Middenklasse deel II: hoe de hoofdarbeider iedereen (en zichzelf) gijzelt in een abstracte kooi
“Waarom ik, ondanks alles, lid ben geworden van D66 en de VVD (en hoop dat jij zoiets ook doet)”, schreef Kustaw Bessems twee dagen terug in De Volkskrant. Zijn stuk symboliseert precies het probleem met de geprivilegieerde arbeidende middenklasse: de politiek wordt zo abstract gemaakt dat niets er meer toe doet.
Eigenlijk is dat een slechte term. Het beschrijft namelijk een combinatie van twee groepen: de “petit bourgeoisie” (de ‘ondernemers’, kleine bedrijfseigenaren), en de hoofdarbeiders, de academisch geschoolde kantoorwerkers.
Maar deze groepen (‘ondernemers’ en hoofdarbeiders) hebben compleet andere posities. ‘Ondernemers’ zijn eigenaren en behoren tot de bezittende klasse, die hun geld verdienen door geld te investeren. Hoofdarbeiders zijn arbeiders, die loon verdienen met arbeid.
Daar zit ook gelijk het grote probleem, want de twee bloedgroepen van de “middenklasse” hebben compleet andere belangen. Hoofdarbeiders zijn (in beginsel) gebaat bij hoger loon, goedkopere huizen, sterke sociale voorzieningen en lage inflatie. Net als andere arbeiders.
De ‘ondernemers’ willen echter het tegenovergestelde. Zij zijn gebaat bij lage lonen, hoge huurprijzen, een sociaal vangnet dat mensen dwingt te werken, en stijgende prijzen. Je zou zeggen: politiek zijn ze het tegenovergestelde. Waarom dan die term, “middenklasse”?
Deze term verhult, paradoxaal genoeg, het bestaan van klasse. Het verdeelt de samenleving in feite in drie blokken: armen, rijken, en de tussengelegen “middengroep”: niet bijzonder rijk, niet bijzonder arm. Maar dat is geen nuttige verdeling.
Het zegt namelijk niets over waarom mensen arm of rijk zijn, of welke politieke belangen mensen hebben. Zoals in de VS, waar armoede en rijkdom (door de politiek) niet wordt gezien als een tegenstelling, maar juist als een ladder.
Die driedeling van de samenleving in laag, midden, hoog, en het feit dat hoofdarbeiders en ‘ondernemers’ samen in de “middenklasse” zitten, creëert ook de illusie dat hoofdarbeiders dichterbij rijkdom zijn dan bij armoede. Terwijl het omgekeerde waar is.
Dit was geen toeval, maar een politieke zet. In de jaren zeventig en tachtig is veel industrie uit Nederland (en de rest van Europa) naar het globale zuiden verplaatst: Zuid-Amerika, Azië, Afrika. Door jarenlange koloniale uitbuiting waren loonkosten daar lager.
Dit had ook te maken met de macht van de vakbonden. Handarbeiders zijn vanwege verschillende redenen makkelijker te organiseren, en daarvoor vreesden ‘werkgevers’. In voormalig gekoloniseerde gebieden waren vakbonden juist praktisch verboden geweest.
In Nederland groeit dan de “diensteneconomie”. De fabrieken gaan naar het buitenland, maar de bedrijven blijven achter. Die bedrijven hebben administratieve staf nodig: beleidsmedewerkers, juristen, consultants, strategen, technici, ontwerpers…
Maar dat is niet zonder problemen. Want hoofdarbeiders hebben hun eigen problemen. Ze worden meestal academisch geschoold. Zo komen studenten in aanraking met verschillende ideeën, waaronder radicale ideeën over gelijkwaardigheid en democratisering.
Niet alleen dat, maar hoofdarbeiders hebben ook grote invloed in de overheid en het bedrijfsleven. Het zijn immers de hoofdarbeiders die de ambtenarij en het bedrijfsleven aansturen, die strategische en tactische besluiten voorbereiden. Een gevaarlijke combinatie.
In het Verenigd Koninkrijk komt Margaret Thatcher met de oplossing. Door sociale huurwoningen aan bewoners te verkopen, slaat ze twee vliegen in één klap: ze kleedt de volkshuisvesting uit, en maakt een groot aantal arbeiders eigenaar van een eigen huis.
Dit is, vanuit haar bezien, een geniale zet: opeens ontstaat er een zogenaamde “middenklasse” van hoofdarbeiders met eigen belangen: ze willen, in tegenstelling tot huurders, dat huizenprijzen stijgen. Ze willen hypotheken tegen lage rentes. Allemaal kapitalistische wensen.
