Forum voor Anarchisme
ArtikelenDe AnarchokrantDossiersEventsWiki // Hulp bronnenContact // InzendingForum
|
anarchokrant23 mei 2025

Strategie, programma, transitie – opmerkingen voor debat (deel 2)

Author: Doorbraak.eu | GEPLAATST DOOR: De Anarchokrant | Bron: doorbraak.eu

Bij Doorbraak bespreken we momenteel intern een aantal teksten, onder meer van de website van de Angry Workers, waaronder “Strategy, Program, Transition – Notes for debate” uit 2024. Hier het tweede deel van een tweedelige vertaling daarvan. Deel 1 lees je hier.

De kwestie van de duale macht en zijn grenzen

Het debat rond het concept van de duale macht vindt zijn oorsprong vooral in de Russische revolutie van 1905, waar het idee ontstond dat raden konden uitgroeien tot economische, politieke en militaire bases en op een gegeven moment de machtsbalans konden doen kantelen. Later, in Italië in de jaren zeventig, bliezen groepen zoals de Politieke Comités voor Arbeidersmacht rond de krant Senza Tregua de concepten nieuw leven in met hun eigen strategie van “arbeidersdecreten”. Gedurende dat moment van verhevigde klassenstrijd ontstonden er binnen radicaal-links verschillende strategieën van verbreding. Lotta Continua en anderen besloten, ook tegen de achtergrond van de militaire staatsgreep in Chili in 1973, dat een verkiezingsoverwinning van de communistische partij PCI, gestimuleerd door een arbeidersprogramma van onderop, de beweging zou kunnen verbreden en verdedigen – maar dat mislukte al bij de hindernis van de verkiezingen. Andere groepen uit de autonome beweging richtten zich op een arbeiderscampagne voor een reeks concrete eisen, waaronder een algemene verhoging van het minimumloon, arbeidstijdverkorting en een algemeen gegarandeerd inkomen voor studenten, baanlozen en mensen die onbetaald thuis werkten. Hoewel Senza Tregua die eisen steunde, benadrukte ze de primaire behoefte aan “arbeidersdecreten’ als concrete verordeningen: ontslagen collega’s terughalen naar de fabriek tegen de wil van de baas; kraken en “proletarisch winkelen”; directe aanvallen op fascisten en bedrijfsbeveiligers; lokale “belasting” op de bourgeoisie in de vorm van herverdeling van de rijkdom. In Rome legde het arbeiderscomité van de polikliniek gratis klinieken op en een daadwerkelijke wetswijziging die de macht wegnam bij de semi-maffia, semi-fascistische “baronnen” van de kliniekhiërarchie – misschien een “niet-reformistische hervorming” in proletarische zin. Senza Tregua framede dit als een strategie van groeiende duale macht als een overgangsfase, waarbij het groeien vooral werd opgevat als een territoriale expansie die uiteindelijk zou culmineren in een burgeroorlogssituatie.

Achteraf kunnen we zien dat deze concepten van transitie, en van hoe een revolutionair moment eruit zou zien, nogal ouderwets waren en misschien achterliepen op de feitelijke revolutionaire praktijk van de beweging. De beweging ontwikkelde zichzelf niet alleen als een kracht om decreten op te leggen, en niet alleen als een kracht die langzaam de controle van het kapitaal en de staat over universiteiten, werkplekken of arbeiderswijken zou ondermijnen. De beweging vormde zichzelf ook als een productieve macht, door het delen van kennis binnen haar eigen praktijk, bijvoorbeeld in vergaderingen van arbeiders en studenten, of dokters en transport-, of lopendebandwerkers en technici. Het opbouwen van de beweging zelf, van haar praktische structuren, van haar media, van haar kritiek op het management en tot op zekere hoogte op de officiële wetenschap (kritiek op de gangbare geneeskunde, op kernenergie enzovoorts) was potentieel een transitionele ontwikkeling, noodzakelijk om de “impasse van duale macht” waarmee de beweging kampte, daadwerkelijk te doorbreken.

Helaas werd dit “productieve element” van de beweging in de analyses destijds slechts gezien als “het opbouwen van alternatieven”, een concept dat zowel de kwestie van de staatsmacht, als van grootschalige arbeiderscontrole over de belangrijkste essentiële industrieën, uit de weg ging. Het Italiaanse concept van de “revolutionaire transitie” kende daardoor een fatale tweedeling.

