Forum voor Anarchisme
ArtikelenDe AnarchokrantDossiersEventsWiki // Hulp bronnenContact // InzendingForum
|
anarchokrant18 februari 2024

Afgang (werktitel) - Hoofdstuk 6: de Hulpofficier

GEPLAATST DOOR: De Anarchokrant | Bron: onbeschoftdistro.org

Afgang is een work-in-progress van een langer verhaal dat ik aan het schrijven ben. Het is het verhaal van Nederland in de nabije toekomst; een realistisch-dystopisch verhaal over de democratie die langzaam afglijd, de mensen die er iets aan proberen te doen, maar ook de mensen die de aftakeling juist verder helpen, of het nu is uit overtuiging of plichtsbesef. Uiteindelijk schaft niemand de democratie alleen af; het is een project van ons allemaal.

Hoofdstuk 6 (of wat nu hoofdstuk 6 is) gaat over Marco Witzman, een agent uit Hoogeveen die een weekendje een speciale opdracht mag uitvoeren, gericht op de disruptieve acties van Extinction Rebellion. Wat voor hem een ontsnapping is aan de sleur en een mogelijkheid om zichzelf te bewijzen, is het begin van één van de verhaallijnen die het einde van de democratie zal inluiden. Veel leesplesier!

Marco Witzman begon zich af te vragen of ze voor niets waren opgeroepen. Er waren wel betere dingen, leukere dingen, om je tijd aan te besteden op een warme zomeravond in augustus dan koffieleuten op een verlaten kazerneterrein. De rit van Hoogeveen naar Budel had bijna twee en een half uur geduurd, en Marco keek nu al op tegen de terugreis. De collega’s die met hem aan een half weggerot picknicktafeltje zaten, elk met een papieren bekertje koffie dat komisch klein leek vergeleken met hun brede uniformen, keken eveneens verveeld uit hun ogen. Soms keek er een in de richting van de ingang van het oude defensieterrein, maar de metalen schuifpoort bleef gesloten. De enige activiteit was afkomstig van mensen in burgerkleding en BOA’s in uniform, die rolcontainers met plastic dozen, celmatrassen en beddengoed uit vrachtwagens van één of ander cateringbedrijf richting de kazernegebouwen reden. Ook werden dranghekken geplaatst, die een gang vormden tussen het parkeerterrein en een gymzaal.

Het enthousiasme dat Marco op de heenweg had gemotiveerd om door te rijden was ook deels vervlogen. Voor hem op de picknicktafel lag de brief die hij een week eerder van het Ministerie van Justitie en Veiligheid had ontvangen. De brief had slechts één kantje, met daarnaast nog een aantal bijlagen, maar de belangrijkste zin spookte al die hele week door zijn hoofd:

“Ingevolge artikel 2 lid 2 van de Regeling hulpofficieren van justitie 2008 benoem ik u tot Bijzonder hulpofficier van Justitie, voor de periode van 5 augustus 2024 tot en met 18 augustus 2024”

Natuurlijk begreep Marco dat het woord ‘bijzonder’, in deze context, eerder betekende dat hij minder speciaal was dan een normale hulpofficier. Het betekende niets meer dan dat hij tijdelijk de functie van hulpofficier zou vervullen vanwege een tekort ergens. Toch had hij gehoopt dat zijn eerste optreden als Bijzonder hulpofficier specialer was geweest, of in ieder geval unieker. Na zijn aankomst op het kazerneterrein werd hij echter meteen naar een zaaltje gedirigeerd, waar minstens zeventig collega’s al zaten te wachten. Op een barkruk stond een projector, die een dia op een scherm projecteerde. Op een standaard-titelpagina voor een politie-PowerPoint stond de tekst ‘briefing BHOvJ’s’. Marco ging op een lege stoel zitten. Hij pakte demonstratief zijn telefoon om zich van de zaal af te zonderen, maar een collega van rond de zestig, kaal met een gezet postuur, pikte dat signaal niet op.

“Kom je van ver?” vroeg hij, leunend richting Marco. Die moest een zucht onderdrukken, maar stopte zijn telefoon in een borstzak en knikte. “Hoogeveen,” zei hij. “Jij?” 

