Forum voor Anarchisme
ArtikelenDe AnarchokrantDossiersEventsWiki // Hulp bronnenContact // InzendingForum
|
anarchokrant10 november 2025

Herbert Marcuse en het “gespleten geweten” van de hedofascist (deel 2)

Author: Doorbraak.eu | GEPLAATST DOOR: De Anarchokrant | Bron: doorbraak.eu

Deel 1 lees je hier.

Repressieve desublimatie: de seksuele revolutie verraden

Hoewel Marcuse met “Eros en cultuur” (1955) was uitgegroeid tot een van de belangrijkste theoretici van de seksuele revolutie, was hij uiterst kritisch op het feitelijke verloop ervan in de jaren zestig en zeventig. De seksualiteit was wel vrijer geworden door de toegenomen welvaart, maar de vereiste socialistische omwenteling van het kapitalisme had geenszins plaatsgevonden. De bevrijde seksualiteit bleef binnen de repressieve kaders van het kapitalisme, onderworpen aan klasse-onderdrukking en surplus-afroming.

“Repressieve desublimatie” is Marcuse’s term voor deze kapitalistische inkapseling van de seksuele revolutie. Enerzijds werd de seksualiteit “gedesublimeerd”, in die zin dat het libido werd bevrijd van de repressieve sublimering die Freud noodzakelijk achtte voor beschaving als zodanig. Anderzijds echter bleef deze desublimatie repressief in die zin dat de bevrijde seksualiteit werd gecommodificeerd en als consumptie-artikel werd ingezet in het kapitalisme: “Seksuele vrijheid is in die zin in overeenstemming gebracht met profijtelijk conformisme.” (Marcuse 2022: 109)

Met zijn notie van repressieve desublimatie, kortom, voorzag Marcuse welke rol de bevrijding van het libido zou spelen in het consumptieve laat-kapitalisme, waarmee hij anticipeerde op Lacans en Žižek analyses van het hedonistische superego. Hoewel Marcuse niet letterlijk spreekt van permissief of hedonistisch superego, kan men stellen dat repressieve desublimatie bij hem in dezelfde richting wijst: waar “desublimatie” duidt op het permissieve aspect van de seksuele bevrijding, daar duidt het “repressieve” ervan op de kapitalistisch-maatschappelijke dwang die achter deze ‘bevrijding’ schuilgaat – een dwang die door het hedonistisch superego psychisch is geïnternaliseerd.

Repressieve desublimatie is volgens Marcuse niet iets wat het consumptieve welvaartskapitalisme toevallig overkomt; het is een actieve strategie van inkapseling. Waar, zoals gezegd, het kapitalisme zelf door de technologische vervanging van menselijke arbeidskracht de voorwaarden schept voor een vermindering van libido-repressie, daar moet het kapitalisme tegelijk een oplossing vinden voor de subversieve krachten die zo vrijkomen. Anders zou het bevrijde verlangen wel eens revolutionair kunnen worden:

“In het systeem heerst immers de vrees dat de gevestigde orde van overheersing ineen zal storten. Anders gezegd: om te overleven moet de beschaving het droombeeld afweren van een wereld die werkelijk vrij zou kunnen zijn.” (Marcuse 2022: 108)

Hoe verder de technologische ontwikkeling voortschrijdt, hoe repressiever het kapitalisme moet worden om deze revolutionaire dreiging tegen te gaan: “Juist omdat de mens de vervulling van zijn verwachtingen nooit zo dicht genaderd is, is hij er nooit zo streng van afgehouden ze te vervullen.” (Marcuse 2022: 261) Na het techno-erotisch utopisme van “Eros en cultuur” (1955) volgde in 1964 dan ook het veel pessimistischere boek “De eendimensionale mens”.