Hetzelfde is overigens in Nederland gebeurd: enorme hoeveelheden sociale huurhuizen zijn verkocht aan woningkopers en speculanten, in navolging van het Britse voorbeeld.
Daarnaast konden hoofdarbeiders opeens ook investeren in aandelen. Het werd verkocht als een manier om je pensioen aan te vullen of om wat meer welvaart te vergaren. Hierdoor kregen hoofdarbeiders interesse in beurskoersen en de “gezondheid” (dus winstgevendheid) van bedrijven.
Dit is de oorsprong van de “middenklasse-illusie”: dat er geen fundamenteel verschil is tussen arbeiders en kapitalisten, dat rijkdom een beklimbare ladder is… En bovenal: dat zogenaamd “succes” een puur eigen verdienste is, waarvoor je alleen jezelf dankbaar moet zijn.
Dit is het gevolg van “survivorship bias“. Mensen die zogenaamd “succesvol” zijn (naar kapitalistische maatstaven) zien zichzelf als waardig, omdat zij hebben “gewonnen”. Naar alle mensen die in hun ogen niet succesvol zijn, willen ze niet luisteren.
En dit heeft ook politiek effect. Aangezien hoofdarbeiders zichzelf meestal als intelligent zien, zien ze al snel de hele wereld door de bril van intelligentie. Alles wat slecht is kan worden uitgelegd door “domheid”, onder andere van politici.
Dit is gevaarlijk, om twee redenen. Ten eerste wijst het naar de verkeerde oplossing. Als alle problemen door “domheid” worden veroorzaakt, dan is het probleem dus “kennis”. In plaats van het idee dat slimme mensen uit machtswellust en eigenbelang kunnen handelen.
Ten eerste is het een heel hiërarchische manier van denken die de wereld onderverdeelt in “slim” en “dom”, waarbij “slim” alleen een heel beperkte vorm van academische vaardigheid en abstract denkwijze omschrijft. Die abstracte denkwijze is ook nog eens exclusief en uitsluitend.
Neem het stuk van Bessems: hij gooit met abstracte termen als een “kleine overheid”, die wenselijk zou zijn. Als je vraagt waarom, komt hij vast met allemaal filosofen en artikelen waarom het “moreel wenselijk” is om een beperkte overheid (en ongebonden kapitalisme) te hebben.
Zo kan Bessems wat krom is, recht lullen, namelijk dat hij lid is geworden van (en geld geeft aan) de VVD, een cynische marketingmachine, een conservatief-populistische machtspartij. Uit “opportunisme”, zegt hij. Een opportunisme dat hij zich kan veroorloven.
Want “zijn” partij blijft bijdragen aan een systeem waar mensen letterlijk sterven. Zoals Alice, die in een AZC is overleden door extreem geweld en omdat haar zorg is ontzegd die ze nodig had. Ze is vermoord door het systeem.
Of de vele arbeidsmigranten die op straat sterven omdat Nederland hen weigert te huisvesten. Je kan allerlei abstracties bedenken over push-factoren, landelijk beleid, Schengen, EU-recht, maar je komt er niet omheen: Nederland laat mensen sterven.
Niet alleen Bessems maakt zich schuldig aan deze abstracte, academische, geprivilegieerde politieke afstandelijkheid. We zien het veel vaker terug, ook in deze column over deelname een onderwijsdemonstratie. Politiek wordt vanaf een afstand bekeken.
Dat academisch geschoolde hoofdarbeiders de politiek van zo’n afstand bekijken is een gigantisch probleem, aangezien hoofdarbeiders de parlementaire politiek geheel domineren. Kamerleden, ministers, wethouders, burgemeesters, raadsleden ze zijn grotendeels academisch geschoold.
En ook in partijlidmaatschap: de meeste leden van partijen hebben een academische graad, en hebben daarmee de verwachtingen van de arbeidende “middenklasse”: een koophuis en een kantoorbaan. Dit, terwijl slechts zeventien procent van Nederland een master heeft gehaald.
Deze politieke dominantie wordt versterkt door media-dominantie: ook de meeste journalisten zijn academisch geschoolde hoofdarbeiders, net als de meeste tafelgasten van talkshows. Al deze stemmen komen in feite van zeventien procent.
En niet die gehele zeventien procent, want daarbinnen worden mensen van kleur, vrouwen, queer mensen en mensen met een beperking ook nog eens systemisch uitgesloten. Dus het is nog eens een veel kleiner percentage dat over iedereen praat.
“Maar”, hoor ik al zeggen, “Dat is toch juist goed? Slimme mensen die zich met de politiek bezig houden?” Nee. Allereerst is academisch denken niet beter (of “slimmer”) dan andere denkwijzen. Het is anders. En op dit moment is het abstracte denken extreem oververtegenwoordigd.