“Oh, Friesland! Zozo,” antwoordde de man theatraal. “Ik kom uit Gouda, dus een stukje dichterbij. Filip Hoeksmeer, hulpofficier” stelde hij zich met uitgestoken hand voor. Marco gaf hem een stevige hand. “Marco Witzman, bijzonder hulpofficier,” antwoordde hij. “En Hoogeveen ligt in Drenthe, niet in Friesland,” legde hij verder uit. Dit beantwoordde Filip met een vragende blik. “Nee toch? FC Hoogeveen zit in Friesland,” verkondigde hij. Marco was niet zozeer verbaasd dat Filip niet wist waar Hoogeveen lag, maar de zelfverzekerdheid waarmee hij het fout had, was opmerkelijker. Marco schudde zijn hoofd. “Waarschijnlijk denk je aan Heerenveen. Gebeurt vaker,” legde hij uit. Filip knikte en opende zijn mond in de vorm van een geluidloze ‘ah’, alvorens deze in te slikken. In plaats daarvan veranderde hij snel van onderwerp, waarschijnlijk om die blamage maar zo snel mogelijk achter hem te laten.

“Dus, jij komt ons ondersteunen?” vroeg Filip. Marco knikte, hoewel het hem niet zinde dat er nu alwéér op hem neer werd gekeken, ondanks zijn nieuwe benoeming. “Ik heb alleen geen idee waarmee,” zei hij. Filip schudde zijn hoofd. “Ik zou je meer vertellen,” antwoordde hij, maar hij haalde zijn schouders op. “Dit is mijn eerste keer hier. Ik wist niet eens dat de politie zo'n kazerne had.” Voor hen draaide een andere collega zich om, een man van begin dertig, net iets ouder dan Marco, met een Marokkaans uiterlijk. “Het is een oud defensieterrein,” legde hij uit. “Maar het is een paar jaar een asielzoekerscentrum geweest, voordat Ter Apel werd uitgebreid.”

Marco keek mee over zijn schouder en zag dat hij de Wikipediapagina van het terrein open had staan. “Dus we gaan niets met asielzoekers doen?” zei hij, bijna opgelucht. De man haalde zijn schouders op. “Dat lijkt me meer iets voor de IND,” antwoordde hij, en draaide zich weer om.

Om stipt 12 uur stond één van de geüniformeerde collega’s op en liep naar de voorkant van de zaal, waar ze een klikkertje pakte. Marco schatte haar rond begin vijftig, met grijsbruin haar dat tot net over haar oren golfde. Ze had een strenge uitstraling, waardoor Marco zich plots weer voelde als het stoute jongetje in de klas. Ze had schijnbaar hetzelfde effect op de rest van de zaal, die stilviel zodra ze de zaal rondkeek. 

“Goedenmiddag,” zei ze, op haar horloge kijkend. “Ik ben hoofdinspecteur Marjan Goedebeek, van het Operationeel Centrum,” legde ze uit. “Zozo, serieuze…” begon Filip te fluisteren, maar een enkele blik vanuit Goedebeek legde hem het zwijgen op. Marco merkte dat hij zich uit automatisme achter de collega verschool die hen net had aangesproken. Het hele gebeuren bracht haar niet van haar apropos, en behendig klikte ze door naar de volgende dia. Daar stond een aantal titels van nieuwspagina’s. Die van de NOS viel Marco meteen in het oog, met de titel 'Klimaatactivisten zonder consequenties vrijlaten bij ADO-stadion is foutief signaal'.

“De meesten van jullie zullen je afvragen wat we hier vandaag gaan doen” legde Goedebeek uit. “Begin dit jaar heeft de Tweede Kamer via de motie-Stoffer opgeroepen om werk te maken van het probleem van straffeloosheid bij grootschalig politieoptreden” vertelde ze, terwijl plaatjes op het scherm verschenen van voetbalrellen, de Nieuwjaarsrellen en een blokkade van een snelweg door klimaatactivisten. “Dat heeft even stilgelegen vanwege het gedoe met korpschef Knol, maar minister Helder en de nieuwe korpschef zijn nu een pilot gestart om de mogelijkheden te onderzoeken. Jullie…” Goedebeek liet een korte stilte vallen en keek de zaal rond.

“... zijn geselecteerd voor de eerste veldproef voor het Operationeel Plan Grootschalige Ordehandhaving. Dat betekent dat we vanavond een nieuw stuk gereedschap testen in de strijd om de wet te beschermen.” 

