Rechts en Links
l weer zo’n jaar of vijftien treffen twee oud-collega’s en ik elkaar ongeveer elk kwartaal, Vroeger in een café, de laatste jaren thuis bij de jongste van ons die dit jaar met pensioen gaat en druk bezig is met het schrijven van een boek over, nauwelijks verrassend, de ‘oudere werknemer’. De derde is lokaal politiek actief, GroenLinks-PvdA en ik ben lid van de redactie van “webzine Solidariteit”.
9 september, 2025 5 min leestijd
(Foto Public Domain Pictures, CC0 Public Domain)
Vorige week vrijdag (22-08-2025) spraken we over de vrijwel mondiale verrechtsing en betrapten elkaar op een klassieke stagnatie in de discussie. Als verklaring kwamen we in eerste instantie uit bij het ‘falen van links’, maar al snel moesten we concluderen dat we in onze redenering ronddraaiden. Immers ook dit falen behoeft een verklaring. Een poging.
Maar zo eenvoudig is dat niet, dus is enige ordening gewenst. Links staat, anders dan rechts, kritisch ten opzichte van het kapitalisme en zijn economische en sociale tegenstellingen, zo niet verwerpt deze – van uitbuiting tot discriminatie en klimaatvervuiling.
De gebruikte aanduidingen ‘links’ en ‘rechts’ zijn echter te grof. Zo loopt links van revolutionair tot sociaaldemocratisch en rechts van conservatief tot fascistisch. Om deze bijdrage voor Konfrontatie een beetje in de hand te houden, is gekozen voor de Nederlandse situatie en partijen die aan het parlement deelnemen. Overigens, de actuele politieke chaos blijft onbesproken.
cijfers
Wat links betreft, is de sociaaldemocratie vertegenwoordigd en ontbreken revolutionaire pretenties. Bij recente peilingen verwerven GroenLinks-PvdA: 16 tot 18 procent en de SP: 4 tot 5 procent.
Bij rechts tekenen zich fascistoïde trekken af, met name bij de partij die het hoogste scoort in de peilingen: de PVV (17-20 procent). Alleen al radicaal autoritair, omdat de oprichter (2006) het enige lid is. Opvallend is dat buiten de traditionele rechtse partijen – CDA: 13-16 procent en de VVD: 13-15 procent – de andere kort geleden zijn opgericht en laag scoren in de peilingen.
Tot slot nog wat gegevens. In de periode 2010-2021 was de VVD de grootste partij. Het CDA was dat van 2002-2006 en de PvdA in 1998 en 1999. Vanaf 1989 nam de PvdA vier keer deel aan de regering. In 1989-1994 met het CDA; in 1994-1998 en 1998-2002 met VVD en D66; in 2007-2010 met CDA en ChristenUnie en in 2012-2017 met de VVD. Oftewel, in een coalitie met rechts, zonder deelname van de SP.
neoliberalisme
In tegenstelling tot de VVD en het CDA die in de jaren 2010-2012 een regering vormden met ‘gedoogsteun’ van de PVV, heeft de PvdA de regeringslust niet zover laten komen. Haar falen ligt bij de inhoud van het beleid van de regeringen waaraan ze deelnam en de kwaliteit van de oppositie.
Zo trad de PvdA toe tot wat is gaan heten Rutte II (2012-2017 -“bruggen slaan”). Een regering die de verzorgingsstaat geleidelijk terugdrong, inclusief het verval van een systeem van sociale akkoorden en prioriteit voor sociale zekerheid, armenzorg, gezondheidszorg en onderwijs. Deze verzorgingsstaat, ook wel ‘welvaartsstaat’ genoemd, is traditioneel het keurmerk van de sociaaldemocratie, maar sneuvelde onder het ‘neoliberalisme’. Deze politiek-economische stroming tracht de individuele vrijheid te bevorderen door een vrije markt te creëren en kent de overheid een beperkte rol toe. Ze wordt gedragen door onder meer privatisering, deregulering, marktwerking en vermindering van handelsbelemmeringen. Bovendien is het neoliberalisme gericht op de terugdringing van de invloed van de vakbonden, staatsbedrijven en collectieve voorzieningen.
Na de jaren zeventig kreeg het neoliberalisme steeds meer voet aan de grond. Wel wat tragisch, na de daaraan voorafgaande regering met de PvdA coryfee Den Uyl, 1973-1977. De premier die met de christelijke partijen en D66 het kabinet vormde dat wel het meest progressieve na de Tweede Wereldoorlog genoemd wordt.
ontwrichting
Terug naar het falen van links. Tot nu toe in verband gebracht met de Partij van de Arbeid vanwege haar regeringsdeelname. In deze bijdrage blijft het daarbij. Een onderzoek naar de radicalere SP – programma en praktijk – blijft dus (voorlopig?) liggen. Een reden te meer om stil te staan bij de verbinding van het neoliberalisme met bijvoorbeeld de flexibilisering van de arbeid. De veronderstelde ‘persoonlijke vrijheid’ en minder collectieve regulering van het neoliberalisme leiden onvermijdelijk tot minder sociale bescherming en meer onderlinge concurrentie van de ‘flexibele werkers’.
De praktijk van de flexibilisering laat zien dat de ondernemers zowel de arbeidstijd als de arbeidshandelingen als het even kan naar hun belang willen praktiseren. ‘Volgende week niet’, ‘dat werk wel’. Niet voor niets wordt flexibilisering verbonden aan ‘precaire arbeid”: onzeker, onvoorspelbaar, onveilig; uitgemond in het precariaat. Met als dieptepunt de zogenoemde migrantenarbeid: veelal in de vlees- en metaalindustrie en de land- en tuinbouw. Niet alleen uit Marokko en Turkije afkomstig, Laagbetaald, zonder sociale rechten, vaak geen verblijfsstatus en door de ondernemers ‘geboden’ gebrekkige woonmogelijkheden – geen werk, geen woning. Geschatte aantal zes- tot achthonderd duizend! Inmiddels onmisbaar voor de gretige winstmakers die vrijwel ongecontroleerd hun gang gaan. Rechts, het kapitaal dienend, laat hier schijnheilig als het even kan, hun nationalistische migrantenhaat minder spreken.
Een derde vorm, waarmee ondernemers de arbeid goedkoper maken, is uitbesteding van bijvoorbeeld (salaris}administratie of delen van het productieproces. En daaruit is dan bijvoorbeeld de ‘zelfstandige zonder personeel’ voortgekomen, regelmatig op zoek naar werk en vaak zonder de gebruikelijke voorzieningen bij werkloosheid en pensioen.
Bij elkaar genomen een grondige ingreep in de organisatie van de arbeid. Met name bij een economische neergang en crisis kan hier van een proces van ontwrichting gesproken worden. Meer dan voorheen is de positie van de werkers kwetsbaar en afhankelijk van sociale voorzieningen en scholing. De recente oproep van de Partij van de Arbeid voor een herstel van de verzorgingsstaat en de wens voor vernieuwde solidariteit zijn veelzeggend: ‘redden wat er te redden valt’, oftewel een erkenning van een eerder falen.
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.