Populisme? Hoezo, populisme?
maandag 11 augustus 2025
Laten we het over populisme hebben. Over rechts-populisme, over links-populisme, over anarcho-populisme zelfs. En laten we dan concluderen dat het woord goeddeels onbruikbaar is wegens de volstrekt vloeibare betekenissen ervan. Laten we vaststellen dat het woord heel vaak ideologische verwarring weerspiegelt en nog versterkt ook. Populisme – het verschijnsel dat er veelal mee aangeduid wordt, maar vooral ook het woordje zelf – is een ondermijning van linksheid, althans van een linksheid die principieel, radicaal en consistent probeert te zijn. Waar links populistisch wordt, daar wordt links stukken minder links.
Rechts-populisme? Fascisme is het!
Eerst maar dat rechts-populisme. Linkse mensen zijn het er wel over eens: dát is in ieder geval een akelig verschijnsel, een gevaar voor alles waar linkse mensen voor staan. De reden is vrij eenvoudig te vinden. Het woordje duidt op bewegingen met leiders als Wilders, Baudet, Eerdmans, Trump en zijn MAGA-Republikeinen, Orban, partijen als de AfD en het Rassemblement National. Het gaat om verschijnselen die we minstens radicaal-rechts en in vele gevallen gewoon extreem-rechts zouden kunnen noemen. Het betreft verschijnselen die verwant zijn aan het fascisme van Mussolini en het nationaal-socialisme van Hitler.
Waarom noemden we die vooroorlogse fenomenen vormen van fascisme, en waarom doen we dat niet met hun naoorlogese geestverwanten? Waarom was Mussert een fascist en Wilders een rechtspopulist? Er is geen diep wezenlijk verschil in wereldbeeld, in autoritair streven, in het opstoken van racistische haat. Er is geen verschil in de aanbidding van De Natie als het hoogste goed, waarvoor iedereen binnen het Volk in de houding moet springen, en waarvoor iedereen die in deze politieke beweging in de weg loopt uit die weg geruimd dient te worden. Er is een verschil in tactieken. Het vooroorlogse fascisme meer leunde op paramilitair geweld dan hun hedendaagse opvolgers. Het enthousiasme van Wilders voor de agressieve grenspatrouille – een embryonale paramilitaire nazi-formatie, een SA in de dop – die enige tijd geleden in de provincie Groningen op jacht naar vluchtelingen ging, laat zien dat zelfs dit verschil afneemt.
De conclusie dringt zich op: wat de gevestigde mainstream-opinie zo beleefd als rechts-populisme aanduidt, dat is gewoon fascisme, eventueel fascisme 2.0, maar geheel in lijn met haar voorlopers. Dat woordje systematisch niet gebruiken en er het vriendelijker klinkend ‘rechts-populisme’ voor in de plaats zetten, is een voorbeeld van wat in de Duitse taal ‘verharmlosung’ heet: dingen onschuldiger doen voorkomen dan ze zijn. Verhullend taalgebruik is het. Noem fascisten gewoon fascisten als je analyses van dit vijandelijke verschijnsel maakt . Wat niet wil zeggen dat het automatisch de beste tactiek is om elke PVV-kiezer voor fascist uit te schelden. Maar ook dan is ‘rechts-populist’ geen goede vervanging voor het f-woord. En het feit dat fascisten een populistische methode – demagogie waarin ze het Volk afzetten tegen een Elite – hanteren, is nog geen goede reden om enkel die methode tot naamgevend kenmerk te verheffen.
Okay, weg ermee dus, met dat woordje ‘rechts-populisme’! Maar hoe zit het eigenlijk met het woordje ‘populist’ zelf? Zijn er andere bewegingen waar het woordje wel bruikbaar is? Dat is een beetje ingewikkeld. Ik heb lang gedacht, en ook wel eens geschreven,(1) dat ‘populisme’ eigenlijk een links ding is. En als populisme intrinsiek links is, dan is rechts-populisme onzin, en een vorm waarin de mainstream taalkundig iets van ons als linkse mensen afpakt. Rechts-populisme zou je dan eigenlijk schijnpopulisme kunnen noemen, want de echte populisten vond je bij links. We zouden dat woord dus terug kunnen claimen, zo was de strekking van mijn redenering destijds. Ik sta niet langer meer achter die redenering. Het klopt historisch niet, en het leidt analytisch tot de grootst mogelijke ellende.