“WOOH!” Marco werd opgeschrikt door een collega links achter hem, die opstond en een overwinningskreet slaakte. Zijn voorbeeld werd gevolgd door een paar anderen, tot de zaal uiteen was gevallen in geroezemoes. Ook Marco voelde een mengeling van goede spanning en energie in zich opwellen, en een grijns trok over zijn gezicht. De anders strenge Goedebeek liet dit gebeuren, zag Marco, en hij maakte van het moment gebruik om Filip aan te tikken.

“Werd eens tijd” zei Marco. Zijn enthousiasme, dat hem grotendeels had verlaten bij het zien van zoveel andere ‘bijzondere’ hulpofficieren, kwam weer terug. Net als veel collega’s had hij met irritatie het nieuws gevolgd. Blijkbaar kon je gewoon de wet overtreden als je het met genoeg mensen deed. Hij kende de verhalen van collega’s die op zaterdag werden opgeroepen voor consignatiediensten om demonstranten van het wegdek te slepen, die expres van zo veel mogelijk rechten misbruik maakten om het systeem te vertragen.

Filips reactie was echter juist bekoeld. De eerder zo uitgetogen, vrolijke man zat achterover in zijn stoel. Met zijn rechterhand wreef hij over zijn wang, en hij klikte hoorbaar met zijn tong. “Ja…” zei hij voorzichtig, terwijl hij om zich heen keek. “Ze moeten het gewoon een keer voelen…” ging hij verder. “Sorry, mag ik even?” vroeg hij. Zonder op een antwoord te wachten stond hij op en schuifelde hij de rij stoelen uit, waarna hij richting Goedebeek liep. De twee praatten even, maar door het geroezemoes in de zaal kon Marco ze niet verstaan en hij durfde niet te lang in hun richting te staren. Even later kwam Filip terug op zijn plek zetten, zonder iets tegen Marco te zeggen.

Ook de rest van de presentatie zei hij geen woord. Nadat de stilte was teruggekeerd vertelde Goedebeek wat het plan voor de avond was. Die middag zou de actiegroep Extinction Rebellion, de grote aanjager van wegblokkades, weer de A12 bezetten. In plaats van dat ze met stadsbussen naar het ADO-stadion zouden worden gebracht, zouden touringcars ze van de A12 hier naar het kazerneterrein brengen. De kazerne waar ze waren was nu uitgerust om een grote groep demonstranten enkele dagen te huisvesten; genoeg tijd voor een groep rechercheurs om ze allemaal te registreren en te verhoren. Echter, om de demonstranten drie dagen vast te mogen houden was wettelijk een ‘bevel tot inverzekeringstelling' nodig, en om die uit te reiken aan de 2500 verwachte arrestanten zonder te veel capaciteit van de rest van het land te vragen had minister Helder tijdelijk ongeveer honderd extra ‘bijzondere hulpofficieren’ aangewezen. BHOvJ’s als Marco.

Nadat de briefing om één uur was afgerond ging de groep naar buiten, wachtend tot de eerste bussen zouden arriveren. Het was al snel twee uur, drie uur, en toch gebeurde er niets. Enthousiaste gesprekken over dat er nu toch eindelijk eens iets tegen klimaatextremisten zou worden ondernomen, konden niet de hele middag vullen. Uiteindelijk hadden een paar agenten op Instagram de livestream van Extinction Rebellion zelf gevonden, maar ook daaruit bleek geen heldere informatie. Na zich een paar minuten te verkneukelen over het feit dat XR niet wist wat ze te wachten stond, zette ook de laatste agent de stream uit. 

Het was vier uur ‘s middags, en Marco stond net op om zijn zoveelste bakje koffie te halen toen zijn aandacht werd getrokken door een licht tussen de bomen. Daar, in de verte, achter het schuifhek en de slagboom, zag hij twee felle koplampen. En toen vier, vijf… Snel sprong hij op de tafel voor een beter uitzicht. Daar, over het landweggetje dat van Budel naar het kazerneterrein liep, kwam een convoy aan. Twee motoragenten en een politiebusje gingen voorop. Daarachter doemde de donkere vorm op van de eerste touringcar; een vervaarlijk uitziende zwarte bus van Linsen Tours. Daarachter kwam nog een politiebusje, en daarachter nog een touringcar, deze een witte dubbeldekker van Jongeneel. De schuifhekken gingen open en de busjes en bussen reden het terrein op. Uit de busjes sprongen ME’ers in operationele uitrusting, met schilden en wapenstokken, die samen een fuik vormden om mensen in de corridor van dranghekken te duwen.