Dat leidt ertoe dat er veel op hoog abstractieniveau wordt gediscussieerd en gedebatteerd (favoriete academische hobby’s). Dit, door een groep mensen die per definitie het redelijk goed heeft binnen de kapitalistische maatschappij, en politieke emotie als iets slechts ziet.
Het is daarom bijna satirisch hoe veel abstracte politieke theorieën er worden geschreven om hoofdarbeiders uit te leggen waarom: 1. kapitalisme wél werkt, maar dat er 2. desondanks nog onrechtvaardigheid bestaat in de wereld.
Sander Schimmelpenninck legt bijvoorbeeld uit dat Nederlanders het eigenlijk al jaren “te goed” hebben, en dat mensen uit pure verveling extreem-rechts zijn geworden. De oplossing: een paar wijzigingen in belastingpercentages en wat meer elan.
Of Rutger Bregman, die vindt dat politiek geëngageerde hoofdarbeiders juist méér carrière moeten maken, méér geld verdienen, en dat alles dan goed komt. Iets dat die hoofdarbeiders maar wat graag horen, natuurlijk. Dat waren ze immers toch al van plan.
Het is dan ook niet verrassend dat Bregman ook de politiek kapot heeft geabstraheerd. Het gaat alleen nog om het winnen van verkiezingen, stelt hij, niet meer om de inhoud. Mijn vraag: waarom maakt het dan uit wie verkiezingen wint?
Dit is dus de probleemomschrijving: een kleine groep mensen, die zichzelf heeft overtuigd dat politieke afstandelijkheid een grote deugd is, heeft in feite de hele politiek en het maatschappelijk debat gekaapt. Ze hebben de samenleving gegijzeld.
Wat kunnen we ertegen doen?
Oplossing 1: Speel hun spelletje. In de VS heet dit “een linkse Joe Rogan”, naar de rechtse podcaster met een enorme schare volgelingen. Kunnen we niet een abstracte academicus optuigen om al die hoofdarbeiders te overtuigen?
Helaas werkt dit niet. Er zijn genoeg academici die de problemen van het kapitalisme benoemen. Maar talkshows en media gaan er toch altijd weer vandoor met de Schimmelpennincks en de Bregmannen: figuren die de status quo niet te veel opschudden.
Oplossing 2: Laat ze links liggen. Moeten we ons wel bekommeren om die hoofdarbeiders? Zijn die niet te veel met zichzelf bezig? Kunnen we het niet zonder hen af? Ook dat lijkt me lastig. Nu ben ik als hoofdarbeider bevooroordeeld, maar we kunnen hopelijk wel íets bijdragen.
Zolang hoofdarbeiders geen dominante rol innemen in een beweging kunnen ze (we) vaardigheden bijdragen. Zelf wil ik bijvoorbeeld juridische kennis delen. Maar als het gaat domineren, dan wordt je beweging al snel gekaapt, en voor je het weet ben je een ngo.
Oplossing 3: Pakken wat je pakken kan en wil. Met deze oplossing probeer je niet de hele middenklasse te overtuigen van je gelijk. Je probeert hoofdarbeiders te overtuigen, maar maakt het niet je centrale punt. Je laat de hoofdarbeiders naar jou toekomen in plaats van andersom.
Dit wordt steeds makkelijker gemaakt omdat hoofdarbeiders zoals ikzelf steeds minder mee kunnen komen in het Thatcher-leven. Ik zal nooit een huis kunnen kopen, en dat is de schuld van kapitalisme. Er zijn steeds meer “middenklassers” die hierop afhaken.
Zonder die huizencrisis was ik nu misschien wel een liberaal geweest. Maar oplettendheid is geboden. Sommige hoofdarbeiders spreken revolutionaire taal, maar willen uiteindelijk toch gewoon een comfortabel mediabaantje hebben. Daar moet je voor uitkijken.
En om af te sluiten, een advies voor mijn mede-witte mede-hoofdarbeiders: we hebben ons hele leven te horen gekregen dat we beter zijn omdat we slim zijn, omdat we VWO hebben gedaan, omdat we studeerden… Laat dat superioriteitsgevoel los, en gebruik dat kritisch denken eens.
Want uiteindelijk hebben wij helemaal niets te winnen in het kapitalistische systeem. In dit systeem zijn we niets meer dan ambtenaren voor de rijken, en dragen we bij aan de onderdrukking, niet alleen in Nederland, maar over de hele wereld. Wees daaraan niet medeplichtig.
Bo Salomons
(Dit artikel verscheen eerder als draadje op Twitter.)
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.