Aan de ene kant was er het idee dat “de arbeidersklasse aan het kapitaal oplegt hoe de zaken beheerd moeten worden” terwijl men haar macht concreet ondermijnt en zich de rijkdom toeëigent. Nadat men politieke reikwijdte van de “loonstrijd” van 1969 nogal overschat had, was dit een soort hippie- of termietenachtig begrip dat het winterpaleismoment van de eenduidige confrontatie zou vermijden, en dat zich zou richten op veranderingen van de feitelijke verhoudingen en het genereren van tegen-kennis. Het was best aantrekkelijk om wat er gebeurde, bijvoorbeeld het wijdverspreide in twijfel trekken van autoriteit en professionaliteit, te zien als een “revolutie” in het moderne kapitalisme, maar deze “strategie” werd langzaam ondermijnd door economische herstructurering, een cultureel isolement en het gebruik van de kapitalistische crisis.

Aan de andere kant stond het voornamelijk “negatieve” concept van de territoriale uitbreiding van arbeidersdecreten en “weigering”, en het vernietigen van de kapitalistische staat, zonder een duidelijkere strategie en visie voor een productieve overname. Zonder zo’n visie begonnen de stakingen leeg te lopen. En de roep om een “terugkeer naar de normaliteit” werd luider, ook vanuit de arbeidersklasse. Daarop kon dit concept van overgang slechts reageren met militaire escalatie – en de meesten van Senza Tregua kwamen terecht in gewapende groepen zoals Prima Linea. De kwestie van de rol van een gecentraliseerde klassenmacht tijdens de transitie werd alleen in traditionele politieke zin beantwoord, in de vorm van de “proletarische dictatuur” van de best georganiseerde elementen van de arbeidersklasse om de klassenvijand te verslaan – maar niet in relatie tot de rol van zo’n centrale kracht in het proces van het ondermijnen van de materiële barrières voor sociale deelname, bijvoorbeeld door de herverdeling van kennis, het beëindigen van het isolement van het huishouden, enzovoorts. Deze barrières zullen niet allemaal neergehaald worden door een revolutionaire omwenteling zelf, wat de rol van een gecentraliseerde en gepolitiseerde kracht tijdens de overgang verklaart en rechtvaardigt die zichzelf in de loop ervan zoveel mogelijk overbodig moet maken.

Er is tegenwoordig een terugkeer van het concept “duale macht”, met vrij grote conferenties in de VS en debatten binnen het vrij-socialistische milieu. Hoewel het erop lijkt dat het idee van “duale macht” is verworden tot een algemene mengelmoes van alle soorten “ledenorganisaties” die ook zorgen voor materiële behoeften van de arbeidersklasse, zoals huurdersvakbonden, coöperaties en mainstream vakbonden, plus natuurlijk Rojava – zonder dat er een grote strategie achter zit, afgezien van “uitbreiding”.

Het moment van vandaag

De breed erkende noodzaak van een soort “groene transitie” heeft enkele deuren geopend en de gevorderde delen van de beweging gaan verder dan de grenzen van “groene technische expertise” die alleen maar op zoek is naar bondgenoten – arbeiders zijn een van de vele mogelijke bondgenoten. Tegelijkertijd zien we hoe het groene liberalisme niet alleen de speerpunt is van de neo-liberale groene bezuinigingen die oproepen tot een aanval op het consumptieniveau van de arbeidersklasse, maar ook van een nieuwe militarisering voor een groene democratie.

Op dit moment hebben gevechten zoals bij GKN in Italië een organische voorhoedepositie, beginnend bij de solide basis van zelforganisatie van de arbeidersklasse en technische productiekennis, en actief en praktisch uitreikend naar de bredere kritische wetenschap, de groene beweging, campagnes voor gratis openbaar vervoer en naar de precaire delen van de klasse met een concreet “groen” klassenprogramma dat tot doel heeft de staat te dwingen een door arbeiders geleide transitie te financieren. Het is natuurlijk goed mogelijk dat deze strijd uiteindelijk beperkt blijft tot het runnen van een crowdfunded fietsonderdelenfabriek, maar de bredere aspiratie die geformuleerd en praktisch bevochten is, is van belang.