Zodra de deuren van de vooralsnog drie touringcars open gingen, stonden Marco’s collega’s op en begonnen ze richting de gymzaal te lopen, om daar hun plek in te nemen. Tegelijkertijd ontstond er een enorm kabaal rond de fuik, waardoor Marco even bleef staan om te kijken. Zodra de eerste arrestanten uit de bus kwamen, keken ze verdwaasd om zich heen. Veel liepen moeilijk, waarschijnlijk na twee uur of meer stil te hebben gezeten in een bus. Tijd om te aarden was er niet bij. Zodra ze buiten waren, duwden de dienstdoende ME’ers ze in de richting van de fuik. Toen de arrestanten zich een weg door de gang van dranghekken begonnen te banen, liep Marco achter zijn collega’s aan, door een zij-ingang de gymzaal in.

In de gymzaal stond een honderdtal opklaptafeltjes met aan weerszijden plastic stoelen. Op elke tafel stond een bordje met de naam van een agent, met daaronder ‘hulpofficier van justitie’. Vanaf zijn tafeltje kon Marco nog net de ingang van de gymzaal zien; een kleedkamer waar arrestanten werden gefouilleerd, waar ze hun schoenen uit moesten doen, en waar al hun andere spullen in grijze plastic opbergdozen werden gestopt. Een agent bij de deur keek of er een tafeltje vrij was, iets dat Marco aan moest geven door een bordje met het nummer ‘38’ op te houden. De arrestant kwam dan tegenover de hulpofficier zitten om officieel te worden voorgeleid.

De eerste demonstrant was een man van eind vijftig. In plaats van de plastic doos met spulletjes opzij te zetten hield hij het stevig tegen zich aangeklemd op schoot. Zijn muts met een aantal buttons erop zat scheef, en aan het Feijenoord-logootje kon Marco zien dat hij binnenstebuiten zat. De man keek vooral om zich heen, waarschijnlijk in de war over wat er precies aan de hand was.

“Goedemiddag, meneer. Ik ben Marco Witzman en ik ben hulpofficier van justitie. U wordt verdacht van een strafbaar feit zoals omschreven in artikel 161 van het Wetboek van Strafrecht, het blokkeren van een snelweg. U hoeft geen antwoord te geven op mijn vragen. Mag ik uw identificatiebewijs zien?”

De man knikte zachtjes en pakte een blauw pasje uit de bak met spullen. Abraham Festyn heette hij en hij was inderdaad 58. Hij was geboren in Woerden, zag Marco, maar de ID-kaart was uitgegeven in Hilversum. De rest van het proces was vrij eenvoudig: Marco schreef de naam van de verdachte bovenaan het bevel tot inverzekeringstelling, waarin alle benodigdheden al waren ingevuld: dat het om de A12 ging, dat er onderzoek gedaan moest worden, dat hij drie dagen gevangen zou worden gezet, enzovoorts. Onderaan was zijn eigen naam en de datum al gedrukt, hij hoefde alleen maar een handtekening te zetten. Het origineel gaf hij aan Abraham, een kopie op carbonpapier ging op een aparte stapel op het tafeltje. 

“U kan het op uw slaapkamer nog even rustig nalezen. Uw spullen mag u bij de achterdeur aan mijn collega geven” legde Marco uit. Met zijn pen wees hij naar de achterkant van de gymzaal, waar de grijze dozen van een deksel werden voorzien, met stift werden gelabeld en in alfabetische vakken op elkaar werden gestapeld. “Heeft u voor de rest nog vragen?”

“Ja… waar zijn we precies?” vroeg Abraham. Marco keek hem even aan en realiseerde zich toen pas dat deze mensen gewoon in een bus waren gestopt en geen idee hadden waar ze waren, of überhaupt welk deel van het land ze waren. Marco dacht even na of hij de vraag moest beantwoorden, maar hij bedacht zich dat deze mensen ook een recht hadden om te weten waar ze waren en dat het geen kwaad kon om het te vertellen. “We zijn op het terrein van de kazerne Budel” legde hij uit. “Ah…” antwoordde Abraham. “... en waar is dat?”