Stukje geschiedenis
Hoe zit het historisch? Ja, er waren in de negentiende w eeuw twee linkse bewegingen die ‘Populisten’ werden genoemd. Je had zoiets in de VS, waar bewegingen van boeren en middenstanders, soms ook arbeiders, te hoop liepen tegen de rijken en machtigen, tegen Wall Street als symbolisch centrum van de macht. Je zag daar het volk-versus-elite-retoriek zie we als kenmerkend voor populistische retoriek zijn gaan beschouwen. Het verschil met bijvoorbeeld Wilders is, dat deze Populisten het méénden. Het was geen hatelijk bedrog. Ze bouwden indrukwekkend bewegingen op, en het is niet helemaal toevallig dat kopstukken van de latere socialistische beweging in de VS een populistische achtergrond hadden.
In Rusland had je in de jaren 1860 en 1870 ook Populisten, de Narodniki (narod = volk). Dat waren veelal kritische, radicale intellectuelen(-in-opleiding) die de stad verlieten, naar de arme boeren gingen om te prediken dat het goede volk verlossing verdiende van de aristocraten, de politie en de tsaar. De verbouwereerde boeren gaven de dappere studenten ogenblikkelijk aan bij precies die politie, want vadertje Tsaar aanvallen kon natuurlijk niet.
Latere populisten in Rusland gingen verschillende richtingen op. Sommigen gingen bommen leggen en tsaristische functionarissen opblazen dan wel doodschieten. Anderen probeerden arme boeren, en later ook arbeiders, tot organisatie te bewegen. Sommigen ontwikkelden zich richting marxisme, in een aanloop naar het latere Bolsjewisme. Anderen ontwikkelden zich juist in anarchistische richting. Net als in de VS was het populisme dus een soort broedkamer voor latere linkse bewegingen en stromingen.
Maar is daarmee het populisme inherent links? Zegt het misschien toch ook iets dat de latere marxisten en anarchisten dat populisme niet koesterden maar juist achter zich lieten, zich er althans van probeerden te distantiëren? Lenin en Plechanov noemden zich geen marxistisch populist. Kropotkin en Makhno noemden zich geen anarcho-populist. Wat marxisten en anarchisten, ieder op verschillende manieren en vaak maar zeer gedeeltelijk, loslieten was het eenduidige beeld van het goede volk aan de een kant, en de boze elite aan de andere kant. Ze hanteerden ze veel scherpere analyses van de maatschappij waarin op zijn minst boeren en arbeiders niet allemaal op een grote hoop werden gegooid, en waarin oog was voor kapitalisten, grootgrondbezitters, staatsfunctionarissen die uit klasse- en staatsbelang opereerden, niet zomaar uit een soort ingebouwde of zelfs aangeboren elitaire slechtheid. Ook het inzicht dat er binnen het goede volk onderdrukkingspatronen waren – in het patriarchale gezin, om maar eens te noemen – groeide.
Precies het simplistische wereldbeeld van Volk versus Elite dat populistische bewegingen kenmerkte, lieten ze achter zich. Daarmee trokken ze ook meer dan tevoren ene lijn tegen een dubieuze neiging die je vooral bij het Amerikaanse populisme al snel zag, een neiging om ‘volk’ etnisch te duiden. The People was bij te veel populisten al snel opvallend wit en nationaal gedacht. En de elite werd al gauw als vreemd element in de zuivere natie opgevat. Van daar naar complotten van joodse financiers was geen heel grote stap. Wat er zo populistisch leek aan de vroege populisten was nu precies niet de linksheid, maar juist ook zaken waarin al vooruitgelopen werd naar het latere fascisme. Het vroege populisme als geheel was niet fascistisch. Maar het was evenmin consistent links. Het is verkeerd om zelfs deze populisten van de negentiende eeuw als een soort oervorm van links te zien waarop we terug zouden kunnen grijpen. Linkse gedachten werde scherper omdat en naarmate ze loskwamen van hun populistische achtergronden en het bijbehorende simplisme.
