We hebben het verslag “Gli anni 70. Cobas Sanità Università Ricerca” (2009) van Graziella Bastelli over het Collectivo del Policlinico in Rome vertaald als onderdeel van een reeks artikelen over de historische ervaring van zelforganisatie en communistisch-feministische activiteit. De herinneringen van de kameraad zijn vreugdevol en intens en we raden aan om ook deze uiterst inspirerende documentaire te bekijken.

Het polikliniekcollectief maakte deel uit van een groter netwerk van politieke comités in grote werkplekken en arbeiderswijken; je kunt daar meer over lezen in deze artikelen over Senza Tregua, over Magneti Marelli,(*) en over de politieke comités in Veneto.(*) Het bijzondere aan het collectief was dat het bestond uit medische studenten, verpleegkundigen, logistieke en ander medewerkers en artsen, en dat het zich richtte op het socialiseren van de ongelijk verdeelde kennis binnen een project van arbeiderscontrole over de kliniek. Ook patiënten namen deel aan de regelmatige vergaderingen van het collectief. De werkers streden voor gelijke voorwaarden voor vast en tijdelijk personeel, en dwongen gratis gezondheidszorg af voor lokale werkers, tegen de particuliere belangen van de bazen van de kliniek in. Het collectief steunde de bezetting van administratieve gebouwen voor de oprichting van een kinderdagverblijf voor de ziekenhuiswerkers. Ze sloten zich ook aan bij een feministische bezetting van een operatiekamer voor gratis en veilige abortussen. Het collectief was lokaal verbonden met soortgelijke collectieven binnen de energiesector, de spoorwegen en verschillende arbeiderswijken.

Ons doel als activisten van de arbeidersklasse is om deze historische voorbeelden te vergelijken met de huidige situatie en bij te dragen aan het debat en de praktijk onder collega’s in de gezondheidszorg. De recente stakingen bij de Britse nationale gezondheidszorg NHS hebben aangetoond dat er een dringende behoefte is aan zelforganisatie en onafhankelijke actie van werkers.

Over het taalgebruik van de auteur: de kameraad gebruikt het woord “baronnen” om het zeer elitaire, zo niet semi-feodale karakter van de medische en universitaire hiërarchie in die tijd te beschrijven. Veel van de bazen van de universitaire klinieken waren verwikkeld in corruptie en hadden nauwe banden met conservatieve, religieuze en soms zelfs fascistische kringen. Ze schrijft over de “strijd van de universiteitswerkers” voor gelijke lonen als de werkers die rechtstreeks in dienst waren van het ziekenhuis. In die tijd werden namelijk universitaire contracten gebruikt als een vorm van onderaanneming binnen het ziekenhuis, om minder te hoeven betalen voor hetzelfde werk. De “universiteitswerkers’ zijn dus feitelijk het medisch personeel in de polikliniek.

Het artikel van Graziella Bastelli

Het is met enorm veel plezier dat ik me in de zee van herinneringen stort, klaar om met rationaliteit en emotie terug te kijken op de rijkdom en beperkingen van de strijd in de Policlinico Umberto I° in Rome, beginnend bij die verre en vaak verwarrende jaren zeventig, een tijdperk waar iedereen over praat, maar al te vaak alleen op individuele wijze.

Dus ging ik op zoek in mijn archieven en die van de polikliniek, naar foto’s, folders, posters, artikelen uit oude kranten, sommige een beetje vervaagd, andere beter bewaard gebleven in de tijd waardoor ze gisteren geschreven hadden kunnen zijn, zeer actueel zowel in hun analyses als in hun eisen op het gebied van het recht op gezondheid.

Ik genoot gewoon van de lange tijd die was verstreken en alle ontwikkelingen in het volksgezondheidssysteem die gaandeweg, langzaam hadden geleid tot een verklaring van rechten (de gezondheidshervorming van 1978). Om vervolgens, net zo langzaam, weer achteruit te gaan. Daarbij wordt gezondheid een handelswaar, worden ziekenhuizen supermarkten van zorg, wordt de volksgezondheid gereorganiseerd volgens bedrijfslogica en vanwege begrotingstekorten, en wordt die verstikt door een indringende en allesomvattende particuliere sector, die wordt beschermd en begunstigd door alle regeringen, partijen en vakbonden.

Maar dat is een ander verhaal, of misschien wel de conclusie van dit verhaal, omdat het aantoont dat we onszelf moeten herontdekken om herinneringen aan de ervaring op te bouwen en weer de hoofdrolspelers te worden van de onmisbare veranderingen in het leven, zodat we het daadwerkelijk kunnen leven.

