De oorlogen in Vietnam en Gaza hebben het vertrouwen van jongeren in de Amerikaanse leiders aan diggelen geslagen
Acht jaar voordat het door de VS gesteunde regime in Zuid-Vietnam ineenstortte, stond ik in de nacht van 15 april 1967 met schoolvrienden op het Penn Station in Manhattan (New York) te wachten op de trein terug naar Washington, nadat ik het grootste anti-oorlogsprotest tot dan toe had bijgewoond. Een vroege editie van de New York Times van de volgende dag kwam juist aan bij de kiosken met een grote kop op de voorpagina: “100.000 demonstranten bij de V.N. tegen Vietnamoorlog”. Ik hoorde iemand zeggen: “Johnson zal nu naar ons moeten luisteren.” Maar president Lyndon Johnson verpestte de hoop van degenen die deze dag van Central Park naar het hoofdkwartier van de Verenigde Naties optrokken (met een opkomst die later op 400.000 werd geschat). Hij bleef de oorlog in Vietnam verder opvoeren, terwijl hij in het geheim ook Laos en Cambodja liet bombarderen.
In de jaren die volgden, waren er anti-oorlogsdemonstraties in duizenden gemeentes in de Verenigde Staten. Op 15 oktober 1969 demonstreerden er in een groot aantal Amerikaanse steden samen meer dan twee miljoen mensen. Maar alle vormen van protest waren aan dovemansoren gericht. Een liedje van de volkszanger Donovan, dat in 1965 uitkwam, werd met het jaar meer waar: “The War Drags On” (“De oorlog sleept zich voort”).
Naarmate de oorlog alsmaar voortduurde, verdween langzaam maar zeker het vertrouwen in de wijsheid en goedheid van Johnson en zijn opvolger Richard Nixon. Dat bleek bijvoorbeeld uit opiniepeilingen van Gallup. In 1965 zei slechts 24 procent van de Amerikanen dat betrokkenheid bij de Vietnamoorlog een vergissing was geweest. In het voorjaar van 1971 was dat meer dan verdubbeld tot 61 procent.
Het aantal Amerikaanse troepen in Vietnam, ruim een half miljoen in 1968, nam geleidelijk af, maar de gevechten op de grond en de massale bombardementen bleven doorgaan tot de ondertekening van de vredesakkoorden van Parijs eind januari 1973. Amerikaanse troepen trokken zich terug uit Vietnam, maar de oorlog ging nog 27 maanden door met Amerikaanse steun, totdat – op 30 april 1975 – de laatste helikopter vanaf het dak van de Amerikaanse ambassade in Saigon vertrok.
Tegen die tijd waren de meeste Amerikanen erg teleurgesteld in hun regering. Het optimisme dat zij zou luisteren naar de publieke opinie zakte weg, omdat het bloedbad in Zuidoost-Azië doorging. Voor veel mensen, had de democratie gefaald en wel speciaal in de ogen van de studenten, die zich zo betrokken voelden bij de anti-oorlogsbeweging.
Aan het eind van de jaren zestig vond Gallup “aanzienlijk meer weerstand tegen het Vietnambeleid van president Richard Nixon” onder studenten dan in “een parallel onderzoek onder het Amerikaanse algemene publiek: 44 procent tegen 25 procent.” Dezelfde peiling “toonde aan dat 69 procent van de studenten voorstander was van het vertragen of stoppen van de gevechten in Vietnam, terwijl slechts twintig procent voorstander was van het opvoeren van de oorlog. Dit was een grote verandering ten opzichte van 1967, toen meer studenten voorstander waren van escalatie (49 procent) dan van de-escalatie (35 procent).”
Zes decennia later kostte het veel minder tijd voor jonge Amerikanen om zich resoluut te keren tegen de sleutelrol van hun regering in het bewapenen van Israël voor de oorlog tegen Gaza. De voortdurende enorme zendingen wapens naar het Israëlische leger overtuigde de meeste jongvolwassenen er snel van dat de Amerikaanse regering medeplichtig was aan een meedogenloze belegering die op grote schaal Palestijnse burgers het leven kostte.
Een CBS News/YouGov peiling in juni 2024 toonde aan dat Amerikanen met 61-39 procent tegen het sturen van “wapens en voorraden naar Israël” waren. De weerstand tegen de wapenzendingen was zelfs nog groter onder jongeren. Bij volwassenen onder de dertig was de verhouding 77-23.
Jonge Amerikanen merkten al gauw dat hun bezorgdheid over de betrokkenheid van hun land in verre oorlogen weinig betekende voor beleidsmakers in Washington. Geen enkel leerboek legde hen uit hoe en waarom de machtigen in hun land een oorlogsmachine aan de gang hielden die miljoenen levens geëist had in Zuidoost-Azië en nu de wapens leverde die de genocide in Gaza mogelijk maakten.
De monsterlijke oorlogsvoering onder toezicht van president Johnson en Nixon had tot gevolg dat grote aantallen Amerikanen, en speciaal jongeren, opeens het karakter van macht doorkregen. En net als bij de president Trump en zijn voorganger Biden nu bleek dat mooi klinkende woorden niet meer waren dan een dekmantel voor het begaan van eindeloos veel gruwelijkheden.
Geen enkel campagnepraatje over de vreugdevolle zorgzame samenleving kon het gebrek aan fatsoen bij de Democratische Partij goedmaken. Door het oorlogsbeleid van hun president te verdedigen, zonder rekening te houden met de mening van jonge kiezers, beschadigden twee Democratische vicepresidenten – Hubert Humphrey en Kamala Harris – de kansen van hun president om herkozen te worden.
Een tweetal televisie interviews, tonen griezelig veel overeenkomst. In Augustus 1968 kreeg Humphrey in het NBC-programma Meet the Press de volgende vraag: “Op welke punten bent u het niet eens met het Vietnam-beleid van president Johnson?” En hij antwoordde: “Ik denk dat het beleid van de president in principe goed is”. 56 jaar later, in oktober 2024, vroeg de presentator van het ABC-programma The View, aan Harris: “Zou u de afgelopen vier jaar iets anders hebben gedaan dan president Biden?” “Er is niet iets dat in me opkomt”, antwoordde zij.
Slechts 54 procent van de jongeren stemde afgelopen herfst op Harris, terwijl vier jaar eerder zestig procent van hen hun stem op Biden had uitgebracht.
Veel jongeren vonden en vinden de standpunten van Hubert Humphrey en Kamala Harris over de oorlog tegen Vietnam en Gaza immoreel. Hun beslissingen om de oorlog gaande te blijven houden botsten/botsen met hun jeugdig idealisme. En terwijl gevoelloze verkiezingsstrategen dergelijk idealisme onbelangrijk vonden/vinden, waren/zijn de gevolgen ingrijpend.
Norman Solomon
De oorspronkelijke tekst “The Vietnam and Gaza Wars Shattered Young Illusions About U.S. Leaders” verscheen begin mei in Counterpunch. Vertaling en bewerking: Jan Paul Smit.
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.