De breuk van latere linkse ideologieën met hun populistische wortels was trouwens bepaald niet compleet. Precies dat maakt het nog problematischer om links-populisme als iets positiefs neer te zetten. Tot nu toe hebben we in de populistische benadering vooral het goede Volk gezien tegenover de slechte Elite. Die tweedeling kun je – zolang de hierboven aangeduide etnische invulling vermeden wordt – nog zien als een wat ruwe, rudimentaire klassenanalyse die later dus verfijnd en nader aangescherpt werd. Maar populisme gaat niet alleen over volk versus elite. Er is geen tweedeling, er is een driedeling. Er is in een populistische werkwijze eigenlijk altijd een Onzichtbare Derde in (maar tegelijk veelal buiten!) beeld: de populist zelf! Die populist, de leider of team van leiders – niet het door populisten immer veelgeprezen Volk – is altijd het actieve element in de populistische benadering. Het Volk is het godsbeeld, maar de populist is de hogepriester in het ritueel. Zodra de mensen uit wie dat heilig verklaarde Volk voor eigen rekening en op eigen initiatief beginnen op te treden, krimpt de ruimte voor populistische hogepriesters terstond ineen.
Populisme veronderstelt dus nadrukkelijk aanvoerders die buiten en boven het Volk staan – een tegen-elite, als het ware. Populistische kopstukken in de VS ontwikkelden zich tot formidabele leiders, soms met een welhaast messiaans imago. Een ervan, William Bryan Jennings, wist in 1896 zelfs nog eens kandidaat te worden voor, je raadt het al, de Democratische Partij. Hij voerde die partij aan in zo’n weergaloze verkiezingsnederlaag waar die partij het patent op heeft. Dat was ook het eind van de Populistische idylle, maar helaas niet van de populistische illusie. En al helemaal niet van de leiderschapspretenties die in het populisme bij voorbaat lagen besloten.
Populisten in Tsaristisch Rusland, dat waren die studenten die naar het Volk gingen om dat te verlichten en de weg te wijzen. Niet dat volk zelf, dat geacht werd de blijde boodschap dankbaar in ontvangst te nemen maar dat dus niet automatisch deed. Het volk was niet de kracht die zelf haar bevrijding voortbracht. Het volk was voetvolk van de populisten aan wie die bevrijdingstaak was toegewezen. Precies daar zie je dat populisme, als het al links is, altijd een inconsistent links is. Want als er iets is dat linkse gedachten kenmerkt, is het juist de gelijkheid die juist door een leidinggevende Onzichtbare Derde, door een leiding in de hoofdrol, door elite én door tegen-elite, wordt ondermijnd.
Latere anarchisten probeerden juist dat soort leiderschapspretenties te vermijden en te bestrijden, wat helaas lang niet altijd lukte. Zij waren – voor zover ze consistent waren in hun anarchisme – juist op dat punt van die in elk anarchistisch concept onverdraaglijke Onzichtbare Derde – nadrukkelijk anti-populistisch, hoezeer ze soms ook nog een taal hanteerden van volk versus machthebbers die aan het populisme deed denken.
Veel – gelukkig niet alle – marxisten bouwden de Onzichtbare Derde juist in hun organisatiemodel in. Dat werd dan bijvoorbeeld de voorhoedepartij van Lenin en Trotski. Populisme was het niet helemaal meer, het was analytisch veel geraffineerder, doordachter. Maar precies wat er zo vervelend was aan het populisme hadden die latere Russische marxisten overgenomen: leiderschapspretenties, gedragen door de Partij die de weg moest wijzen en zo nodig afdwingen ook. Wil je perse links-populisme? Ga bij Lenin in de leer! Daar heb je links-populisme. Mag ik bedanken voor het genoegen? En kunnen we het anarchisme een beetje vrij houden van deze enge flauwekul?
Links-populisme vandaag: hoe bruikbaar is dat woord?
Nu bedoelen mensen die vandaag de dag voor links-populisme en zelfs anarcho-populisme pleiten natuurlijk iets heel anders dan een bolsjewistische wederopstanding. Ze zoeken kennelijk vooral naar manieren om met grotere groepen mensen in contact te komen, door een taal te spreken die door ‘de massa’, ‘brede lagen van de bevolking’, de ‘werkende klasse’ wordt begrepen. Een legitieme en nuttige zoektocht, even los van het woordgebruik tussen die aanhalingstekens! Ze zoeken actiethema’s die het bestaan van mensen in die arbeidersklasse rechtstreeks raken, zaken als inkomen, kosten van levensonderhoud, huisvesting en huren, zogeheten ‘bread and butter issues’. Als anarchisten rond deze thema’s organiseren kunnen ze hun isolement doorbreken via campagnematig werk, zo is klaarblijkelijk het idee. Het concept wordt bepleit in een tweetal artikelen in de Buiten de Orde 2025/2) (2) Ik onderschrijf het daar onder woorden gebrachte streven om het isolement waarin anarchisten zich vaak bevinden, te proberen te doorbreken. Ik heb grote bedenkingen bij de methode zelf. Maar dat is niet voor nu en hier. Nog niet.