Daarin onderzoekt Marcuse hoe de enorm ontwikkelde technologie, welvaart en vrijheid ingezet worden om de subversieve potenties ervan de kop in te drukken. Repressieve desublimatie is daarin slechts één strategie; een nauw verwante strategie is die van “repressieve tolerantie” – een van Marcuse’s meest controversiële begrippen. Repressieve tolerantie is een strategie om tegengeluiden en oppositionele bewegingen onschadelijk te maken: hen wordt een mate van formele, liberale vrijheid toegestaan, die echter in praktisch opzicht totaal kansloos en ongevaarlijk is gegeven de overweldigende macht en consensus van de heersende orde – een schijnvrijheid dus, die de heersende orde juist bestendigt. Want: “In zo’n geval wordt de vrijheid (van ideeën, van vergadering, van meningsuiting) een instrument om onderdanigheid goed te praten.” (Marcuse 2025: 13)

Het resultaat van deze inkapselingsstrategieën, aldus Marcuse, is een “eendimensionale” maatschappij waarin de mentale ruimte voor fundamentele kritiek op en alternatieven voor de bestaande orde zo goed als is verdwenen. Het ontluikende consumentisme van de jaren vijftig en zestig stelde het kapitalisme niet alleen in staat om de focus van uitbuiting te verschuiven van arbeid naar consumptie, maar ook – volgens Marcuse – om de westerse arbeidersklasse te verzoenen met het heersende en exploitatieve kapitalistisch systeem:

“Waarom zou de omverwerping van de bestaande orde van vitaal belang zijn voor mensen die in bezit zijn van […] mooie kleren, een goed gevulde provisiekast, een tv, een auto, een huis enzovoort, allemaal binnen de bestaande orde?” (Marcuse 1965: 270)

Ook al zijn de bevredigde behoeften volgens Marcuse “valse behoeften”, gecreëerd door reclame en cultuurindustrie, toch levert hun bevrediging voldoende amusement, plezier en genot op om mensen hun ellende te doen vergeten. Het consumptief genieten leidt tot “spontane aanvaarding” van de heersende orde (Marcuse 2023, 103). Voor Marcuse was het vrijgekomen seksuele genot van repressieve desublimatie een cruciaal onderdeel van dit pacificerende consumentistisch genieten. Het genot van repressieve desublimatie is “bevrediging op een manier die onderwerping genereert en de rationaliteit van het protest verzwakt” (Marcuse 2023: 105).

Repressieve desublimatie vs. klassenstrijd

Tegenover de eendimensionale maatschappij van het consumptieve laat-kapitalisme plaatst Marcuse de oudere “tweedimensionale” maatschappij van het klassieke, op uitbuiting van arbeid gebaseerde kapitalisme. Daarin hadden arbeiders tenminste nog een pijnlijk besef van de gapende kloof tussen hoe de maatschappij feitelijk is en hoe zij zou kunnen of moeten zijn. Dat kritische bewustzijn was alleen mogelijk dankzij een tweedimensionale “spanning tussen het ‘is’ en het ‘zou moeten’, tussen essentie en verschijning, potentialiteit en actualiteit” (Marcuse 2023: 125). Alleen in naam van onderdrukte maatschappelijke mogelijkheden en realistische utopische alternatieven kan een heersende orde immers theoretisch bekritiseerd en – door politieke actie – praktisch getransformeerd worden.

Voor Marcuse als marxist was deze kritische tweedimensionaliteit materialistisch gefundeerd in de reële tegenstelling tussen arbeidersklasse en kapitaal. In de ellende, dromen en opstanden van het negentiende eeuwse proletariaat schemerde het utopisch alternatief door, het “spook van het communisme” dat volgens het “Communistisch Manifest” de heersende machten de stuipen op het lijf joeg. Dat in de twintigste eeuw de westerse welvaartsmaatschappijen eendimensionaal werden, duidde volgens Marcuse dan ook op het schijnbaar verdwijnen van de klassenstrijd. Zo was de eendimensionale maatschappij op haar beurt materialistisch gefundeerd in het klassencompromis van de Keynesiaanse verzorgingsstaat.

