Forum voor Anarchisme
ArtikelenDe AnarchokrantDossiersEventsWiki // Hulp bronnenContact // InzendingForum
|
anarchokrant14 juli 2025

Revolutiekoers: Onrust en oproer in november 1918

Author: Globalinfo.nl | GEPLAATST DOOR: De Anarchokrant | Bron: globalinfo.nl

November 1918 was in heel Europa een ronduit woelig jaar. Met name in de landen die aan de Eerste Wereldoorlog hadden deelgenomen, was de ineenstorting van de maatschappij een feit. Nederland was weliswaar neutraal gebleven, maar kon zich bepaald niet aan de algehele economische crisis onttrekken. Bovendien waren ook in Nederland militairen gemobiliseerd (onder andere om te voorkomen dat de verliezende Duitsers zich via Nederland terug zouden trekken). En ook in Nederland waren allerlei meer of minder radicale linkse organisaties die ervan doordrongen waren dat alleen revolutionaire veranderingen hun lot zouden kunnen doen verbeteren.

Een jaar eerder was het aardappeloproer uitgebroken in Amsterdam. Bij de bestorming van treinwagons met aardappelen door anarchistische huisvrouwen trad het leger hard op en uiteindelijk vielen er in juli 2017 9 doden en meer dan honderd gewonden.

Toen er eindelijke een einde aan de 1e Wereldoorlog kwam, was dat in Duitsland het moment dat soldaten en arbeiders in opstand kwamen. Het leidde onder andere tot het uitroepen van ‘radenrepublieken’ in Beieren,  Kiel en andere plaatsen. De koning nam de benen. Er werd zwaar gevochten om de radenrepublieken te verdedigen tegen aanvallen van conservatieve militairen en hun politieke handlangers. Bovendien was in Rusland natuurlijk de revolutie aan de gang. Voor het eerst dat een heel land, en niet zo’n kleintje, in de macht van de revolutionairen was gevallen. En in het begin zag heel links dat nog als een wenkend perspectief.

In oktober 1918 brak er ook een opstand uit in de militaire barakken De Harskamp bij Ede, waarbij een deel van de barakken in brand gestoken werd. Ook in Zwolle, Amersfoort en Vlissingen braken opstanden van soldaten uit. Een deel van de gemobiliseerde soldaten was aanhanger van linkse organisaties.

Toen de berichten over de opstanden uit Duitsland kwamen, en in Gelderland de Harskamp in de fik ging, dachten linkse groepen van verschillende bloedgroepen dat het nu ook in Nederland zou kunnen gebeuren. Zie daar de omstandigheden die leidden tot de kortstondige poging om ook in Nederland een radenrepubliek, met  ‘arbeiders en soldatenraden’ aan het roer te stichten.

De gebeurtenissen van november 1918 zijn vooral de geschiedenis ingegaan als ‘de vergissing van Troelstra’. De leider van de sociaaldemocraten in het parlement had de commotie aangegrepen om de revolutie af te kondigen in Den Haag. Maar toen de bestorming van een kazerne in Amsterdam mislukte, moest hij zijn aspiraties snel weer intrekken, en wilden ze er het liefst  niet meer aan herinnerd worden. Ze hadden natuurlijk sowieso niet zoveel op met wapens en geweld, in buurland Duitsland namen ze zelfs actief deel aan de contrarevolutie.

De conservatieve regering reageerde met de bekende dubbele strategie: repressie en worsten. Er werd een heel stel hervormingen beloofd op het gebied van arbeid en inkomen van de armen. En allerlei belangrijke gebouwen werden door militairen met zandzakken en mitrailleurs omringd, om te voorkomen dat ze door opstandelingen ingenomen zouden kunnen worden. Bovendien werden er gezagsgetrouwe militairen uit ‘de provicie’ naar de grote steden gehaald, omdat de stedelijke militairen onbetrouwbaar geacht werden.