Laten we beginnen bij het begin van de jaren zeventig, bij het Polikliniek Arbeiders en Studenten Collectief. Na zich te hebben afgescheiden van de kameraden die in de volkskliniek in San Basilio werkten, begon het collectief van medische studenten en enkele werkers, die eerder kameraden waren dan werkers, zich bezig te houden met tegen-informatie over het recht op gezondheid, temidden van de macht, arrogantie en intriges van de universiteitsbaronnen. We kwamen elke dinsdag bijeen in een collegezaal van de verloskundige kliniek. Het was pas later dat de nu beroemde “arbeiderscollegezaal” een triomfantelijke intrede maakte in de strijden van het ziekenhuis en in het leven van alle arbeiders. Zelfs nu nog, wanneer de oudsten onder ons, die nog niet met pensioen kunnen gaan, langs de collegezaal voor algemene pathologie lopen, op de plek van de glorieuze arbeiderscollegezaal, gaat er een emotionele schok door ons heen en komen de herinneringen weer boven, net als onze verhalen!

In het voorjaar van 1971 namen de kameraden van het collectief actief deel aan de eerste grote mobilisatie van universiteitswerkers, georganiseerd door de vakbond SUNPU (nationale vakbond van universiteitswerkers). De vakbond werd geleid door een zekere Caldarelli, die aan het einde van de strijd de werkers zou vragen om hem een auto, een FIAT 500 ”te geven’ voor zijn inzet. De vakbond eiste van de rector van de universiteit een loonsverhoging, gezien het schrikbarende verschil tussen de salarissen van universiteitswerkers en die van de werkers die via het Pio Istituto in dienst waren van de overheid, maar die dus beide in hetzelfde ziekenhuis werkten. Ze verrichtten allemaal identieke zorgtaken, werkten in de universiteitsklinieken en ziekenhuisgangen, maar kregen verschillende lonen.

Deze eerste strijd duurde drie maanden. Universiteitswerkers werkten alleen de diensten waarvoor ze werden betaald, dezelfde diensten van 8:00 tot 14:00 uur als de ambtenaren. De vakbond maakte een einde aan de staking nadat ze een “buitengewone compensatie” en veel beloften had weten te krijgen. Tijdens de vergadering in het gebouw van de rector, waar formeel werd besloten om het conflict te beëindigen, stemden de kameraden van het collectief tegen en begonnen ze zich bekend te maken bij de werkers.

Er werden bijeenkomsten gepland in verschillende ziekenhuizen en klinieken, er werden bijeenkomsten gehouden met tijdelijke werkers, met werkers van de Tiburtina-fabrieken en met de ontslagen werkers van een privékliniek, Villa Domelia.

In de zomer van 1972 werd het comité voor de strijd van dagloners opgericht. Dat waren arbeiders die, bijna altijd zonder enige opleiding, werden ingezet voor verzorgings- en schoonmaaktaken. Ze werden dagelijks opgeroepen om te werken op de afdelingen en in de facilitaire diensten, afhankelijk van de verzoeken van de “hoofdzusters” (nonnen) én afhankelijk van de kaas en andere aardse offers die ze als geschenk meebrachten! (Velen waren boeren.) Er waren 272 van deze arbeiders en samen met de kameraden van het collectief organiseerden ze pamfletten, mobilisaties, meetings met het management en zelfs stakingsdagen. Om de aandacht van de pers en de televisie te trekken dreigde een van hen van het dak van de kinderkliniek te springen als hij niet werd aangenomen, terwijl de kameraden pamfletten uitdeelden en een bijeenkomst organiseerden voor de kliniek, compleet met trompetten! Na enkele maanden van strijd verloor de mobilisatie van deze arbeiders aan kracht, terwijl de pogingen van de vakbond (de FLO-federatie van ziekenhuiswerkers werd toegevoegd aan de SUNPU) om de acties af te breken, en hun eisen uit te verkopen, steeds succesvoller werden.

In december 1972 werden slechts 60 van de dagloners vast in dienst genomen, maar met deze voorhoede die de strijd leidde, kwamen er nieuwe en strijdbare arbeiders bij het collectief. “Eenoog” (“Guercio”) Daniele en “Kleintje” (‘Piccoletto”) Totò, Francone, Ottavio, Albertino, Assunta, Maria Teresa, Il Biondo, Franca, Rosa, Antonione werden de referentiepunten in de klinieken. Hun levensverhalen waren verweven met de wens om voor het eerst hoofdrolspelers te worden in de wereld die om hen draaide, maar die hen nooit had gezien of gehoord.