Repressieve desublimatie is volgens Marcuse de psychisch structuur die hoort bij deze eendimensionale ‘verzoening’ van de klassenstrijd. Het vrijgekomen seksuele en consumptieve genot draagt immers bij aan de “spontane aanvaarding” oftewel libidinale omarming van het kapitalisme. Nauw samenhangend daarmee zorgt repressieve desublimatie ook voor een navenante afname van de tweedimensionale spanning – cruciaal voor kritisch bewustzijn – tussen “droom” en “daad”.

Zoals Elsschot dichtte: “tussen droom en daad / staan wetten in de weg en praktische bezwaren”, wat impliceert dat de wensdroom als apart domein uitsluitend bestaat dankzij de strenge “wetten” en “praktische bezwaren” die de verlangde daad onderdrukken. Dat is precies waar Freuds begrip van sublimatie om draait: de libidinale energie die door de maatschappij verboden en onderdrukt wordt, wordt gekanaliseerd in nuttige beschavingsarbeid en gesublimeerd in wensdromen en hogere culturele uitingen.

De crux daarbij is volgens Marcuse dat deze psychisch-culturele sublimeringen een subversieve herinnering behouden aan de libido-repressie die aan hun bestaan ten grondslag ligt: “In tegenstelling tot het genot van aangepaste desublimatie behoudt sublimatie het bewustzijn van de verzakingen die de repressieve maatschappij aan het individu oplegt, en daarmee de behoefte aan bevrijding.” (Marcuse 2023: 105)

Het repressieve karakter van desublimatie zit volgens Marcuse dan ook deels in het feit dat de seksuele driften, juist omdat zij consumentistisch bevredigd kunnen worden binnen het laat-kapitalisme, niet langer omgezet hoeven te worden in gesublimeerde uitingen, die de herinnering aan repressie en het verlangen naar bevrijding levend houden. Wat Marcuse (2023: 30) de “euforie in ongeluk” noemt, het consumptieve genot en de toegenomen seksuele bevrediging binnen de eendimensionale maatschappij, verdringt zo de utopische visie van vervuld verlangen in de kunst en laat zo de mensen hun reële lijden in het uitbuitende kapitalisme vergeten. Waar sublimatie, kortom, cruciaal is voor de kritische tweedimensionale spanning, daar is desublimatie repressief omdat zij deze spanning wegneemt en zo de mens verzoent met de heersende orde.

De neo-liberale contradictie: Enjoy/Repress!

In het huidige rechts-populisme echter wordt de seksuele bevrijding van de jaren zestig in toenemende mate teruggedraaid en vervangen door een strengere conservatieve moraal. In Marcusiaanse termen: we zien een versterking van de libido-repressie en een navenante afname van de desublimatie. In die zin heeft het Freudiaanse superego een (partiële) comeback gemaakt ten koste van het Lacaniaanse superego.

Uitgaande van Marcuse’s freudo-marxisme, waarin libido-repressie een psychische reactie is op economische schaarste, zouden we dan moeten concluderen dat de economische schaarste is toegenomen. Is dat zo? Op het eerste gezicht niet: de afgelopen decennia zijn de westerse economieën juist gestaag blijven groeien. Maar we moeten ook vaststellen dat, door de neo-liberale wending van de jaren tachtig en negentig, deze groeiende welvaart steeds ongelijker verdeeld is tussen de bezittende en de werkende klassen, ten nadele van de laatste – zoals met name Piketty met een stortvloed aan historisch-economische data heeft laten zien.

