Forum voor Anarchisme
ArtikelenDe AnarchokrantDossiersEventsWiki // Hulp bronnenContact // InzendingForum
|
anarchokrant3 juli 2025

Links in Europa (1). Verzwonden in Midden-Europa

Author: Globalinfo.nl | GEPLAATST DOOR: De Anarchokrant | Bron: globalinfo.nl

Begin deze eeuw was links, in zijn sociaaldemocratische gedaante, nochtans de dominante politieke macht op het continent. Met een meerderheid van premiers in toenmalige en latere EU-landen,  te danken aan talrijke goede verkiezingsresultaten

Zekerheden.

Ook zo in Midden-Europa, in de landen van de Visegrad-groep – Hongarije, Polen, Slovakije, Tsjechië. De sociaaldemocratie bleek er na de implosie  van de Sovjetwereld snel een van de grote winaars te zijn. Van sociaaldemocraten werd na de schok verwacht dat ze enkele zekerheden van het oude systeem zouden vrijwaren. Zaken zoals goedkoop wonen en energie, kinderkribben, onderwijs, gezondheidszorg, vakantieverblijven… De zogenaamde schoktherapie die na de implosie in enkele landen werd doorgevoerd, zorgde inderdaad voor een schok en voor een drang naar zekerheid.

Polen

In Polen was die schoktherapie van de regering gedragen door de vakbond Solidarnosc, hard aangekomen. Lech Walesa, het gezicht van Solidarnosc, was tot president gekozen, maar dolf in 1995 het onderspit tegen Aleksander Kwasniewski, kandidaat van de SLD. Deze sociaaldemocratische partij was nochtans deels opvolgster van de Poolse Verenigde Arbeiderspartij uit de Sovjettijd en Kwasniewski was toen minister van Sport. Het was voor een meerderheid van Polen geen probleem, de SLD zag zijn aanhang stijgen van verkiezing naar verkiezing. 12 % in 1991, tien jaar later 41 %.

Begin deze eeuw had de SLD het in Polen dus duidelijk voor het zeggen. Haar regering van Leszek Miller loodste Polen in de Europese Unie (2004) en volgde de neoliberale politiek van die Unie: er werd volop geprivatiseerd, sociale en  collectieve voorzieningen werden ferm afgebouwd, terwijl de werkloosheid zeer hoog bleef. De SLD was niet daarom gekozen en werd de verkiezingen daarop zeer zwaar afgestraft: nog 11%. Men moet de reden niet ver gaan zoeken: het neoliberale beleid.

Sindsdien is de Poolse sociaaldemocratie nog een schaduwtje van vroeger. De aftakeling is niet opgehouden. De SLD zag merkwaardig genoeg veel kiezers, vooral arbeiders, verloren gaan aan de reactionaire PiS (Recht en Gerechtigheid), want die had tenminste een sociaal programma, met hogere pensioenen en gezinsuitkeringen; toen de PiS in 2015 aan de macht kwam, betekende dat voor miljoenen Polen dat ze eindelijk weer eens geld genoeg hadden om met vakantie te gaan.

De SLD keerde met de linkse alliantie Lewica in 2023 terug in het parlement en maakt deel uit van de regering Donld Tusk met diens rechtse partij en de nog rechtsere “Derde Weg”.  De SLD hoopt kiezers terug te winnen met acties rond abortus en homorechten. Op manifestaties verschijnt ze vooral met regenboogvlaggen en de vlag van de EU. Van een sociaal programma is nauwelijks sprake.

Haar zwakte bleek ook bij de recente presidentsverkiezingen. De kandidate van Lewica haalde 4,2 %, terwijl de kandidaat van het meer linkse Razem 4,9 % haalde; die deed het vooral zeergoed bij de jonge kiezers: 19 % . De sociaaldemocratie kan zich dus zelfs niet optrekken aan invloed bij jonge kiezers. Razem werd in 2015 door jongsocialisten en groenen opgericht uit onvrede over de rechtse koers van de SLD.

Hongaarse puinhoop

In Hongarije is er een vergelijkbar verhaal. Na een rechts-nationalistische regeerperiode, boekt de heropgerichte sociaaldemocratische partij MSzP succes na succes. In 1994 en 1998 haalde ze telkens 33 % en in 2002 zelfs 42 %. Ze regeerde van 1994 tot 1998 en van 2002 tot 2010, meestal samen met een kleinere liberale partij – zelfs als ze die steun niet nodig has, gewoon om de linkervleugel in eigen partij af te blokken.

