Het Meerduidige Kader Van Het Antimilitarisme
De huidige oorlog Rusland/Oekraïne heeft onderwerpen als ‘dienstplicht’, dienstweigering’ en ‘antimilitarisme’ actueel gemaakt. Het is overigens niet om de enige oorlog die woedt. De discussies over militarisering en antimilitartisme leveren zoals gebruikelijk dilema’s op. Wie die nader in historisch perspectief beschouwt, leert dat het vaak om dilema’s ‘op herhaling’ gaat. Johny Lenaerts las daarom nog eens het boek van de Franse auteur Thierry Maricourt, getiteld Histoire de la littérature libertaire en France (1990). Daarin wordt beschreven hoe libertair ingestelde auteurs tegenover militarisme stonden. Johny Lenaerts vertaalde een aantal voor het onderwerp relevante alinea’s uit het boek van Maricourt. Zie hieronder zijn selectie. [ThH]
Over militarisme en antimilitarisme
De libertair ingestelde Franse schrijvers hebben haast allemaal dezelfde houding tegenover het militarisme ingenomen. De gewapende conflicten tussen naties vloeien volgens hen voort uit de disfunctionering van een bepaald maatschappijtype, waarin de warenrelaties tussen individuen overheersen. Het is een maatschappij waarin een hiërarchisch systeem een piramidale structuur installeert, ten voordele van het overheidsapparaat en de uitvoerende macht. Oorlogen tussen naties zijn op de eerste plaats veldslagen die door autoritaire principes geleide maatschappijen tegen elkaar voeren. Het militarisme kan een aanval voorkomen maar ook oproepen. Zijn objectief is dubbel: het overwicht van een land tegenover eventuele vreemde vijanden in stand houden; en vooral garanderen dat er op het nationale grondgebied een orde heerst die berust op een de facto ongelijkheid in de rechten van de individuen.
De libertaire schrijvers waren zich goed bewust van deze situatie en hebben allemaal hun afschuw voor het militair apparaat uitgedrukt. Wanneer er een oorlog uitbrak was hun houding evenwel genuanceerder. Maar het blijkt dat men de afkeer voor het militarisme (als product van de doorgedreven ontwikkeling van het autoritarisme dat heel de maatschappij aantast) en van de oorlog (als negatie van de menselijke waarden en als het opgeven van de hoop op een ‘betere wereld’) in het werk van al deze schrijvers kan terugvinden.
Tegenover een oorlogstoestand tusssen naties bestond de oorspronkelijke houding van de libertairen in een formele weigering om aan de gevechten deel te nemen. Terwijl de nationalistisch ingestelde auteurs de ‘deugden’ van de oorlog bewierrookt hebben en de aandacht vestigden op bepaalde aspecten die zo’n gebeurtenis met zich meebrengt (moed, onbaatzuchtigheid, solidariteit…), waren daarentegen de anarchistisch ingestelde auteurs van mening dat er niets goeds uit een oorlog kan voortkomen. Dus was er ook geen sprake van om partij te kiezen voor een van de oorlogvoerende machten, want diens belangen (d.w.z. de verlenging in de tijd van zijn politiek en sociaal systeem) zou vroeg of laat schade berokkenen aan de hele samenleving en zou de ontwikkeling van een harmonieuze maatschappij verstoren. Als evenwel een oorlog uitbrak namen de spanningen, die soms ondergronds sluimerden, in volle omvang toe.
De anarchistisch ingestelde schrijvers wilden niet de verdediging van een bepaald land op zich nemen. Dat ontsnapt aan de anarchistische retoriek. Door zich op te werpen tegen de fragmentering van de planeet in een veelheid van staten, verkozen de anarchisten het idee van een ‘a-nationale’ functionering van de maatschappij. De arbeiders hebben overal dezelfde behoeften; ze ondergaan ook een uitbuiting die in alle landen dezelfde is. Ze hebben dus dezelfde vijanden, nièt de andere arbeiders, gescheiden van hen door een absurde grens, maar die individuen die verantwoordelijk zijn voor hun uitbuiting. Deze redenering overheerste tot aan de Eerste Wereldoorlog. Het viel dan in duigen door minder verleidelijke beschouwingen. In augustus 1914 kwam er aan de politieke strubbelingen een eind. De ‘heilige alliantie’ werd voorgeschreven. Vele anarchisten zouden zich bij dit programma aansluiten.