Zoals gezegd vormde volgens Marcuse het klassencompromis tussen arbeid en kapitaal in de naoorlogse verzorgingsstaten de economische “onderbouw” van de eendimensionale maatschappij en de bijbehorende psychische structuur van repressieve desublimatie. Met de neo-liberale wending werd dit compromis echter opgeblazen door de kapitalistische elites (zie Harvey 2005: 9-19). De economie werd verregaand geliberaliseerd en geprivatiseerd, de macht van de vakbonden werd ondermijnd, arbeidersrechten werden afgebroken (“flexibilisering”), de concurrentie (en dus onzekerheid) op de arbeidsmarkt nam toe (ook door ‘globalisering’ en arbeidsmigratie), de verzorgingsstaat werd afgebouwd, het aandeel van de werkende klasse in het bbp daalde gestaag ten voordele van de bezittende klasse (de dalende arbeidsinkomensquote), de kloof tussen superrijk en de rest nam astronomische proporties aan, en de algehele “neo-liberale precariteit” nam toe.

We zien deze ontwikkeling het duidelijkst tot uitdrukking komen in de ontwikkeling van de reële lonen (dus lonen uitgedrukt in termen van koopkracht): waar de reële lonen in de naoorlogse welvaartsstaten spectaculair stegen, kantelde deze ontwikkeling na de neo-liberale wending. De arbeidsproductiviteit bleef gestaag groeien, maar de opbrengsten daarvan gingen primair naar ‘werkgevers’ en aandeelhouders, nauwelijks of niet naar werkers. Sinds 1980 zien we dan ook een stagnatie dan wel daling van de reële lonen in heel de westerse wereld (zie Mishel e.a. 2015 en Hermann 2007) – een trend die de laatste jaren nog is versterkt door de energiecrisis, de groeiende inflatie en de wooncrisis die in veel westerse landen speelt. In heel de westerse wereld zien we een groeiende cost-of-living crisis, naast explosief groeiende bedrijfswinsten en vermogens bij de rijkere klassen.

Marxistisch gezegd: door de neo-liberale wending is de kapitalistische exploitatie van surplus-arbeid flink toegenomen. En daardoor is, Marcusiaans gezegd, ook de surplus-repressie flink toegenomen. Door de verslechterende positie van de werkende klasse tegenover het kapitaal is de kunstmatige schaarste – de “precariteit” van het bestaan – voor de werkende klasse immers gestegen. En zoals Freud (1999: 343) zegt: libido-repressie wortelt in “de dwang van een economische noodzakelijkheid”, namelijk de harde realiteit van schaarste, waardoor werken en maatschappelijke aanpassing in de plaats komen van het lustprincipe, het vrije genieten van het leven. Freudo-marxistisch gezien kunnen we de huidige toenemende libido-repressie, die we zien in het conservatiever worden van de seksuele moraal, dus verklaren als de psychische reactie op de groeiende precariteit van het bestaan onder het neo-liberalisme.

Tegelijk echter moeten we in gedachten houden dat de neo-liberale wending plaatsvond in de context van de laat-kapitalistische consumptie-maatschappij. Waar in de naoorlogse periode de exploitatie verschoof van westerse arbeid naar westerse consumptie (en niet-westerse arbeid), daar verschoof met de neo-liberale wending de exploitatie opnieuw, maar nu naar zowel westerse consumptie als westerse arbeid. Door de neo-liberale wending zijn klassieke vormen van kapitalistische arbeidsexploitatie in het Westen teruggekeerd (zie Standing 2011). Hier ligt de sleutel tot het “gespleten geweten” van het rechts-populisme. Deze neo-liberale verschuiving betekent immers dat de westerse werkende klasse aan tegengestelde eisen wordt blootgesteld: enerzijds aangespoord tot onbeperkte consumptie, anderzijds daarin juist afgeremd door het aandraaien van de neo-liberale duimschroeven, waardoor het financiële vermogen tot consumptie is ingeperkt (met name door de stagnatie of zelfs daling van de reële lonen).

