Forum voor Anarchisme
ArtikelenDe AnarchokrantDossiersEventsWiki // Hulp bronnenContact // InzendingForum
|
anarchokrant29 mei 2025

Senza Tregua – Politieke arbeiderscomités en geweld in Italië 1973-1976 – Lessen voor vandaag (deel 3)

Author: Doorbraak.eu | GEPLAATST DOOR: De Anarchokrant | Bron: doorbraak.eu

Bij Doorbraak bespreken we momenteel intern een aantal teksten, onder meer van de website van de Angry Workers, waaronder “Senza Tregua – Working class political committees and violence in Italy 1973 to 1976 – Lessons for today ” uit 2022. Hier deel 3 van een driedelige vertaling daarvan. Deel 1 lees je hier en deel 2 hier.

De kwestie van revolutie en communisme

Er is een zekere kloof tussen Senza Tregua’s duidelijke beschrijving van de verschillende stadia van de machtsstrijd aan de ene kant en de vraag hoe de bestaande kapitalistische productiewijze kan worden getransformeerd in een communistische “maatschappij van vrij geassocieerde producenten” aan de andere kant. Revolutie wordt primair beschreven als een lange burgeroorlog, waarin de arbeidersklasse zichzelf en haar concrete materiële behoeften op alle fronten moet opleggen tegen een klassenvijand die niet herleidbaar is tot een of ander oppercommando, maar die bestaat als een “sociaal blok” in de bredere samenleving: van lokaal bestuur, huisbazen, de kleinburgerij in de vorm van eigenaren van winkels of andere kleine bedrijven, de maffia, de medische hiërarchie, de politie, wetenschappelijk management tot aan “arbeidersrechts”. Senza Tregua eist expliciet dat we ons niet kunnen beperken tot “arbeidersonderzoek” naar de samenstelling van de arbeidersklasse, maar dat we even gedetailleerd onderzoek moeten doen naar de samenstelling van het “blok van de vijand”. In Senza Tregua nummer 3 schrijven de kameraden:

“Een andere onmiddellijke taak is het ontwikkelen van een massaal onderzoek naar degenen die ons uitbuiten en op onze ruggen leven. Laten we een groot proletarisch bloed-onderzoek organiseren in de wijken, in de steden, op de werkplekken en in de gebieden met hoge inkomens, een onderzoek dat onmiddellijk uitvoerende effecten heeft! Laten we rondes, pickets en militante delegaties organiseren die de vorm aannemen van een proletarische belasting op diegenen met hoge inkomens, om collectief beheerde fondsen te creëren voor gemeenschappelijke behoeften en de verdediging en het levensonderhoud van de strijd!”

Tegenover deze zeer duidelijke en realistische beschrijving van de uitdaging van de machtsstrijd staat een nogal vage verwijzing naar de contouren van het communisme of een alternatieve productiewijze. Senza Tregua beweerde dat de overgangsfase geen aparte productiewijze of staatsvorm als zodanig was, maar een overgang van strijd en dubbele macht, de “dictatuur van het proletariaat”. De productiviteitsniveaus waren rijp voor het communisme. De wijdverbreide wilde stakingen en het absenteïsme zijn de eerste indicatoren dat de klasse zichzelf als arbeidskracht wil afschaffen door de socialisatie en herverdeling van arbeid af te dwingen en een nieuwe “sociale samenwerking” te creëren.

De rol van de organisatie

Senza Tregua waren Leninisten in de zin dat ze de noodzaak inzagen van een gecentraliseerde arbeiderspartij, maar ze waren tegen een abstract of zelfbenoemd voorhoedeproces. Hun voorhoedepolitiek kwam organisch tot stand via actie, bijvoorbeeld door de leidende rol van de politieke comités in concrete strijd op fabrieksniveau en daarbuiten, en door het feit dat ze zich richtten op het actief coördineren en veralgemenen van bestaande strijd. Dit waren voornamelijk industriële arbeiders die het woord voerden, geen intellectuelen uit de middenklasse. Hoewel ze kritisch stonden tegenover de kleine marxistisch-leninistische sekten, stonden ze net zo kritisch tegenover het diffuse “autonomia”, de sociale beweging die revolutie zag als een soort geleidelijke en ongedifferentieerde ondermijning van de bestaande maatschappij, of dat nu gebeurde door middel van fabriekssabotage, “werkweigering”, kraken, kleinschalige gewapende acties of tegencultuur. Als de krant gezien kan worden als een zelfreflectie van de eigen organisatie, kunnen we zeggen dat ze aan de ene kant gekenmerkt wordt door helderheid als het gaat om beschrijvingen van concrete strijd, de rol van de militante facties en de rol van “arbeidersrechts” daarbinnen. Minstens de helft van de inhoud van de krant bestond uit zulke concrete strijdverslagen en min of meer concrete beschrijvingen van de huidige fase van de crisis. Aan de andere kant, als het gaat om de meer “programmatische” artikelen, wordt het taalgebruik nogal cryptisch en repetitief. Dit contrast zou een feitelijke (persoonlijke) verdeeldheid binnen Senza Tregua kunnen weerspiegelen die uiteindelijk leidde tot de ontbinding van de organisatie. Om hier een indruk van te geven, volgen hier vertalingen van twee paragrafen uit hun krant:

“We moeten verder gaan dan de autonomie van de behoeften en het gedrag van de klasse om een arbeidersleiderschap te organiseren, een arbeiderspartij op nationaal niveau, die in staat is om aan het hoofd te staan van een nieuwe cyclus van massale strijd, op revolutionair terrein. En we hebben een programma nodig. Een programma dat niet betekent dat men zich verliest in het spel van het prefigureren van het communisme: zich uitrusten met het programma betekent ‘het bezitten van een werkplan’ (bestaande uit politieke richtingen, organisatorische keuzes, strijdvormen, na te streven doelstellingen) dat erin slaagt het getto van de verdediging van de materiële omstandigheden van de arbeiders te verlaten, en de eerste lijnen voorstelt van tendensen (die tot leven moeten worden gebracht in de dagelijkse strijd) betreffende de verkorting van de arbeidstijd, de verdeling van goederen, de herovering van geproduceerde rijkdom, het opleggen van politieke prijzen, de vorming van arbeidersdecreten…”.

“We moeten de transformatie ondersteunen van arbeiders, die getroffen zijn door politiek ontslag, in militanten die de fabriek dagelijks blijven bezoeken, die voltijds agitatie- en organisatiewerk uitvoeren in de afdelingen, die loon ontvangen op basis van arbeidersbijdragen en van hogere belastingen voor witte boorden-werkers, managers, bazen; de organisatie van hoge belastingen voor de burgerlijke klassen die in de buurt wonen als middel om het levensonderhoud van de ontslagen arbeiders te organiseren, de arbeiders die de gesloten fabrieken bezetten; de organisatie van integrale zelfbepaalde korting (op huur, belastingaanslagen) die in stand wordt gehouden, en voortdurend nieuw leven wordt ingeblazen, in de zin van een botsing op alle niveaus met de kapitalistische sociale instellingen die het sociale loon controleren; de publicatie van aankondigingen waarin de prijzen worden vastgesteld – voor een interne goederenmand van de arbeidersklasse – (en de mogelijkheid om dit decreet op te leggen); de zelfbepaalde korting van de arbeidstijd, enzovoorts.”

Kritische vragen en lessen voor vandaag

Als we kijken naar de lessen van vandaag, moeten we rekening houden met een veranderde arbeidersklasse, industriële structuur en politiek landschap. Vandaag de dag is de kloof tussen grotere werkplekken en het bredere proletarische terrein breder geworden, en de werkplekken zelf moeten het hoofd bieden aan een toenemende afhankelijkheid van een mondiaal, en daardoor meer verwijderd, productief en financieel kader. Senza Tregua had volkomen gelijk toen ze de crisisaanval in het midden van de jaren zeventig beschreef als een politieke aanval op de subjectieve gestel van de arbeidersklasse. Deïndustrialisatie was, uiteindelijk, een manier om de sociale invloed van de arbeidersklasse te ondermijnen. Deze aanval leidde ertoe dat het “politieke debat” of de “collectieve identificatie met een klassenbelang” in de daaropvolgende decennia grotendeels van de werkvloer verdween. Maar de relatie tussen kapitaal en arbeid is niet in de eerste plaats een politieke relatie, het is een productiewijze, wat betekent dat het kapitaal gedwongen wordt om sociale arbeid te herstructureren om winst te produceren. Fabrieken zijn tegenwoordig meer verspreid, maar de logistieke ketens, transportknooppunten en magazijnen zijn massaal, waardoor een deel van de sociale arbeid opnieuw wordt geconcentreerd. De pandemie heeft de significante kwantitatieve omvang van massa-arbeid in de essentiële sectoren onthuld, zelfs in de kerngebieden van de “deïndustrialisatie”. We zien een heropleving van de arbeidersklasse als een politiek subject, zelfs als die wordt gepresenteerd door de vervormde lenzen van “politieke representatie” en discours, zoals het “socialisme van de 21e eeuw”. De huidige aanvallen in de vorm van inflatie en herstructurering zullen onze klasse dwingen om weer te gaan graven en te kijken wat er nog te vinden is onder de puinhoop van dertig jaar neo-liberalisme.

