Te jong, te oud, te vergeten: ageïsme treft ons allemaal
Hoe ik als activist zowel dader als slachtoffer werd – en waarom dat hoop geeft
Inleiding: mijn eigen blinde vlek
We vechten tegen racisme, seksisme en andere vormen van ongelijkheid. We organiseren, analyseren, protesteren. Maar er is een vorm van discriminatie die vaak ongemerkt blijft: ageïsme. En het treft ons allemaal, jong én oud. Het sluipt door onze taal, onze beslissingen, onze verwachtingen. Het is subtiel, het is structureel, en het wordt door onszelf vaak ongemerkt in stand gehouden.
Ik schrijf dit niet als buitenstaander, maar als iemand die ageïsme zowel heeft moeten ondergaan als – vaak onbewust – zelf heeft toegepast. Ik ben genegeerd omdat ik “te jong” zou zijn, en ik heb mijn bejaarde ouder betutteld “omdat dat makkelijker is”.
Door dat dubbel perspectief zie ik ageïsme niet als een moralistisch vingertje, maar als een uitnodiging: een confrontatie die we kunnen gebruiken om rationeel sterker te staan, verdeeldheid te verminderen en gelijkheid consequenter te maken.
Waarom ageïsme zo verraderlijk is
Het vervelende van ageïsme is dat we er allemaal slachtoffer van zijn en dat we er zelf vaak aan meedoen. We lachen om grappen over “oude mensen” of zeggen: “de jeugd van tegenwoordig…” zonder erbij stil te staan dat we impliciet iedereen een stempel opleggen op basis van leeftijd.
Het is alsof we een onzichtbare timer op mensen plakken: te jong? Niet serieus te nemen. Te oud? Niet meer relevant. En ondertussen lachen we erom alsof het gewoon humor is. Maar die grapjes zijn eigenlijk kleine, stiekeme machtsverdelingen.
Wie zich bewust wordt van deze patronen, zal merken hoe vaak ze voorkomen – bij onszelf en bij anderen. Het is een structureel probleem, zoals verdoken racisme of subtiele seksistische beeldvorming: vaak onopgemerkt, maar met serieuze impact op wie we zijn en wat we durven te doen.
Ageïsme: meer dan alleen “te oud” of “te jong”
Ageïsme – de term werd in 1969 geïntroduceerd door gerontoloog Robert Butler – is niet louter leeftijdsdiscriminatie.
Het is een complex netwerk van stereotypen, sociale representaties en institutionele praktijken dat mensen op basis van leeftijd ongelijk behandelt. Net als seksisme of racisme is ageïsme vaak verborgen en genormaliseerd – en precies daarom zo verraderlijk.
Oud én jong: voorbeelden uit het alledaagse
Het zit in ogenschijnlijk kleine gebaren. De ober die aan iemand anders vraagt of oma het koud heeft of wat opa wil eten. Het verkleinen van voornamen zonder toestemming – “Paultje” – alsof autonomie vanzelf afneemt met leeftijd.
Maar het gebeurt ook omgekeerd. Kleintjes die we te veel sturen in hun gedrag, in plaats van te kijken wat ze ons kunnen leren. Een peuter laten wandelen in zijn wereld – niet steeds op jouw maat. Je zou je verbazen hoeveel we kunnen leren van die kleine mens die de wereld benadert zonder onze referentiekaders.
Een dertiger op een optreden krijgt te horen hoe “tof” het is dat hij er “ook nog bij is”. Een vijftiger die zich op de dansvloer uitleeft, krijgt een schouderklopje of wat bedenkelijke blikken, alsof het een prestatie is dat hij nog op de dansvloer staat of not done is hoe hij daar nog tekeergaat. Jongeren op een bingoavond horen dan weer dat hun deelname “verfrissend” is – een impliciet signaal dat ze niet vanzelfsprekend meetellen.
Op sociale momenten wordt ageïsme zichtbaar op verrassende manieren. Een veertiger op een dansfeest vol jongeren wordt soms weggekeken, bespot of licht gewantrouwd. En jij lacht mee, want het voelt ongemakkelijk om het niet te doen.
In relaties met bejaarde ouders nemen we vaak onbewust beslissingen voor hen, of vullen we in wat ze “wel kunnen”. Omgekeerd verliezen we geduld met jongeren die in hun taal of tempo anders communiceren dan wij gewend zijn.
Deze voorbeelden lijken klein, maar sociaalpsychologisch onderzoek toont dat micro-ongelijkheden cumulatief zijn en meetbare effecten hebben op zelfbeeld, participatie en welzijn (Levy et al., Psychological Science, 2002).
Van micro naar macro: de structurele laag
Ageïsme wordt ook institutioneel.
Vacatures voor “junior”-functies impliceren dat oudere kandidaten ongewenst zijn. Oudere werkers worden gestereotypeerd als “minder flexibel” of “moeilijk bij te scholen”, terwijl jonge werkers niet altijd serieus worden genomen. In media zien we ouderen veelal als hulpbehoevend cliché, jongeren als onervaren en naïef.
Butler noemde dit een “systemic form of prejudice” die, net als racisme, toegang en macht structureel verdeelt.