Geen wonder dat het hedendaagse rechts-populisme zo’n ambivalente relatie tot genot heeft! De interne contradictie van het hedofascisme – Enjoy/Repress! – is de psychische uitdrukking van de interne contradictie van het neo-liberale kapitalisme, dat enerzijds de werkende klasse aanspoort tot onbeperkte consumptie maar tegelijk hun financiële vermogen daartoe inperkt door de toegenomen kunstmatige schaarste. En waar deze toegenomen schaarste zich als surplus-repressie manifesteert in de strengere conservatieve seksuele moraal met het bijbehorende repressieve superego, daar blijft het heersende consumentisme gebonden aan het hedonistische superego. Vandaar het rechts-populistische “gespleten geweten”, waarin het Freudiaanse en Lacaniaanse superego op paradoxale wijze naast elkaar bestaan.

Het neo-liberale complex: consumptie, schuld en boete

We zien deze paradoxale verstrengeling van Enjoy! en Repress! met name terug in de schuldenproblematiek, die onder het neo-liberalisme explosief is toegenomen. De interne contradictie van het neo-liberalisme, dat wil zeggen de spanning tussen consumentisme en toegenomen kunstmatige schaarste, werd en wordt door het systeem ‘opgelost’ door een drastische versoepeling en toename van kredietverstrekking aan consumenten (zie Lazzarato 2011; Sousa 2023). Daardoor zijn schulden bij westerse huishoudens explosief gegroeid; in de Verenigde Staten bijvoorbeeld had rond 1960 een gemiddeld huishouden een schuld van 7,3 procent van het mediaan inkomen; in 2021 was die schuld gestegen tot maar liefst veertig procent (zie Ortegren 2021). Zo extreem als in de VS is de situatie weliswaar niet in andere westerse landen, maar ook daar zijn de consumenten-schulden de afgelopen decennia constant blijven stijgen. Zelfs de financiële crisis van 2008, die toch het gevolg was van onverantwoordelijke kredietverstrekking aan huizenkopers (“rommelhypotheken”), heeft hierin geen enkele verandering gebracht; sindsdien is de schuldenberg bij huishoudens alleen maar verder gestegen tot nieuwe recordhoogtes (zie Rotmans 2021: 47-49).

Het interessante aan dit alles is dat “schuld” niet alleen een economische categorie is, maar ook een psychoanalytische categorie, die als zodanig schreeuwt om een freudo-marxistische benadering (zie McGowan 2025: 122, 133). Beter dan in het Engelse “debt” komt deze connectie tussen economie en psychoanalyse met name in het Nederlandse woord “schuld” tot uitdrukking; schuldgevoel is een centraal aspect van het superego. Wie financiële schulden heeft, voelt zich schuldig aan het overtreden van een superego-norm.

Wat McGowan hierbij met name duidelijk maakt, is hoe het hedonistische en repressieve superego elkaar dialectisch versterken in de neo-liberale schulden-problematiek: “Het kapitalistische schulden-regime voedt het bijbehorende superego; het duwt het subject dieper in de schuld om meer te kunnen genieten, terwijl het tegelijk tot schuldgevoel leidt vanwege het niet kunnen aflossen van de schuld […].” (McGowan 2025: 134) Schulden versterken volgens McGowan (idem: 133) de “superego-binding” met het kapitalistisch systeem, omdat het schuld-hebbende subject extra afhankelijk is van inkomen (en dus van ‘werkgevers’) om zijn schulden af te kunnen lossen, maar ook omdat dit subject zich verplicht voelt om meer te genieten van de geconsumeerde producten (“ik heb hier schulden voor gemaakt, dus dan moet het wel fantastisch zijn”).

Enerzijds stelt krediet in staat om de toegenomen neo-liberale schaarste te omzeilen, om geld uit te geven dat je eigenlijk niet hebt, om “lekker onverantwoord” te genieten – buy now, pay later -; anderzijds draagt de groeiende schuld bij aan het verder aandraaien van de neo-liberale duimschroeven. Enerzijds voeden schulden dus een consumentistische houding, wat tot uitdrukking komt in het Lacaniaanse superego. Anderzijds confronteren schulden het desbetreffende subject met de harde realiteit van economische schaarste, die werken en maatschappelijke aanpassing vereist ten koste van het vrije genieten, wat tot uitdrukking komt in het Freudiaanse superego. In die zin is de contradictie in het rechts-populistische superego – Enjoy/Repress! – onlosmakelijk verbonden met de neo-liberale schulden-problematiek.