De volgende arrestant voldeed meer aan het idee dat Marco had bij een activist. Allereerst kon Marco moeilijk zien of het een man of een vrouw was, maar dat maakte voor het verhaal niet uit. ‘Hun’ haar was geverfd in regenboogkleuren, en er was geen uitsteeksel op ‘hun’ gezicht te herkennen dat niet gepierced was. Marco deed zijn riedel en vroeg als laatste of hij ‘hun’ identiteitsbewijs mocht zien De arrestant keek hem niet aan en zei enkel “geen commentaar”, de standaarduitspraak die ze van Extinction Rebellion aangeleerd kregen.

“Je persoonsgegeven moet je afgeven,” probeerde Marco nog. “Zwijgrecht heb je alleen over de inhoud.” Dat was niet helemaal waar, maar het was een bluf die weleens werkte en het proces een stuk makkelijker maakte. De arrestant keek hem aan met een blik die Marco vertelde dat ‘hen’ wel beter wist. “Geen commentaar,” herhaalde ‘hen’.

“Goed, wat is je arrestantennummer?” vroeg hij snel. Dat was één ding dat Extinction Rebellion goed deed: door iedereen van een nummer te voorzien was het niet willen identificeren ook niet zo’n groot probleem. Ze deden het voor zichzelf, maar Marco kon er nu zijn voordeel mee doen. Even keken de arrestant hem aan, zich afvragend of ‘hen’ daar wel antwoord op kon geven, maar ‘hen’ zei toen snel ‘218’. Bovenaan het formulier kruiste Marco een bolletje aan bij de tekst ‘anoniem met nummer…’ waar hij ‘218’ invulde. Daarna pakte hij een festivalbandje waar hij ‘218’ op zette, die hij aan de arrestant gaf.

“Kan je het zelf?” zei hij, maar de arrestant pakte het bandje zonder iets te zeggen en deed het behendig om. “Ga je vaker naar festivals?” vroeg Marco, die zich vreemd begon te voelen dat er zo veel mensen in de gymzaal waren waar hij geen praatje kon maken. De arrestant gaf geen antwoord en begon weer verveeld in de verte te staren.

“Niet echt gezellig, hè?” zei hij gefrustreerd. Opeens keek de arrestant hem recht in de ogen. ‘Hen’ pakte de kraag van ‘hun’ t-shirt en trok die opzij. Op ‘hun’ schouder zat een enorme blauwe plek, die in het midden zelfs rood kleurde. Op de binnenkant van ‘hun’ shirt zaten wat rode vlekjes.

“Vraag je collega’s maar of het gezellig was. Mag ik gaan?” vroeg hen. Marco wist nog een “nou nou” uit te brengen, maar wuifde de arrestant weg. Hen stond op, en zonder Marco nog een blik toe te werpen liep hen richting de uitgang. Die wist hun weg wel te vinden.

Marco had nog niet de tijd gehad om zijn bordje op te steken voor hij een nieuwe cliënt voor zich kreeg, die blijkbaar onopgemerkt naar de tafel was geslopen. In tegenstelling tot haar voorgangers, en de andere activisten die stapvoets door de zaal schuifelden, droeg ze geen regenjas, rugzak en stevige wandelschoenen. De vrouw van rond de veertig, zo schatte Marco in, droeg een zomerjurk met daarover een dun spijkerjack. Op haar schoot stond haar plastic doos met daarin zwarte hakken, die ze trillend vasthield. Toen viel het Marco pas op dat haar haar half nat over haar schouders hing, en dat haar blote voeten natte sporen achterlieten waar ze liep.

“Goedemiddag, mevrouw, ik ben Marco Witzman en ik ben hulpofficier van justitie. U wordt verdacht van een strafbaar feit zoals omschreven in artikel 161 van het Wetboek van Strafrecht, het blokkeren van een snelweg. U hoeft geen antwoord te geven op mijn vragen. Mag ik uw identificatiebewijs zien?” begon hij weer. De vrouw schudde haar hoofd, en Marco zuchtte. 

“Oké, mag ik dan uw arrestantennummer?” vroeg hij, maar wederom schudde ze haar hoofd. “Pardon, ik bedoel… ik hoor hier helemaal niet,” vertelde ze. “Ik ben geen demonstrant.” Verrast legde Marco zijn pen en papier neer, benieuwd of dit een nieuwe truck van XR was. “Wat bedoelt u?” vroeg hij. De vrouw keek opgelucht. “Ik fietste langs het Malieveld op weg naar huis,” legde ze uit, “en op de weg stond een politiebusje, dus ik ging er links langs, en opeens was overal politie. Ik werd zowat van mijn fiets getrokken en werd toen de groep in geduwd. Ik kreeg de volle laag van een waterspuit en opeens zat ik in een bus.” 