Maar in Amsterdam gistte de revolutie dus nog. Linmans beschrijft mooi hoe er een enorme manifestatie gehouden werd in de Diamantbeurs (aan de Weesperstraat) waar voor het eerst alle radicaal-linkse stromingen bijeen kwamen. Er kwamen wel 5000 mensen bijeen, die zich voor zover ze er in pasten over verschillende zalen verspreidden. De sociaaldemocraten van Troelstra waren daar niet bij, die hadden hun eigen bijeenkomst, en demonstratie, elders in de stad. Wie er wel waren is goed aan de voornaamste sprekers te zien. De communisten (Wijnkoop en Henriette Roland Holst) en toppunt van de bijeenkomst was dat de oude anarchistische voorman Ferdinand Domela Nieuwenhuis in rolstoel over de hoofden van de volgepakte menigte naar het podium werd gehesen. Hij verklaarde daar dat nu hij zag dat de revolutie ook in Nederland ging gebeuren, hij met gerust hart kon sterven (korte tijd later overleed hij).

Op de bijeenkomst in de Diamantbeurs werd ter plekke bedacht dat men de straat op moest en wel ‘langs de kazernes’. Om de hoek in de Sarphatistraat lagen er twee, eerst de Cavaleriekazerne en daarna de Oranje Nassau. Beide zijn inmiddels ontdaan van hun militaire bestemming, maar nog steeds te bezichtigen. In de Cavaleriekazerne zit nu een kunstinstelling, de Oranje Nassau is veranderd in woningen.

Op de manifestatie en bij eerder bijeenkomsten was steeds sprake van revolutionaire militairen die de strijd zouden willen steunen. In veel gevallen waren ze ook, in uniform, aanwezig, hoewel steeds onduidelijk was in welke mate ze representatief waren voor de rest van de militairen. Door bij de kazernes langs te trekken met de revolutionaire demonstratie, zouden de soldaten zich – liefst met wapens – kunnen aansluiten. En anders, was het idee van een deel van de demonstranten, zouden ze daar de wapens wel kunnen veroveren.

Een stoet van een paar duizend mensen, met voorop de revolutionaire leiders (Wijnkoop en Roland Holst, Domela Nieuwenhuis was te oud en zwak om mee te kunnen optrekken, ondanks allerlei geruchten dat hij vooraan zou hebben gestaan…) toog dus door de Sarphatiestraat. De kop liep langs de Cavaleriekazerne en wilde doorlopen, maar achterin waren mensen die de poort wilden bestormen, en daarbij door de militairen beschoten werden. Er vielen vier doden en talloze gewonden.

Aan de voorkant, waar de partijleiders liepen, was aanvankelijk niets aan de hand, maar kwam het nieuws natuurlijk snel aan en was men tamelijk radeloos over de voortgang.

Sociaaldemokraten (de SDAP van Troelstra) hadden elders hun eigen bijeenkomst (Bellevue en Concertgebouw) en demonstratie, waar alles rustig bleef en die snel ontbonden werd toen politie het nieuws over de schietpartij kwam melden.

Wat Linmans met zijn boek doet, en dat is een grote aanwinst, is de aandacht niet op Troelstra en zijn gestuntel in het parlement richten, maar op de deelnemers aan de optochten en rellen in de week van 13 november 1918. Dat doet hij door de mensen op te sporen die bij de confrontatie met de militairen in de Sarphatistraat gedood of gewond zijn geraakt. Die namen zijn namelijk in de politieregisters terecht gekomen, en ook in kranten, hoewel die er vaak een potje van maakten. Het naspeuren van de persoonlijke details achter de namen heeft de schrijver voor een groot deel gedaan met archiefstukken en kennis van mede-historicus Dennis Bos.  Dat levert aandoenlijke details op over hun leef- en werkomstandigheden en hun politieke activiteiten. En vooral geeft het de revolutiepoging gezichten, andere dan die die de behoudende politici en hun media in hun karikaturen produceerden (zoals het – waarschijnlijk verzonnen – feit dat de leider van de Communisten, David Wijnkoop, na de rellen bij de kazerne om een buurtbewoner om een glaasje water heeft gevraagd).

Wat ook tamelijk onthutsend beschreven wordt, is de ‘contrarevolutie’, met het ontstaan van burgerwachten en de door de staat in het leven geroepen Landstorm. Een soort ‘dad’s army’ van prefascistische houwdegens die zich aangemeld hebben om het linkse tuig van de straat te slaan. Binnen de kortste tijd waren er duizenden antirevolutionairen georganiseerd in bijna alle gemeentes. Na het mislukken van de revolutie toog de reactionaire politiek ook aan het werk om een herhaling in de toekomst te voorkomen, zoals met de in 1920 aangenomen anti-revolutiewet. Die verbood voorbereidingen voor een ‘gewelddadige omverwerping van de regeringsmacht’ inclusief contacten daarover met het buitenland.