De waanzin zou zich als een lopend vuurtje verspreiden. De meeste pacifisten wierpen zich in de strijd. De Internationale, het verenigde proletariaat, de algemene staking: het zijn verouderde begrippen. Het gaat er nu om weerstand te bieden aan de Germaanse ‘barbarij’ die de Republiek bedreigt. Deze Republiek was talloze keren door socialisten van alle strekkingen bekritizeerd. Maar nu verenigt zij de een met de ander. Haar behoud vereist het bestaan van een ‘heilige alliantie’.
Tegenover deze ommezwaai van hun leiders (of wat zo lijkt) zijn de militanten ontredderd. Moeten ze zich, omwille van de behoeften van de oorlog, verbinden met hun vijanden van gisteren, met name de industriëlen of de staatsleiders? Is deze oorlog niet het product van het kapitalisme, zoals de anarchisten of de socialisten beweerden voordat ze uitbrak?
De inspanningen van een handjevol oorlogstegenstanders, verenigd in Zimmerwald, zouden tegenover de oorlogszuchtige vloedgolf zonder resultaat blijven. Aan beide zijden van de grens slaat de repressie toe op de laatste dienstweigeraars. Bij sommige militanten overheerst het gevoel verraden te zijn. Was de oorlog echt onvermijdelijk?
De ‘heilige alliantie’ droeg bij aan de overschilligheid van vele militanten uit de uiteenlopende stromingen van het socialisme. De geloofwaardigheid van vele politici was aangetast. Maar het waren niet enkel de politieke zwaargewichten die zich lieten verleiden door de intrede van Frankrijk in de oorlog. Vele schrijvers handelden op dezelfde manier.
In dit opzicht levert het boek van de proletarische schrijver Henry Poulaille (1896-1980), ‘Pain de soldat’ (Soldatenbrood), een interessante analyse. Het werd in 1937 gepubliceerd en vormt het vierde deel van een autobiografisch fresco. Het hoofdpersonage heeft bij het begin van het boek contact opgenomen met anarchistische groeperingen in Parijs. Hij voelt sympathie voor enkele revolutionairen, discussieert met hen over de strijd die ze zouden kunnen voeren. Maar dan wordt hij verrast door de oorlog, terwijl hij nog werkt bij een apotheker die hem kort voor het overlijden van zijn moeder aangeworven had. Onder de socialisten heerst een algemene ontreddering. De revolutionairen van gisteren eisen hun patriottisme op. Sommige anarchisten trachten eraan te weerstaan, maar hun kreten worden gesmoord. Het hoofdpersonage wordt, net als de meeste van zijn kameraden, onder de wapens geroepen. Poulaille beschrijft het leven van een soldaat die verteerd wordt door twijfel en angst. Bij het einde van de oorlog is hij een overtuigd antimilitarist en anarchist geworden.
In het tweede deel, ‘Les Rescapés’ (De overlevenden), wordt het verhaal verdergezet. De vrienden van het hoofdpersonage sneuvelen de een na de ander. Aan het front loopt het dodental op tot in de duizenden. In het achterland kunnen de burgers zich niet het lijden van de soldaten voorstellen. Eens de vrede getekend is, worden de soldaten niet onmiddellijk gedemobiliseerd. De regering vreest dat ze in opstand zullen komen. Sommigen hebben alles in de oorlog verloren.
Net als in dit boek worden de oorlogstaferelen onder de pen van de libertaire schrijvers altijd met veel schroom beschreven. Ze kennen geen enkele zelfvoldaanheid in het behandelen van dit onderwerp. Van belang is enkel het exemplarisch karakter van de weergegeven feiten en de afschuw die ze bij de lezer zullen oproepen.