Dankzij deze nieuwe groep binnen het collectief met een groot aantal geneeskundestudenten, konden we uitbreiden naar bijna alle universitaire klinieken: van verloskunde, keel-, neus- en oorgeneeskunde, kindergeneeskunde, neurologie tot medische klinieken. Alleen de chirurgische klinieken verzetten zich, omdat ze het territorium waren van hele families (vaders, broers, zonen) van vakbondsleden en leden van de Italiaanse Communistische Partij (PCI), en die verbonden waren met baron-achtige belangen en cliënten met privileges.

Onder de ziekenhuiswerkers die op de afdelingen, bij de receptie en in de keukens werkten (in totaal 400, tegenover 1.500 universiteitswerkers), slaagden we erin contact te leggen met een aantal mensen die tijdens de strijd zelf geïnteresseerde en behulpzame kameraden waren, maar die later instrumenten van provocatie en controle van de PCI zouden worden. Dat hadden we zeker eerder kunnen voorzien, gezien het feit dat ze zich als macho-eikels gedroegen tegenover de vrouwelijke studentenkameraden van het collectief en hun behoefte om koste wat kost leuk gevonden te worden (harige borstkassen, verleidelijke blikken, verbale steun voor gendergelijkheid terwijl hun vrouwen thuis bleven!). Deze ellendelingen probeerden het voortdurend, en gingen vaak zo ver dat ze alleen aan mobilisaties en sociale gelegenheden deelnamen in de hoop seks te hebben. Onnodig om te zeggen: ze werden altijd en voortdurend afgewezen. En terwijl de vrouwelijke kameraden de moeizame weg begonnen om deze opportunisten te ontmaskeren, verdedigden de mannelijke kameraden die trager waren en meer gehecht aan bepaalde rollen en privileges, hen door hun beperkingen te erkennen maar hen te rekenen tot de “kameraden die moeten worden geholpen om volwassen te worden”!?!!

In februari 1973 begonnen we aan te dringen op gratis medische zorg. Bedenk wel dat dit vóór de hervorming van de gezondheidszorg was, dat er verschillende zorgverenigingen waren met verschillende zorgaanbiedingen, maar dat we voor al het andere moesten betalen. Normaal gesproken zijn de wachttijden in de rijen voor de klinieken zenuwslopend. De patiënten komen al om vijf uur ‘s ochtends aan om een nummertje te trekken en worden lastiggevallen en bespot door de superdrukke “goden in het wit” in hun privéklinieken, en die geen moer geven om de dienstverlening in het ziekenhuis! De kameraden van het collectief ‘vermomden’ zich als patiënten en begonnen hun rechten op te eisen. De andere mensen raakten onmiddellijk betrokken en na de bezoeken betaalde niemand! Oogarts, verloskundige, KNO-arts… elke ochtend werd er een nieuwe gezondheidsafdeling georganiseerd. De medische baronnen begonnen nerveus te worden en beseften dat het aansloeg, zelfs zonder de aanwezigheid van de kameraden van het collectief. Ondertussen hield het collectief zich bezig met tegen-informatie over de verschillende panden die de artsen privé bezaten, over hoeveel tijd ze in hun privéklinieken doorbrachten en hoe ze niet meer dan ‘spoken’ waren in de poliklinieken (waar ze formeel in dienst waren). De kameraden kwamen in actie tegen de zogenaamde “betaalkamers”, een schandelijke instelling die eersteklas zorg garandeerde voor mensen met geld, en die de armen achterliet in de barak-achtige ziekenzalen. Met een stoet van arbeiders slaagden ze erin de betaalkamers te sluiten!

In augustus 1973 kwam de vakbond SUNPU met de rector van de universiteit tot een akkoord over een specifieke pensioenuitkering voor de ambtenaren. Het behoeft geen betoog dat dit vooral ten goede kwam aan de hooggekwalificeerde werkers, terwijl de arbeiders slechts een paar kruimels kregen!

In september 1973 moest de cao voor ziekenhuiswerkers worden verlengd, en het collectief was aanwezig bij de vergaderingen. Ze stelden een verkorting voor van de werktijden en adequate loonsverhogingen, en verzetten zich tegen de enige eis van de vakbond, namelijk een verhoging van de overwerktoeslag!

Ook de bijeenkomsten in de universiteitskliniek werden hervat. De SUNPU stelde een speciale toelage voor, de De Maria-toelage. Die gold ook voor niet-ziekenhuispersoneel, als minimale maatregel om de lonen tussen de werkers in dienst van de universiteit en de werkers in directe dienst van het ziekenhuis gelijk te trekken. De werkers verwierpen dit voorstel en begonnen te praten over “regionalisering”, dat wil zeggen de overdracht van alle universiteitswerkers die in de polikliniek werken naar de geldende regionale cao voor ziekenhuiswerkers.

