Waarom de parlementaire politiek de woonkostencrisis niet kán bezweren
Gisteren spraken CDA en D66 elkaar over het onderwerp “wonen”. Wat er ook is besproken, het zal weinig uitmaken. Een nieuw kabinet zal, evenmin als hun voorgangers, de woonkostencrisis oplossen.
Om te weten waarom de parlementaire politiek de woonkostencrisis niet kan oplossen, moeten we weten hoe die crisis is veroorzaakt. In de jaren zeventig en tachtig was er nauwelijks sprake van een woonkostencrisis. Het overgrote deel van de huurders woonde in sociale huurwoningen van woningbouwcorporaties.
Maar in de jaren tachtig werd begonnen met de zogenaamde “bruteringsoperatie”. De woningbouwcorporaties kregen geen subsidie meer, en werden verantwoordelijk voor hun eigen financiën. De nadruk van hun bestuur verschoof van volkshuisvesting naar goede budgettering.
Daarom verkochten woningbouwcorporaties grote delen van hun sociale woningvoorraad aan private partijen en als koophuizen. Ook gingen woningbouwcorporaties meer bouwen voor de “private” markt, dus meer koophuizen en meer dure huurwoningen.
Ook liet de staat de regie los over volkshuisvesting, en liet de keuze voor bouw over aan de markt. Met als vanzelfsprekend gevolg: veel bouw voor koop en dure huur, veel minder sociale woningbouw.
Het is goed om te beseffen dat er weinig fysiek verschil is tussen een sociale huurwoning en een geprivatiseerde, dure huurwoning. Het verschil zit hem vooral in de huurprijs, die voor een dure huurwoning twee keer zo hoog kan zijn als een sociale huurwoning van gelijke grootte.
Al deze problematiek werd verergerd door actief beleid vanuit de staat. Stef Blok haalde actief investeerders uit het buitenland naar Nederland om sociale huurwoningen op te kopen. Zo steeg de vraag naar woningen, en daarmee ook de prijs.
Private huisbazen en investeerders zijn de grote motor achter de stijging van prijzen. Hoe meer zij betalen voor een woonblok of een enkele woning, hoe meer rendement ze willen maken (zowel om hun investering terug te verdienen en om de doorverkoopprijs te verhogen).
Nu we de oorzaak van de crisis hebben aangewezen, hoe kunnen we zeker weten dat de parlementaire politiek niets tegen de problematiek kan doen? Dat komt door koophuizen. Ongeveer 57 procent van de woningen in Nederland is een koopwoning.
Eigenwoningbezit wordt al decennia verkocht als een investering. Ja, je betaalt hypotheekrente (die je van je belasting kan aftrekken), maar je woning gaat sowieso in waarde stijgen. Je woonhuis is dus eigenlijk een spaarpot, bijvoorbeeld voor je pensioen.
Dat geldt óók voor de mensen die in de afgelopen jaren voor gigantische bedragen een huis hebben gekocht. Jarenlang hebben mensen overgeboden, en zij willen ten minste dat hun huis evenveel waard blijft, plus inflatie en rentekosten.
Het probleem: dat is direct in strijd met het oplossen van de woonkostencrisis. Een verlaging van woningkosten (of dat nu is door het uitbannen van investeerders of het verder reguleren van huizenprijzen) betekent automatisch een verlaging in huizenprijzen.
Die verlaging in huizenprijzen zou ook een gigantische vernietiging zijn van kapitaal. Vastgoedinvesteerders hebben miljarden zitten in Nederlands vastgoed. Die willen niet dat hun investeringen opeens verdampen, dus ook hun lobby zal zich hard inzetten tegen de nodige maatregelen.
Wat zie je dan nu uit de politiek komen? Woonbeleid dat primair gericht is op het in stand houden of groeien van de woningmarkt, met betaalbare woningen als secundair doel. Wat in de praktijk betekent dat het beleid gericht is op woningprijsverhoging.
Dat geldt niet alleen voor de regering, maar voor alle partijen. Alle partijen geven bijvoorbeeld aan dat ze willen “bouwen, bouwen, bouwen”. Uit onderzoek van DNB (!) blijkt dat een toename in woningaanbod niet leidt tot lagere huizenprijzen.
Dat is logisch, want de economische wetmatigheden van “vraag en aanbod” gaan in meer gevallen níet op dan wel. Het feit dat wonen een basisbehoefte is maakt dat vastgoedbazen, ongeacht het aanbod, kunnen vragen wat ze willen. Zonder de macht van vastgoedbazen aan te pakken los je niets op.
Een goede maatstaf is de visie van GroenLinks-PvdA, de meest linkse grote partij in de Tweede Kamer. Als hun plannen al niet genoeg zijn, dan kunnen we feitelijk de hele parlementaire politiek wel afschrijven. SP en PvdD zijn van onvoldoende betekenis. En wat blijkt? GroenLinks-PvdA heeft weinig te bieden.
Als het bijvoorbeeld gaat om huurprijzen hebben ze vooral plannen om de huur “minder snel” te laten stijgen. Plannen om huurprijzen terug te dringen zijn er niet. Wel willen ze meer sociale huurwoningen bouwen, maar er blijven 60.000 dure woningen per jaar bijkomen.
Er zijn ook geen plannen om de prijzen van koopwoningen te laten dalen. Ook de GroenLinks-PvdA-achterban heeft immers koopwoningen. Eén plan is om een fonds te hebben die helpt met het financieren van een eerste koopwoning. Iets dat, net als de hypotheekrente, de huizenprijzen alleen maar laat stijgen.
Natuurlijk staat er wel meer in het programma, maar dat komt grotendeels neer op het bouwen van nieuwe woningen, en lichte restricties leggen op vastgoedinvesteerders. Het is bij lange na niet genoeg om daadwerkelijk te zorgen voor goedkopere woningen.
Dit komt niet (alleen) door “slechte mensen” in de politiek, en heeft alles te maken met het financiële en economische monster dat (mede door de PvdA) tijdens de bruteringsoperatie is gecreëerd. Er zijn redenen waarom de parlementaire politiek niets gaat doen aan de woonkostencrisis.
Dat wil niet zeggen dat het in theorie niet zou kunnen. Natuurlijk zou de politiek kunnen bepalen dat we, naar het model van Rood Wenen, alleen nog prachtige betaalbare huurhuizen zouden bouwen. Dat kunnen investeerders ook bepalen. Maar dat gaan ze niet doen.
Wat kunnen we dan wel ondernemen? Allereerst moeten we stoppen met de politiek vertrouwen en zelf het heft in eigen handen nemen. Voor sociale huurders kan dat betekenen dat ze de huurverhoging weigeren, een recht dat veel sociale huurders hebben.
Huurders kunnen ook een huurstaking organiseren. Dat mag vaak niet van de huisbaas, maar er mag wel meer niet. Met een huurstaking zouden huurders zaken kunnen afdwingen, zoals een huurprijsverlaging.
En dan is er natuurlijk nog kraken; het bewonen van leegstaande panden zonder daar huur voor te betalen. Natuurlijk is dat ook niet gratis, maar het is meestal een stuk goedkoper dan een huurprijs betalen. En het helpt ook tegen leegstand.
Want we zijn prima in staat om zelf problemen op te lossen. En we zullen wel moeten, want als het aan de staat ligt zal “volkshuisvesting” puur een dekmantel zijn voor het spekken van vastgoedinvesteerders, ten koste van mensen die eenvoudigweg willen wonen.
Bo Salomons
(Dit artikel verscheen eerder als draadje op Bluesky.)
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.