Mij gaat het nu om iets anders: wat is hier populistisch aan? Is ‘populisme’ hier niet gewoon een synoniem voor toegankelijke taal, laagdrempeligheid en een thematiek waar hele veel mensen in hun dagelijks leven te maken hebben? Er is niets populistisch aan klassenstrijd op zichzelf. Als uto-arbeiders in de VS staken, is dat op zichzelf geen populisme. Als Democratisch senator Bernie Sanders het voor zulke stakers opneemt zoals hij herhaaldelijk deed,(3) als hij de picketline van stakende auto-arbeiders bezoekt in het volle licht van de publiciteit,(4) dan kun je van populisme spreken. Daar zag je niet immers alleen Het Volk – gesymboliseerd door de stakers – versus de grote bazen – die symbolisch als de Elite konden worden opgevoerd. Daar zag je vooral ook de politicus die zich profileert als voorvechter en redder van het lijdende volk. Daar verscheen naast Volk en Elite de Onzichtbare Redder vol in beeld: de populist zelf, in dit geval inderdaad nog iemand met linkse opvattingen ook. De strategie van Bernie Sanders kun je links-populistisch noemen als je wilt, zonder er een al te grote warboel van te maken. En precies het populistische in Sanders’ werkwijze staat haaks op de linksheid die hij ook uit wil stralen. Een grote reddersfiguur hypen botst nu eenmaal met linkse gelijkheidsidealen. Links-populisme is een tegenstrijdigheid.
Maar zonder zo’n populist, zo’n (niet zo) Onzichtbare Derde in the picture, is het dan nog wel zinnig om van populisme te spreken, enkel en alleen omdat een strijd over lonen en huren gaat, en niet over klimaat of Gaza of dierenbevrijding of vluchtelingen? Vooral ook: waarom daarvoor een woord gebruiken waarbij heel veel mensen toch eerder aan ‘rechts-populisme’ zullen denken? Aan fascisme of daaraan nauw verwante politiek dus, hoe verhullend het rechts-p-woord ook is? Waarom jezelf de taak opleggen om vervolgens steeds uit te moeten leggen dat je dat niet bedoelt? Waarom de verwarring nodeloos vergroten en allerlei misverstanden riskeren? Ik stel daarom voor om bij zo’n laagdrempelig vormgegeven bread-and-butter aanpak van sociale strijd door anarchisten, het woordje ‘populisme’ te vermijden als ware het een plaag. Verwarring is er immers echt wel genoeg.
Noten:
(1) Peter Storm, ‘ “Rechts-populisme” bestaat niet’, 4 november 2010, https://peterstormschrijft.wordpress.com/2010/11/04/rechts-populisme-bestaat-niet/ De tilel is nog steeds terzake, maarflinke stukken van de analyse beschouw ik inmiddels niet meer als juist.
(2) Zwartepers, ‘Tijd voor links populisme? In verzet tegen BV Nederland’, Buiten de Orde 2025/2 pagina 5-8, https://buitendeorde.org/tijd-voor-links-populisme-in-verzet-tegen-bv-nederland/ en Henk, ‘Huur omlaag, loon omhoog´, Buiten de Orde 2025/2 pag. 8-9. Die hele BdO is te lezen via https://buitendeorde.org/issues/buiten-de-orde-2-2025/
(3) Jessica Corbett, ‘Sanders, Brown Lead Resolution in Solidarity With Striking UAW workers’, Common Dreams, 18 oktober 2023, https://www.commondreams.org/news/congress-united-auto-workers-strike
(4) ‘Sanders joins UAW picketline as GM talks progress’, Reuters, 25 september 2022, https://www.reuters.com/video/watch/idOVAY5WIXR/
Peter Storm
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.