De ontketening van de Tweede Wereldoorlog was voor niemand een verrassing. Het verdrag van München schonk geen voldoening en de expansiedrang van het naziregime leek enkel op een militaire confrontatie te kunnen uitlopen. De anarchistische beweging was er niet in geslaagd eisen te formuleren waar alle aanhangers zich in zouden kunnen terugvinden. Enkelen kozen voor een vreedzame oplossing, welke ook de omstandigheden zouden zijn die uit deze keuze voortvloeiden. Anderen meenden dat de oorlogsvoerende mogendheden de verschillende facetten van een en hetzelfde imperialisme vertegenwoordigden en wilden niet het ene of het andere kamp steunen en probeerden zich terug te trekken in een kritische neutraliteit. Maar de meerderheid van de libertairen was ervan overtuigd dat de hoofdvijand gevormd werd door de autoritaire regimes die in Europa opgekomen waren. De strijd tegen de staat en het kapitalisme werd naar de achtergrond verschoven, ten voordele van een rechtstreekse strijd tegen datgene wat Daniël Guérin de ‘bruine pest’ zou noemen, [zie Online].
De anarchisten gingen de gebeurtenissen in verspreide orde tegemoet. In vergelijking met het begin van de eeuw was de situatie erg veranderd. In 1939 was de libertaire beweging teruggevallen tot een klein aantal aanhangers. Haar invloed was verschrompeld. Het falen van de Spaanse republiek werd door de militanten als een pijnlijke gebeurtenis ervaren. Het totalitarisme vond voet aan de grond in Europa, en geen enkel regime leek opgewassen om er tegenin te gaan. En welk vertrouwen kon men nog hebben in die povere democratische regimes van Frankrijk of van Groot-Brittannië? Wat de Sovjet-Unie betreft… Daar maakten de anarchisten zich geen enkele illusie over.
De libertaire militanten en de schrijvers die zich op dezelfde theoriën beriepen namen uiteenlopende standpunten in. De meeste van hen kozen ervoor zich niet voor één kamp uit te spreken, al was dat ook het kamp van de democratie. Leek de optie voor het pacifisme de enige te zijn die in staat was hun artistieke onafhankelijkheid te waarborgen? Hoe het ook zij, deze benadering, die geenszins algemeen afgesproken was, betekende niet dat ze afzijdig stonden tegenover de problemen van het moment; het betekende geen onverschilligheid voor de dagelijkse realiteit, zoals dat bij vele intellectuelen dikwijls het geval lijkt te zijn. Heel eenvoudig kwam het overeen met het idee dat hun rol in deze oorlog zich ertoe beperkte aan geen enkel van de oorlogvoerende mogendheden steun te verlenen.
In ‘Le Refus’ (De weigering) belichtte de libertaire schrijver Ludovic Massé (1900-1982), medestander van Henry Poulaille, de redenen die hem ertoe gebracht hadden om afstand te bewaren gedurende het conflict. Geschreven tussen maart 1945 en augustus 1946, zou de auteur zich hierin uitspreken tegen élke oorlog, tegen die van gisteren en tegen die welke in de toekomst dreigt uit te breken. Een meerderheid van de Fransen heeft gecollaboreerd met de Duitsers en hij was als pacifist een machteloze getuige van de ineenstorting van de humanistische waarden. Toen de Duitse troepen verslagen waren en zich teruggetrokken hadden, had de ‘zuivering’ hem evenzeer gechoqueerd. Sommige aanhangers van de collaborerende regering werden als bij mirakel diens meest verbeten aanklagers.
Het hoofdpersonage van ‘Le Refus’ verkiest een eigenzinnig standpunt in te nemen. Niet dat van collaboratie tijdens het conflict, niet dat van wraak erna. Hij kiest voor de weigering, de weigering tegenover de schijn van keuze die hem opgedrongen wordt. Er bestaan geen goede en geen slechte oorlogen, verklaart hij.