“Dus u stelt dat u een omstander bent?” zei Marco. Hij leunde achterover in zijn stoel, zoekend op het formulier of hij dat ergens aan kon geven. Er was geen vakje te bekennen dat hij daarvoor aan kon vinken. Marco keek op naar de vrouw; ze leek oprecht, maar het verhaal kwam ingestudeerd over, alsof ze er vooraf over na had gedacht. Het zou een nieuwe strategie kunnen zijn, doen alsof je een omstander bent. Dat konden ze niet zo snel checken. Aan de andere kant was het geen ongeloofwaardig verhaal, behalve het deel over het politiebusje.

“Waarom haalde u het busje links in, en niet rechts?” vroeg hij. Dit was een vraag waarop ze schijnbaar niet was voorbereid. “Ik weet niet… daar was de stoep, volgens mij?” hakkelde ze. Marco keek haar vragend aan. “U wou liever gearresteerd worden dan op de stoep fietsen? Of afstappen?” vroeg hij. Even was ze stil, blijkbaar zoekend naar een antwoord. Toen knikte ze. “Er was veel politie, dus ik dacht… Nou ja…” zei ze, maar veel verder kwam ze niet. Marco zuchtte. Dit was precies het soort dilemma’s waar hij een hekel aan had. Of hij haar nu vrijliet of niet, sowieso zou het rommel opleveren, en zou hij erop aangekeken worden. Beter zou het zijn om haar te verwerken en het iemand anders probleem te maken, maar als wat de vrouw zei klopte, kon hij het niet verkroppen om haar een cel in te sturen. Hij keek rond de gymzaal, maar al zijn collega’s waren bezig met hun eigen zaken. Achter zich, in de hoek van de zaal, zag hij Goedebeek zitten. “Wacht hier even, alstublieft,” zei hij tegen haar.

Goedebeek zat ook aan een houten opklaptafeltje, half weggestoken in het opberghok van de gymzaal. Zelf zat ze op een blauwe oefenbal. Haar tafeltje puilde, naast een laptop, uit van de documenten, die nu ook een deel van een lage bok koloniseerden. Een kopje onaangeroerde ijskoude koffie staarde Marco doods aan. Goedebeek zelf leek hem niet op te merken, en bleef met een strak, emotieloos gezicht naar haar scherm kijken. “Hoofdinspecteur,” poogde Marco. Goedebeek keek niet op van haar laptop, maar knikte wel kort. “Zeg het maar,” mompelde ze. Marco knikte, ook al wist hij niet of ze het doorhad. 

“Ik heb een vrouw aan mijn tafeltje die zegt ten onrechte gearresteerd te zijn,” legde Marco uit. “Verkeerde tijd, verkeerde plaats.” Goedebeek keek nog steeds niet op. “Kan ze dat bewijzen?” vroeg ze. Marco keek haar even verward aan. “Hoe bedoelt u, bewijzen?” vroeg hij. Goedebeek zuchtte. “Iets dat bewijst dat ze daar niet was voor de blokkade,” verduidelijkte ze. Marco schudde zijn hoofd, en toen dat niet meteen een reactie opriep, ontkende hij het ook woordelijk. “Nee, ze heeft niets laten zien” legde hij uit. “Dan is het iets voor tijdens het verhoor door de recherche,” zei Goedebeek. “Verwerk haar maar gewoon.” Marco knikte. “Ook als ze dan mogelijk drie dagen onterecht vastzit?" vroeg hij. Hij wilde absoluut zeker zijn dat hij niets deed waardoor hij geen rugdekking had van hogerop. De hoofdinspecteur keek nu voor het eerst op, haar blik nu geïrriteerd in plaats van professioneel afstandig. “Wat was je naam ook alweer?” vroeg ze, alsof ze het ooit geweten had moeten hebben. “Marco,” zei hij. “Witzman,” voegde hij eraan toe, ook al kon ze dat van zijn naamplaatje aflezen.