In december 1973 begon de strijd van de universiteitswerkers opnieuw – ze hadden iedereen duidelijk gemaakt dat de rector en de vakbond hen voor de gek hielden, terwijl de medewerkers zelf hongerlonen bleven krijgen (maximaal 50.000 lire per maand voor universiteitswerkers tegenover 400.000 voor ziekenhuiswerkers).

Er werden bijeenkomsten georganiseerd in alle klinieken, en het aantal deelnemende werkers nam met de dag toe. De vakbonden distantieerden zich van die strijd en veroordeelden hem zelfs. De werkers begonnen opnieuw alleen in de verkorte dienst van 8:00 tot 14:00 uur te werken, en besloten op de bijeenkomst hoe de noodzakelijke zorgdiensten konden worden gegarandeerd om ziekenhuispatiënten en spoedeisende hulp niet in gevaar te brengen. Binnen een paar weken waren de twintig werkers die de mobilisatie waren begonnen, uitgegroeid tot meer dan duizend! Elke ochtend werden er algemene bijeenkomsten gehouden in de klaslokalen van de polikliniek, waaraan veel kameraden van de Autonome Arbeiderscomités (bestaande uit ENEL-werkers uit de energiesector, krakers uit de arbeidersklasse en werkers die de zelfbepaalde kortingen op de huur en andere rekeningen organiseerden, advocaten, enzovoorts ) deelnamen. De Arbeidersvergadering werd opgericht, het enige besluitvormende orgaan om de strijd voort te zetten. Er werden onderhandelingen gestart met de verschillende bazen en er werden optochten gehouden door heel Rome. De aanklachten tegen de medische baronnen en hun misbruiken kregen nog meer inhoud door de directe getuigenissen van de honderden arbeiders die tijdens dagelijkse bijeenkomsten de moed hadden verzameld om het slijk af te schudden dat hun recht op gezondheid en hun waardigheid als arbeiders verstikte!

Van illegale drugstests waarbij patiënten als proefkonijnen werden gebruikt, tot lijken die in koelkasten van de verloskundige kliniek werden opgesloten, tot kapotte liften, tot onbruikbare toiletten, tot onmenselijke omstandigheden op de afdelingen, tot gevallen van corruptie en verduistering door de medische baronnen, tot de aanklacht wegens moord door twee spoedeisende hulp-artsen, Malizia en Buonaccorsi, die een 24-jarige vrouw doodden via een slecht uitgevoerde tracheotomie. Het academisch ziekenhuis werd ontmaskerd en de universitaire wetenschap werd eindelijk getoond voor wat ze was: een enorme bron van winst ten koste van het recht op gezondheid, de plicht om les te geven, en de noodzaak van onderzoek dat niet gericht is op winst maar op het algemeen belang!

De straten van Rome werden overspoeld door honderden arbeiders die riepen: “Het ziekenhuis is van de bevolking”, “Ze exploiteren ons, ze vermoorden ons, ze gooien ons in de goot en noemen dit gezondheidszorg”, “Arbeiders en zieken verenigd in de strijd”, “Gratis klinieken”, “We zijn de baronnen en vakbonden zat”, “De baas behandelt ons om ons uit te buiten, we zullen hem vernietigen zodat hij ons niet ziek maakt”, “Nee tegen het academisch ziekenhuis”. De muren van de polikliniek waren vol met teksten en posters die de wandaden van de verschillende baronnen beschreven, hun intriges en belangen in de privésector, hun misbruik van patiënten en arbeiders.

De alliantie tussen werkers en patiënten was iets tastbaars, eerst door hen samen met hun familieleden te betrekken bij de kliniek-bijeenkomsten waar we de redenen voor onze strijd uitlegden, vervolgens door hun talrijke deelname aan de algemene bijeenkomsten waar ze rechtstreeks getuige waren van de baron-achtige onrechtvaardigheden en onderdrukking, en ten slotte tijdens sociale evenementen (om maar één voorbeeld te noemen: het optreden van Dario Fò in een volgepakte Stefanini-zaal). Na een klacht in een bijeenkomst werd een patiënt opgenomen in een chirurgische kliniek in plaats van overgebracht naar een privékliniek. Anderen organiseerden zich op de afdelingen en begonnen hun rechten op te eisen: van fatsoenlijker eten tot het weigeren om als proefkonijnen te worden gebruikt (waarbij de artsen behandelingen als chantage inzetten), tot aan de publicatie van lijsten met operaties die te vaak werden uitgesteld vanwege voorrang vor de privé-patiënten van de verschillende medische baronnen. Er werden veel folders gedrukt over het recht op gezondheid en alle klachten werden openbaar gemaakt om de onvoorwaardelijke macht van de baronnen en hun lakeien in te perken en te beheersen.