‘Le Refus’ is het verhaal van een gezin dat fysisch en moreel door de wreedheid, de onnozelheid en de ijdelheid van de oorlog ten onder gaat. Het is de eeuwige geschiedenis van slachtoffers en beulen, van gedupeerden en schurken.
Zodra de oorlog beëindigd is, heerst opnieuw de orde. Het leven herneemt zijn oude gang. De heersers veranderen, maar de macht, vertegenwoordigd door de staat, blijft dezelfde. Maar ondanks alle verrechtvaardigingen van zijn weigering om zich te mengen in een oorlog waar hij zich niet in herkende, dringt zich de vraag op: moet het hoofdpersonage zich wel terugtrekken in een afwachtende houding, moet hij wel de gebeurtenissen vanop een afstand bekijken zonder er ooit aan deel te nemen? Zijn standpunt is niet het gemakkelijkste. Als pacifist bevindt hij zich tussen twee vuren. Kan hij zich evenwel vrijwillig boven de strijdende partijen plaatsen? Kan hij zich niet betrokken voelen bij de strijd om de macht die de wereld overspoeld heeft? Het politiek systeem dat de Geallieerden beogen vertoont inderdaad gemeenschappelijke kenmerken met het naziregime, al was het maar omdat het zich niet van het kapitalisme demarceert. Maar kunnen beide regimes echt op dezelfde voet geplaatst worden?
Men kon geen ideaal standpunt tijdens de Tweede Wereldoorlog innemen. Twee blokken stonden tegenover elkaar, het lijkt zinloos om geen partij te willen kiezen. Sommigen begaven zich op een andere weg: ze doken in het maquis, en hoopten dat er na de oorlog een revolutie zou uitbreken. Anderen preekten het pacifisme, waar soms ook risico’s aan verbonden waren.
Welke reserves men ook mag formuleren tegenover het werk van Ludovic Massé, ‘Le Refus’ is ongetwijfeld een van de mooiste pleidooien voor het pacifisme.
Albert Camus, daarentegen, koos voor het Verzet. In 1942 gaf hij zijn terughoudendheid op en sympathiseerde hij met bepaalde verzetsstrijders. In 1943 publiceerde hij clandestien ‘Brieven aan een Duitse vriend’. In maart 1944 verscheen clandestien het eerste nummer van het blad ‘Combat’. Camus was een van de redacteuren. Ook Michel Ragon nam deel aan het Verzet, en vele anderen.
Zoals we zien is het gedrag van de libertaire schrijvers tijdens de Tweede Wereldoorlog veeleer heterogeen. Er werd geen collectief standpunt ingenomen. Sommigen opteerden voor het pacifisme, voor, tijdens en na het conflict. Anderen betoonden zich onverschillig. Nog anderen steunden actief de verzetsbewegingen. Maar uit het geheel van de standpunten van de libertaire schrijvers duikt het beeld op dat deze oorlog niet de hunne was en dat, ondanks de hoop van vele Spaanse vluchtelingen, er geen glimp van een libertaire samenleving in kon doorschemeren.
* Uit: Thierry Maricourt, ‘Histoire de la littérature libertaire en France’, Paris: Editions Albin Michel, 1990. Vertaling en bewerking: Johny Lenaerts.
Toevoeging Thierry Maricourt besprak kort geleden nog het boek van de Oekraïense auteur Andrey Kurkov, getiteld Our daily war. Daarin komt men onder meer tegen een dilemma ‘op herhaling’: ‘Dit Europa is niet perfect, wij ontkennen dat niet, maar het is wel veel beter dan de despotische regiems die het willen vervangen’. De bespreking is opgenomen in het kwartaalschrift Chroniques Noir et Rouge, nr. 20 (maart 2025). Ik citeerde het uit de bespreking van dat nummer, door Ramón Pino, in: Le Monde libertaire, nr. 1873, juni 2025. [ThH].
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.