Zowel de pandemie als de klimaatcrisis hebben aangetoond dat een door de arbeidersklasse geleide transitie, of een alternatief plan voor het onvermogen van kapitaal en staat, niet een soort mengelmoesje kan zijn van halve kennis die wordt gegenereerd in vrijplaatsen of geïsoleerde bezette fabrieken. Er wordt momenteel te weinig nagedacht over netelige kwestie van de relatie tussen expertkennis, de wetenschappelijke werkers en de arbeidersklasse in het algemeen. Die kwestie wordt slechts praktisch aangeroerd in de marge van laaggeschoolden, bijvoorbeeld onder de zogenaamde tech werkers.

Tegelijkertijd laten de toenemende militarisering, de concentratie van rijkdom en macht, de verdieping van de crisis, en verarming van de middenklasse, ons zien dat de transitie niet zal plaatsvinden door de “maatschappij” te overtuigen van een technisch goed alternatief – de noodzaak van massa-militantie om een plan van de arbeidersklasse door te drukken is dringender dan ooit.

Het zal in de eerste plaats de rol zijn van de arbeiders in de essentiële industrieën om, als een tussenstap, door middel van “arbeidersdecreten” het einde af te dwingen van bullshit-banen in de dienstensector en onnodige vervuilende industrieën, en ook de herplaatsing en omscholing van de bevrijde arbeidskrachten onder arbeiderscontrole en drastisch verkorte werktijden door te drukken. De mate van sociale chaos en desorganisatie van arbeidersklasse staat zo’n “productieve combinatie” van arbeidersklasse-intelligentie en duale macht misschien niet toe als een tussenliggende en relatief gecontroleerde overgangsfase – maar het zou een best case scenario zijn.

Enkele mogelijke taken

Het is belangrijk om te bespreken welke historische rol “programma’s werkelijk hebben gespeeld”, van de Gotha tot het Manifest tot de diverse programma’s van het revolutionair syndicalisme, en wat voor rol een programma vandaag de dag zou kunnen spelen.

Ik denk dat het vruchtbaar zou zijn om de “Italiaanse ervaring” van de jaren zeventig opnieuw te bekijken vanuit een programmatisch oogpunt, omdat dit het hoogtepunt was van de klassenstrijd in recente decennia. Die ervaring is tot nu toe voornamelijk geanalyseerd met betrekking tot de niveaus van zelforganisatie van de arbeidersklasse, en minder met betrekking tot haar programmatische inspanningen en concept van revolutie.

We kunnen verder gaan door na te denken over onze eigen fase in het debat, en onder andere “De Contouren” en “Opstand en Productie” herlezen op blinde vlekken als het gaat om tussenprogramma’s.

We kunnen dan de verschillende huidige “programma’s” nader bekijken, van municipalisme en “Europese minimumrechten” tot groene transitie en debatten over duale macht, en een productieve kritiek formuleren.

We zouden een empirische basisanalyse kunnen uitvoeren van het arbeidsaandeel tussen essentiële arbeid en sociaal/ecologisch onnodige arbeid in Europa, en de voornaamste samenstelling van de arbeidersklasse binnen de essentiële sector en de wereldwijde afhankelijkheid daarvan.

Tenslotte zouden we kunnen kijken naar de situatie van concrete huidige strijd en organisatorische initiatieven van de arbeidersklasse in Europa, hun meest geavanceerde tendensen en hun verschillende impasses. Daarbij zullen de ervaringen en analyses van kameraden die echte bewegingen hebben meegemaakt, zoals in Frankrijk, een centrale rol spelen.

We zouden kunnen proberen om hieruit een soort manifest samen te stellen, een “balans van de stakingsgolf” die vooruitloopt op een breder toekomstig programma. We zouden het kunnen gebruiken voor bredere propaganda met concrete organisatorische voorstellen, bijvoorbeeld een uitnodiging en structuur om “strijdanalyse” te collectiviseren, en als een introductie tot onze kring.

Dit alles zou gemakkelijk een levenslange verbintenis kunnen zijn en boeken kunnen vullen, maar misschien is het mogelijk om ons te beperken tot een werkplan van zes maanden en een pamflet van dertig pagina’s.

We zouden ons in de eerste plaats kunnen richten op de enorme hoeveelheid basis-initiatieven die gericht zijn op “organisatie van de arbeidersklasse” en die geïnteresseerd zijn in een breder debat, maar die een politiek kompas en paraplu missen.

Het zou ook een test kunnen zijn of we als bredere structuur kunnen samenwerken en verschillen en gedeelde standpunten kunnen verduidelijken.

Angry Workers

Reacties (0)

Voeg nieuwe reactie toe

Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.