Tot slot: terugkeer van de tweedimensionale mens?

Wat betekenen deze ontwikkelingen nu voor de vooruitzichten voor linkse politiek? Hierbij moeten we in gedachten houden dat, hoewel Marcuse gold als “profeet” van de seksuele revolutie, hij uiterst kritisch was op het feitelijke verloop ervan in het kapitalisme. Zoals we hebben gezien was repressieve desublimatie voor Marcuse een van de peilers van de eendimensionale maatschappij. Dat met het conservatiever worden van de seksuele moraal de strategie van repressieve desublimatie uitgespeeld lijkt te zijn, betekent dan ook dat een belangrijke peiler onder de eendimensionale maatschappij is weggeslagen. In zekere zin is dat winst voor links.

Hetzelfde zien we gebeuren met een andere peiler van de eendimensionale maatschappij, de politieke strategie van “repressieve tolerantie”. Die lijkt, met de opkomst van autoritair rechts-populisme, omgeslagen te zijn in de tegenovergestelde strategie van “intolerante repressie”. Daardoor komt onder andere het demonstratierecht steeds verder onder druk te staan, durven veel wetenschappers zich niet meer uit te spreken over controversiële thema’s uit angst voor intimidatie, en krijgen ‘afwijkende’ minderheden als vluchtelingen, migranten en queer- en trans-mensen te maken met regelrechte onderdrukking en geweld.

Links hoeft dus niet meer bang te zijn voor inkapseling en coöptatie; eerder moeten we bang zijn voor het tegendeel, namelijk ouderwetse repressie. Dat Trumpiaans rechts aanstuurt op een verbod van antifa als “terroristische organisatie” spreekt wat dat betreft boekdelen. Dat is in zoverre winst voor links dat de machtsverhoudingen duidelijker zijn geworden: de maatschappelijke repressie, die impliciet was in repressieve desublimatie en repressieve tolerantie, komt nu aan de oppervlakte als expliciete onderdrukking en naakt geweld. Dat maakt de situatie voor links gevaarlijker, maar in zekere zin ook gemakkelijker: er is een duidelijkere ‘boeman’ tegen wie geageerd kan worden.

Met het wegvallen van de inkapselingsstrategieën van repressieve desublimatie en repressieve tolerantie, kortom, lijkt de eendimensionale maatschappij verzwakt te zijn. De (verstikkende) consensus van de eendimensionale maatschappij is ten onder aan het gaan in escalerende polarisatie; politieke en economische conflicten kunnen niet meer onder het “eendimensionale tapijt” geveegd worden, maar komen in alle hevigheid aan de oppervlakte. In die zin kunnen we spreken van een terugkeer van de tweedimensionale mens, dat wil zeggen de mens die weer kan dromen over utopische alternatieven voor de heersende orde.

Het feit dat de strategie van repressieve desublimatie uitgespeeld lijkt te zijn, draagt daar ook op een tweede manier aan bij, namelijk in die zin dat – zoals Marcuse zegt – juist de repressieve sublimatie van het libido een belangrijke bron is van subversieve fantasieën. Als Marcuse’s freudo-marxisme hout snijdt, kortom, dan zou het huidige conservatiever worden van de seksuele moraal moeten leiden tot een terugkeer van utopische wensdromen.