Naarmate we ouder worden, wordt ageïsme scherper. Adviezen worden genegeerd, ervaring wordt afgedaan als achterhaald, en zelfstandigheid wordt betwijfeld. Media en beleid zenden signalen uit: ouderen zijn minder zichtbaar, minder relevant, minder aanwezig in besluitvorming. Terwijl creativiteit, wijsheid en daadkracht geen houdbaarheidsdatum hebben.
Alles begint ook hier met zelfzichtbaarheid. Zelfreflectie. Merk je in jezelf de reflex: “pas ik hier nog wel tussen?” of “is dit wel iets voor jonge mensen?”
Stop even en vraag je af: waarom denk ik dat nu eigenlijk?
Waarom het niet bedreigend hoeft te zijn
Omdat ageïsme universeel is, kan niemand het monopoliseren. We zijn allemaal jong geweest, we worden allemaal ouder. Dat maakt het niet minder schadelijk, maar wél toegankelijker: het erkennen dat we zowel slachtoffer als dader kunnen zijn, haalt de angel eruit.
Het opent de deur om samen patronen te doorbreken in plaats van elkaar te beschuldigen.
Van confrontatie naar kracht
Onderzoek naar “framing interventions” (Weiss & Freund, 2019) laat zien dat mensen minder impliciete leeftijdsvooroordelen hebben als ouder worden wordt gepresenteerd als een bron van ervaring en energie, en als we erkennen dat jongeren met een verfrissende blik naar de wereld kunnen kijken.
Voor iedereen is dat goed nieuws: door andere verhalen te vertellen, andere beelden te gebruiken, door gewoon op te letten hoe we over leeftijd praten, kunnen we echt al een verschil maken en discriminatie mee helpen indijken.
Concrete stappen
- Zelfreflectie: stop bij automatische aannames – “die is vast te jong/te oud om dit te begrijpen.”
- Autonomie respecteren: laat ouderen en kinderen zelf spreken; corrigeer subtiele betutteling.
- Institutioneel denken: vraag organisaties en media om leeftijd irrelevanter te maken in beleid, werving en beeldvorming.
- Intergenerationele nieuwsgierigheid: laat je door een peuter leiden, luister naar jongeren in hun eigen taal, vraag een oudere naar hun plannen in plaats van voor hen te beslissen.
Conclusie: een gelijkheid zonder leeftijdsgrenzen
Ageïsme is geen grappig randverschijnsel maar een discriminatievorm die dagelijks, vaak onopgemerkt, de ruimte van gelijkheid uitholt.
Juist omdat het iedereen treft, kunnen we er samen iets aan doen. Door ons eigen daderschap én slachtofferschap te erkennen, hoeven we ons niet bedreigd te voelen. Integendeel: het geeft ons een krachtig vertrekpunt om consequent te handelen naar waarden van gelijkheid en niet-discriminatie die we al verdedigen.
De generatie die we vandaag misschien wegwuiven, kan morgen leiderschap of initiatieven opnemen om net die dingen te realiseren waar we al van dromen. Ageïsme bestrijden is niet alleen rechtvaardig – het is slim, verbindend en hoopgevend.
Oproep tot intellectuele én morele actie
We hebben als samenleving geleerd om racisme en seksisme te herkennen – en terecht. Maar over leeftijd blijven we opvallend stil.
Politici spreken over “participatie” en “gelijke kansen”, terwijl beleid en beeldvorming tegelijk hele generaties reduceren tot doelgroepen: jongeren die “nog niets begrijpen” en ouderen die “niet meer meekunnen”.
Dat is niet alleen onrechtvaardig, het is ook intellectueel lui en moreel gemakzuchtig.
Ageïsme vraagt dus méér dan empathie. Het vraagt zelfonderzoek, eerlijk denken en politieke moed: de bereidheid om onze eigen vooroordelen te zien, en om ook daar waar het ongemakkelijk wordt, consequent te blijven in wat we zeggen te verdedigen – gelijkheid.
En jij, lezer – wat deed dit stuk met je?
Raakte het een snaar, riep het weerstand op, of bracht het iets herkenbaars naar boven? Misschien dacht je even aan iemand uit je omgeving, of aan een moment waarop je zelf te jong of te oud werd gevonden.
Dat zijn waardevolle gedachten. Want precies dáár, in dat eerlijke nadenken, begint intellectuele én morele vooruitgang. Voel je zeker ook vrij én veilig om een gedachte met ons te delen in een reactie.
Paul Siperius
(Sociaal-cultureel agoog en activist)
Verwerkte bronnen (selectie)
- Butler, R. N. (1969). “Age-ism: Another form of bigotry. The Gerontologist”.
- Levy, B. R. et al. (2002). “Longevity increased by positive self-perceptions of aging. Psychological Science”.
- Sue, D. W. (2010). “Microaggressions in Everyday Life”.
- Allen, R. S. et al. (2023). “Age-related microaggressions: Their frequency, emotional impact, and relationship to negative affect”, Journal of Applied Gerontology.
- Weiss, D. & Freund, A. M. (2019). “Still young at heart: Framing interventions and implicit age bias”, Psychology and Aging.
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.