Onder de lakeien bevinden zich de stakingsbrekers die zich volledig onderwerpen aan de belangen van de baronnen voor hun persoonlijk gewin (denk aan arbeidsvoorwaarden, of een tweede salaris in een van privéklinieken), maar ook veel van de vakbondsleden en de nonnen, die allemaal hoofdverpleegsters zijn en de ideale bondgenoten van de baronnen tegen de zieken en de arbeiders.

De aanvallen van de vakbonden en de linkse partijen, onder leiding van de Communistische Partij, lieten niet lang op zich wachten. Het regende aanklachten, uitsluitingen en dreigementen om al het werk op te schorten om niet te worden geïnstrumentaliseerd door “de gewelddadige minderheid”. Zodra de strijd begon, kwam de SUNPU met de rector overeen om 100.000 lire aan voorschotten te geven aan universiteitswerkers. Als reactie daarop zegden 1.500 werkers onmiddellijk hun lidmaatschap van de vakbond op!

In januari 1974 stelde minister van Onderwijs Malfatti, op initiatief van de baronnen, een maatregel voor om werkers van universiteiten en regionale (ziekenhuis)instellingen op gelijke economische voet te plaatsen. Maar de werkersbijeenkomst verwierp de maatregel!

In februari werd de strijd voor de gratis klinieken hervat en werden de confrontaties steeds heftiger: sommige baronnen belden de politie en lieten zich uit hun kliniek begeleiden om te voorkomen dat mensen bij hun operaties gratis diensten zouden eisen. Anderen sloten zich op in de kamers, en weer anderen weigerden op bezoek te komen omdat ze zich “beheerst voelden”. Maar de werkers en gebruikers kregen altijd hun zin en de klinieken bleven voor iedereen gratis!

In februari trad de politie op tegen de stakingen en begonnen werkers de toegangspoorten van de polikliniek te blokkeren. Ze eisten een wetswijziging om regionale contracten voor alle universiteitswerkers te krijgen.

Ook begonnen toen de aanklachten en arrestaties: Francone zat een maand in de gevangenis, en er waren nog vier andere arrestatiebevelen en negenenveertig verdachten. Een bemiddelaar arriveerde, professor Biocca, de “rode baron”, die vanwege zijn PCI-verleden en zijn “eer” – als woordvoerder van de rector – probeerde een oplossing te vinden! Hij werd uit de bijeenkomsten verwijderd en op veel muren van het ziekenhuis kon men daarna “Biocca Beul en Nar” lezen, terwijl hij zelf met een emmer en verf bezig was om ze schoon te maken. Zonder enige twijfel heeft hij persoonlijk activisten onder de arbeiders verlinkt en aangeklaagd.

In april werd een wet voorgesteld (genaamd Wet 200) voor de overplaatsing van de universiteitswerkers naar het Pio Istituto, de regionale instantie. Maar de wet werd in twee artikelen opgesplitst, een over economische gelijkheid en een over de mogelijkheid van verzoek tot overplaatsing. Partijen, vakbonden en baronnen stelden voor om de strijd te beëindigen, maar de werkers besloten bijeen te blijven totdat de wet definitief zou worden goedgekeurd!

Na vijf maanden van strijd werd de wet op 30 april 1974 goedgekeurd. De arbeiders vierden hun grote overwinning, wat niet die dubbelzinnige en voor interpretatie vatbare wet was, maar hun vermogen om onafhankelijk tegen machtige vijanden te hebben gestreden met de kracht en rechtvaardigheid van hun eigen ideeën en rechten.

Vervolgens eisten 1.800 werkers, oftewel tachtig procent van het universiteitspersoneel, een overplaatsing, ondanks de dreigementen van de baronnen dat ze hun baan in de klinieken zouden verliezen en ondanks het feit dat zowel het universiteitsbestuur als het regionale bestuur moeilijkheden en obstakels opwierpen. De werkers van de polikliniek waren zeer standvastig en vasthoudend. Ze waren vastbesloten om hun strijd en doelstellingen niet te verloochenen en hun machtsevenwicht te behouden door middel van directe participatie!

Deel 2 verschijnt binnenkort.

Noot (*) Deze beide teksten worden waarschijnlijk ook nog wel naar het Nederlands vertaald.

Reacties (0)

Voeg nieuwe reactie toe

Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.