Met dat alles komt de mogelijkheid van radicale politieke verandering weer op de tafel – al is het nog maar zeer de vraag of die verandering links of rechts zal zijn. Dat zal afhangen van het feitelijke verloop van de klassenstrijd. Zoals gezegd werd met de neo-liberale wending het Keynesiaanse klassencompromis opgeblazen, waar de eendimensionale maatschappij op gebaseerd was; in die zin kunnen we spreken van de neo-liberale terugkeer van klassenstrijd. Maar het gaat vooralsnog om een klassenstrijd die vooral vanuit de heersende klasse tegen de werkende klasse wordt gevoerd – zoals miljardair Warren Buffett in 2006 openlijk bekende: “Er is inderdaad een klassenoorlog gaande, dat is een feit, maar het is mijn klasse, de rijke klasse, die de oorlog voert en we zijn aan het winnen.” (Buffett in Stein 2006)

Voor zover de neo-liberale wending ook bij de werkende klasse tot een hernieuwd klassenbewustzijn heeft geleid, blijft dit bewustzijn voorlopig beperkt tot linkse minderheden. De meerderheid van de werkende klasse blijft vooralsnog trouw aan het kapitalistisch systeem, daartoe verleid door de rechts-populistische of zelfs fascistische strategie om de groeiende crises en contradicties binnen het systeem af te wentelen op zondebokken: migranten, moslims, vluchtelingen, de “linkse elite” en de “deep state”.

In dit licht moeten we ook de uitspraak van Lijster begrijpen, dat het hedofascisme draait om “de belofte van een terugkeer naar excessieve consumptie” (2025: 46). Waarom een terugkeer? Dat is een vraag die Lijster zelf niet stelt; het antwoord volgt echter logisch uit het voorafgaande, namelijk de neo-liberale contradictie tussen consumentisme en toegenomen precariteit. Door de neoliberale wending is het financiële vermogen tot consumptie voor de werkende klasse immers afgenomen. Vandaar het verlangen naar een terugkeer daarvan. Maar in plaats dat de ware oorzaak van dat “consumptie-tekort” wordt aangewezen, namelijk de toegenomen kunstmatige schaarste onder het neo-liberalisme, wordt door fascistische zondebokpolitiek de schuld gelegd bij vluchtelingen en migranten en de “linkse elite”.

De taak voor links is om dit tij te keren, om klassenstrijd weer op de agenda van de werkende klasse te krijgen. Duidelijk gemaakt moet worden dat het consumptie-tekort niet komt door “linkse politieke correctheid” of “profiterende migranten”, maar door de neo-liberale “klassenoorlog” (aldus Warren Buffett) die vanaf de jaren tachtig en negentig door de kapitalistische klasse is gevoerd. Dat betekent echter niet dat links nu als een soort “links-populistische Trump” moet opkomen voor de consumentistische verlangens van de massa; de “valse behoeften” van het consumentisme houden de werkende klasse immers geketend aan het kapitalisme, aldus Marcuse. Tegelijkertijd echter moet links uit alle macht het imago zien te vermijden van het belerende “linkse vingertje” dat genieten verbiedt. Links moet, zoals Lijster zegt, de claim op genot terugveroveren op rechts:

“Er is geen reden waarom de verlangens en geneugten die op dit moment zo succesvol door het hedofascisme worden gemobiliseerd, niet ook voor andere politieke projecten zouden kunnen worden ingezet. Zij het in andere vorm: de vrijheid die geboden wordt door minder werk, om zonder angst verschillend te zijn, het genot dat te vinden is in gemeenschappelijkheid, gedeelde rijkdom en een schone leefomgeving.” (Lijster 2025: 49)

Dat zijn natuurlijk ontzettend belangrijke thema’s, maar echt spannend is het allemaal niet. Het is zogezegd niet “sexy” genoeg om het hedofascisme de loef mee af te kunnen steken. En dat geeft meteen aan waar de échte zwakke plek van het hedofascisme ligt, namelijk in de seksualiteit. Hier wreekt zich het “gespleten geweten” van de hedofascist, wiens claim op genot (Enjoy!) ondermijnd wordt door zijn conservatieve afkeer van vrije seksualiteit (Repress!). Hier ligt dé kans voor links om de claim op genot weer naar zich toe te kunnen trekken: door een hernieuwde inzet op seksuele bevrijding tegenover het oprukkende conservatisme. Hier kan links zelf een middelvinger opsteken tegenover het strenge “rechtse vingertje” dat seksuele vrijheid verbiedt. Daarbij moet links nu wel de valkuilen van de seksuele bevrijding van de jaren zestig zien te vermijden. Marcuse’s freudo-marxisme blijft daarbij een cruciale bron van inzichten.