“Marco, alvast wat feedback: onze taak hier vandaag is om zoveel mogelijk mensen te verwerken,” legde ze uit. “We hebben weinig mensen en veel papierwerk om af te handelen. Dat werkt alleen als iedereen zich focust op zijn eigen werk.” Marco knikte, maar Goedebeek ging door. “Dat is ook belangrijk voor je beoordeling.” Daarvan schrok Marco op. “Beoordeling?” vroeg hij. Goedebeek knikte. “Als de proef vandaag succesvol is, mogen we het Operationeel Plan Grootschalige Ordehandhaving breder gaan toepassen. Daar hebben we ook BHOvJ’s voor nodig, maar die moeten dan wel een beetje doorwerken,” lichtte Goedebeek toe. “Zo’n nieuw project heeft goede groeimogelijkheden,” voegde ze toe als nagedachte. Marco begreep wat dat voor hem betekende. Hij knikte, en dat lokte de enige glimlach uit die hij Goedebeek die dag had zien maken. Dat was ook het einde van het gesprek, want de hoofdinspecteur richtte zich meteen weer op haar laptopscherm. Marco was uit haar wereld verdwenen.

“Ik heb het even met mijn leidinggevende besproken,” zei Marco hoofdschuddend, eenmaal teruggekomen bij zijn tafeltje. “Maar u blijft verdacht van een strafbaar feit. U mag uw kant van het verhaal bij het verhoor vertellen, net als de rest.” De vrouw schudde haar hoofd, en leunde naar voren. “Nee, u begrijpt het niet. Ik hoor hier niet!” zei ze. Marco besloot er niet op in te gaan. “Mag ik uw identiteitsbewijs, alstublieft,” vroeg hij. De vrouw keek angstig om zich heen, maar naast een paar meewarige blikken van andere activisten en geïrriteerd zuchten van politiecollega’s was er voor haar niets te vinden.

“Mag ik dan ten minste een telefoontje plegen? Mijn vrou... mijn partner is alleen thuis, die vraagt zich af waar ik ben.” Marco overwoog haar die kans te geven, maar bedacht zich dat hij haar dan in de gaten zou moeten houden. Al het werk dat hij nu niet deed, zou dan door collega’s overgenomen moeten worden en de irritatiegraad in de gymzaal was al enorm gestegen. Hij schudde zijn hoofd. “U kan uw naasten via uw advocaat informeren,” zei hij. Goedebeek had gelijk: hij had één taak en van hem werd gevraagd dat hij die goed zou uitvoeren. Ergens in het systeem zou ze geholpen kunnen worden, daarvoor hoefde hij geen uitzondering te maken.

“Mag ik uw iden…” probeerde hij weer, maar de vrouw veegde de papieren van tafel en stond zo abrupt op dat haar klapstoel naar achteren viel. “NEE!” schreeuwde de vrouw uit. Het fluisterachtige geroezemoes van de zaal verstomde. “Je kan me niet zomaar opsluiten! Dit is gijzeling!” Marco keek langs haar heen. Twee ME’ers in vredestenue keken vanaf de deur in hun richting en Marco wenkte om hun aandacht te krijgen. Ze hadden weinig hints nodig en ze kwamen tussen de tafeltjes door op hen afgelopen. “Mevrouw, ik moet u vragen om rustig te gaan zitten, anders…” zei Marco rustig, maar de vrouw wilde er niets van weten. Ze wilde richting de uitgang lopen, maar voordat ze goed en wel onderweg was, greep één van de ME’ers haar bij haar arm.

“Ho, ho, mevrouw, komt u even met ons mee,” zei de agent, een lange, brede kerel met een kaal hoofd en een rossige baard. Zijn collega, een man met een korte, zwarte baard en getinte huidskleur, kwam ernaast staan. Zodra de vrouw zich los probeerde te rukken kwam die in actie en binnen een seconden waren haar beide armen op haar rug gebogen. “Klaar nu!” beet één van de agenten haar toe. Met haar hoofd naar beneden gedrukt werd ze naar de uitgang geduwd, waar het drietal de hoek om verdween. Terwijl zijn ogen door de ruimte dwaalden, zag Marco dat Goedebeek was opgestaan en het hele gebeuren gade had geslagen. Ze knikte kort naar Marco en liep weer terug naar haar bureau. Marco pakte zijn papieren van de grond en stak zijn nummerbordje in de lucht, om aan te geven dat hij ruimte had voor een nieuwe cliënt.

“Volgende!” 

Reacties (0)

Voeg nieuwe reactie toe

Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.