Vooral de regeerperiode van premier  Ferenc Gyurscàny (2004-2009) heeft diepe sporen nagelaten. Deze zakenman, vroeger een leider van de communistische jeugd, was rijk geworden bij de privatiseringen van staatsbedrijven – zoals veel andere vroegere nomenklaturisten.

Gyurscàny bewees zijn gehechtheid aan VS en Navo door Hongarije tegen veel verzet in (onder meer van de Fidesz van huidig premier Orban), te laten deelnemen aan de operatie ‘Enduring Freedom’ in Afghanistan. Vooral zijn aanpak van de financieel-economische crisis in 2008-2009 werd hem zwaar aangerekend omdat er fors in de sociale sector werd ingegrepen.

Bij de verkiezingen daarop, 2010, zakte de MSzP, die in 2006 nog 43 % haalde,  naar 19 %. Sindsdien gaat het verder bergaf: halvering van de Kamerzetels in 2014 van 59 naar 29; in 2018 nog 12 % en vorige keer, in 2022 nog amper, in coalitie, 7 zetels (op 199), erg marginaal dus.

In Polen is er naast de SLD nog het linkse Razem, in Hongarije is het terrein vrij (leeg). Is er nog een linkerzijde mogelijk, vraagt de Heinrich Böll Stiftung zich af. Ja, maar ze zal niet uit de huidige puinhoop komen.

https://cz.boell.org/en/2025/06/11/will-there-be-political-left-hungary-again

Tsjechische droefenis

In Bohemen en Moravië schoot de  sociaaldemocratie al heel vroeg wortel. De in 1878 opgerichte CSSD vond er een gunstig terrein onder de arbeiders. Ze verscheen na de implosie van het Sovjetstelsel eind 1989 weer onder eigen vlag, terwijl de communistische partij onder eigen naam verder deed. De CSSD werd al snel de toonaangevende partij in Tsjechoslovakije – waarvan een deel in 1994 door de afscheiding van Slovakije de Tsjechische Republiek werd.

In 1996 haalde ze 26 %, twee jaar later 32 %, en dat bleef boven 30 % tot en met 2006. Daarop begon de neerval, nog 22% in 2010 en slechts 7 % in 2017. Helemaal dramatisch werd het vorige keer in 2021 toen ze met 4,6 % de kiesdrempel niet haalde en uit het parlement verdween.

Kopstuk Milos Zeman won in 2013 wel de presidentsverkiezingen, bleef  tien jaar lang staatshoofd  en kwam vooral in de kijker met conservatieve en nationalistische uitspraken. Wat niet eens botste met de partij.

De CSSD had al die tijd een linkse concurrent, de gehandhaafde Communistische Partij. Die haalde tot begin deze eeuw hoge scores, 18,5 %. Dat zakte al evenzeer als de CSSD, met nog 7,8 % in 2017 en vorige keer 3,6%, waarmee ze dus ook uit het parlement verdween.

Links heeft dus al vier jaar geen nationale gekozenen meer. In een land waar het zo toonaangevend was: bijna de helft van de stemmen in 2002, is het herleid tot 8 percent. Ook hier is links, net als in Polen en Hongarije, verzwonden.

Slovakije

In Slovakije ligt het anders, daar is wat links was, uiterst-rechts geworden. De Partij van Democratische Links (SDL) was in 1990 de sociaaldemocratische opvolgster van de vroegere Communistische Partij. Die raakte niet verder dan 15% en verdween uit het parlement na de afsplitsing van de SMER-SD, de “Weg naar de Sociaaldemocratie” van Robert Fico.

Het is deze Smer-SD die al in 2006 de grootste partij van het land werd. In 2012 haalde ze met 44% een meerderheid en kon ze alleen regeren. Na een inzinking haalde ze twee jaar geleden 23%,  maar vormde een coalitie met de van haar afgescheurde “sociaaldemocratische” HLAS en met de kleine fascistische SNS. Dat laatste deed voor de Europese socialisten de deur dicht, zowel Smer-SD als de pas nog toegelaten HLAS vlogen eruit.

Sindsdien verschijnt Fico op internationale uiterst-rechtse conferenties en  toont hij zich een goede volger van de Hongaarse premier Viktor Orban.

Resultaat van dat alles is dat ook in Slovakije links uit het parlement en uit het politieke leven is verdwenen. Is een wederopstanding mogelijk, komende van bewegingen als Razem in Polen? Of vanuit burgerbewegingen die politiek vorm krijgen? Het is erg zoeken naar kiemen daarvoor, want zelfs in de vakbewegingen – die er wel zijn – is het huilen met de pet op.

Reacties (0)

Voeg nieuwe reactie toe

Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.