Peter Sas

Gebruikte literatuur

  • Aglietta, Michel (1979), ‘A Theory of Capitalist Regulation: The US Experience”. London: New Left Books.
  • Freud, Sigmund (1999), “Het onbehagen in de cultuur”, in: Freud (1999), “Beschouwingen over cultuur”, pp. 297-386. Amsterdam: Boom.
  • Harvey, David (2007), “A Brief History of Neoliberalism”. Oxford: Oxford University Press.
  • Hermann, Christoph (2007), “Neoliberalism in the European Union”, in: “Studies in Political Economy”, vol. 79, issue 1.
  • Jay, Martin (1973), “The Dialectical Imagination: A History of the Frankfurt School en de Institute of Social Research 1923-1950”. Boston: Little, Brown and Company.
  • Lacan, Jacques (1999), “On Feminine Sexuality: The Limits of Love and Knowledge, 1972-1973”. New York: W.W. Norton & Company.
  • Lazzarato, Mauritio (2011), “The Making of Indebted Man”. Amsterdam: Semiotext(e).
  • Lijster, Thijs (2025), “Hedofascisme: Ideologie van het ongebreidelde verlangen”, in: “De Groene Amsterdammer”, 22 mei 2025, jaargang 149, nr. 21, pp. 46-49.
  • Marcuse, Herbert (1965), “Perspektiven des Sozialismus in der entwickelten Industriegesellschaft”, in: “Praxis 1, 23” (Zagreb), pp. 260-70.
  • Marcuse, Herbert (2022), “Eros en cultuur: Een filosofische bijdrage tot het werk van Sigmund Freud”. Utrecht: Erven J. Bijleveld.
  • Marcuse, Herbert (2023), “De eendimensionale mens: Studie over de ideologie van de geavanceerde industriële samenleving”. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep.
  • Marcuse, Herbert (2025), “Repressieve tolerantie”, in: Marcuse (2025), “Zes actuele essays”, pp. 10-58. Vertaald en ingeleid door Arnoud Glaudemans. Amsterdam: Bunbury Books.
  • McGowan, Todd (2025), “Pure Excess: Capitalism and the Commodity”. New York: Columbia University Press.
  • Mishel, L. & Gould, E. & Bivens, J. (2015), “Wage Stagnation in Nine Charts”, Economic Policy Institute, January 6 2015: $https://www.epi.org/publication/charting-wage-stagnation/
  • Ortegren, Francesca (2021), “An Unsettling Look into the History of Credit and Financial Literacy in America”, $https://listwithclever.com/research/history-debt-to-income-ratio/
  • Rotmans, Jan (2021), “Omarm de chaos”. Amsterdam: De Geus.
  • Sousa, Michael D. (2023), “Consumer Bankruptcy in the Neoliberal State”, in: “Emory Bankruptcy Developments Journal”, volume 39, issue 2, pp. 199-283.
  • Standing, Guy (2011), “The Precariat: The New Dangerous Class”. London: Bloomsbury.
  • Stein, Ben (2006), “In Class Warfare, Guess Which Class is Winning”, in: “The New York Times”, november 26 2006.
  • Taylor, Astra (director) (2005), “Žižek!”, documentaire uitgebracht door Zeitgeist Films. De geciteerde uitspraak van Zizek volgt na 42 minuten.

Reacties (0)

Voeg nieuwe reactie toe

Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.