De vraag blijft staan wat er gebeurd zou zijn  als de militairen in de Cavaleriekazerne (onder leiding van de onervaren wachtmeester Jan Kroon, die op opvallend veel sympathie van de schrijver kan rekenen) niet zouden hebben beschoten. Wouter Linmans legt trouwens de ‘schuld’ van het bloedbad bij de demonstranten, die zouden zijn begonnen met schieten. Maar dat blijft omstreden, er zijn in ieder geval geen slachtoffers bij de militairen getroffen. In ieder gval blijkt uit het boek ook hoe slecht voorbereid de revolutionairen waren. Er was geen echt plan, men dacht kennelijk dat het heersende systeem vanzelf in zou storten.

De auteur kiest ervoor om alle commotie vanuit een ironische distantie te beschrijven. Dat komt misschien de objectiviteit van de verslaggeving ten goede, maar betekent ook dat we niet heel erg diep in de revolutionaire leefwereld duiken. Zo komen we nauwelijks te weten wat de deelnemers voor ideeën en discussies hadden. Er waren veel verschillende klupjes en iedereen had ruzie met elkaar, maar waarover precies wordt nooit goed duidelijk. Terwijl we ook weten dat het precies in die periode wemelde van de uitgegeven boeken en pamfletten, en kranten op straat gecolporteerd werden vol verhalen over revolutie en alternatieve werelden. Dat werd allemaal grif verkocht, dus zal het toch ook gelezen zijn en met elkaar besproken?

Maar de portretten van de deelnemers aan de bestorming van 13 november 1918 zijn mooi. En de schrijver doet ook een mooie poging om de biografieën af te maken door ook te beschrijven wat er na de woelige dagen met hen gebeurde, en hoe ze geëindigd zijn. Met een merkwaardige rol voor de op Appelscha vereeuwigde Jo de Haas, die betrokken was bij een groepje die na de mislukte revolutie met bommen aan de slag ging, waarbij het hele groepje opgepakt werd, en lang achter de tralies verdween (behalve Jo de Haas…).

Opmerkelijk aan het hele verhaal is ook hoe snel alle commotie weer verdampte. De volgende dag al leek een groot deel van de overtuiging van de revolutionairen verdwenen. Ondanks oproepen om de strijd voort te zetten, kwamen er nauwelijks meer mensen naar bijeenkomsten, en de ‘arbeiders en soldaten-raden’ kwijnden weg. De doden van 13 november werden ook geen martelaren. Pas in 1988 verscheen er een plakette bij de kazerne, gemaakt door een van de kunstenaars die in de gebouwen was komen werken. Geschrokken door de repressie, en deels met schuldgevoelens over de gebeurtenissen, wilde men de bestorming kennelijk het liefst vergeten…

Nog een opvallend fenomeen is het ontbreken van afbeeldingen van de gebeurtenissen. Van de befaamde manifestatie in de Diamantbeurs bestaat zelfs geen een foto, en van de confrontaties in de Sarphatistraat ook niet. Overigens staat het boek wel vol andere foto’s en in een speciaal katern afgebeelde propaganda van de contrarevolutie. Met daarbij een ijzingwekkende poster om ‘het wettig gezag te steunen, voordat het te laat is’.

Maar ter linkerzijde werd er geen herinneringscultuur opgebouwd. Ook niet over de Russische revolutie trouwens. Dat werd wel geprobeerd maar leverde geen enthousiaste menigtes op.

Ook goed om te herinneren uit die dagen is hoe kruiperig de christelijke (Katholieke en Protestantse) vakbonden opereerden, wat in het hoofdstuk over de contrarevolutie terloops vermeld wordt. Los van een aantal toegiften aan de arbeiders (waaronder kiesrecht voor vrouwen) was de mislukte revolutie ook goed voor het oprichten van de eerste binnenlandse veiligheidsdienst. Al in januari 1919 werd de Centrale Inlichtingendienst (CI) opgericht. Die ging hard aan het werk en binnen de kortste keren stonden duizenden linkse activisten op een zwarte lijst.

Revolutiekoers. Atheneum-Polak & Van Gennep 2024, 295 pagina’s, ISBN: 9789025313555, Prijs: € 24,99

Reacties (0)

Voeg nieuwe reactie toe

Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.