Maar er zijn nog andere dingen die we kunnen meenemen uit deze historische ervaring, bijvoorbeeld in relatie tot de huidige discussie binnen het revolutionaire milieu over revolutionaire transitie en over de huidige antwoorden op de zogenaamde “kosten van levensonderhoud crisis’. Senza Tregua’s praktijk en strategie van het “arbeidersdecreet” is een messcherp vergeleken met de onprecieze opvattingen over “overgangseisen” of “universele rechten” aan de ene kant, en de vage ideeën over opstand aan de andere kant. Hun materialistische analyse van de rol van “arbeidersrechts” vernietigt de wollige hoop dat de eenheid van de arbeidersklasse geleidelijk zal groeien wanneer we het crescendo van een algemene staking naderen. Hun begrip van de dialectiek tussen fabrieks- of werkplekstrijd en de bredere klassenmacht om decreten op te leggen, en sociale tijd en rijkdom opnieuw toe te eigenen, doet de huidige communisatie-theorieën nogal bleek en bloedeloos lijken. Hun herinnering aan het bestaan van een “sociaal blok van de vijand” is een koude douche voor iedereen die gelooft dat we alleen tegen de een procent moeten vechten. We hebben in eerdere artikelen al een aantal van de problemen van de huidige “Betaal niet”- en ‘Genoeg is genoeg”-campagnes aangestipt, en we denken dat de ervaring van Senza Tregua nog wel wat leemtes kan opvullen als het gaat om de vraag “waar is de macht om op te leggen, in plaats van te eisen”.

Toch is hun reduceren van arbeidersstrijd tot een machtsverhouding behoorlijk primitief en uiteindelijk fataal. Het is juist om te zeggen dat er een strijd gaande is binnen de arbeidersklasse en dat de “rechtse arbeidersklasse” verslagen of voor zich gewonnen moet worden door effectieve, militante strijd. Maar arbeiders, in het bijzonder geschoolde of intellectuele arbeiders, worden niet alleen, en misschien zelfs niet in de eerste plaats, voor zich gewonnen doordat arbeiders erin slagen zich op te leggen aan de repressieve krachten van het management en de staat. Deze geschoolde delen van de klasse zullen evenzeer worden overtuigd door arbeiders die het collectieve creatieve vermogen tonen om een andere wereld te creëren. Het is begrijpelijk om de fabriek – of welke werkplek dan ook – in de eerste plaats als een machtsconcentratie te zien, en niet ook als een ruimte van productieve vereniging van arbeiders, als de vijand probeert een beroep te doen op het “arbeidsethos”, de “beroepstrots” of de “productieve functie” van arbeiders om hen zo te sussen en te chanteren om “banen te redden door meer te werken en minder te verdienen”. In een artikel over de fabrieksbezetting in Fargas ging Senza Tregua te ver toen ze schreven: “Een fabriek die het centrum is van territoriale strijd is moeilijk te verslaan, een fabriek waar arbeiders produceren is al verslagen”. Vaak, bijvoorbeeld als we kijken naar het geval van de fabrieksovername bij Zanon in Argentinië, hebben we gezien dat deze tweedeling niet klopt.

Dit standpunt is ook moeilijk te begrijpen als we de moeite in gedachten houden die tijdgenoten en mede-revolutionairen als Alquati of Bologna deden om de ingewikkelde productieve samenwerking van arbeiders te begrijpen – deels als basis voor macht, maar ook als basis voor sociale intelligentie die kan bijdragen aan de beweging. Deze productieve gevoeligheid ontbreekt in de verklaringen van Senza Tregua. Zelfs binnen de ervaring van de “politieke comités” zien we dat kameraden het duale karakter begrepen van het productieproces, als een proces van machtsstrijd én als menselijke praktijk, en ernaar verwezen. In het geval van de politieke comités in het chemische centrum van Porto Marghera gebruikten arbeiders hun specifieke productiekennis om tijdens een staking de productie stil te leggen zonder het technische apparaat te beschadigen – iets waarvan het management beweerde dat het niet mogelijk was. Ze gebruikten hun kennis om informatie in te winnen over de neveneffecten van bepaalde chemicaliën, en om filters op te leggen of productlijnen te wijzigen. Ze deden onderzoek naar plantaardige en natuurlijke alternatieven voor bepaalde chemische meststoffen of farmaceutische middelen. Bij Siemens of Pirelli waren het vooral de jonge technici en “witte boorden”-ingenieurs die autonome vormen van strijd creëerden, en uitdrukking gaven aan de frustratie van deze “goed geïnformeerde geesten” over de verspillende tegenstrijdigheden van de kapitalistische productie. Ook het politieke comité van het hoofdziekenhuis in Milaan hield zich in detail bezig met het proces van werk in de gezondheidszorg en de gevolgen voor patiënten, en probeerde alternatieven te ontwikkelen. Dit is een van de weinige artikelen in Senza Tregua waarin arbeiders daadwerkelijk verwijzen naar het specifieke productieproces, en niet alleen vragen hoe ze het kunnen onderbreken. Als gevolg hiervan blijven de algemene programmatische verwijzingen van Senza Tregua naar de “sociale productieve intelligentie” als basis voor het communisme vaag.

En om eerlijk te zijn, er zijn programmatische verklaringen die de rol van bezette fabrieken kwalificeren als meer dan alleen arbeidersconcentraties van macht. In Senza Tregua nummer 3 schrijven ze:

“In de komende maanden, in de komende jaren moeten we de macht creëren om ons onze hele sociale kracht opnieuw toe te eigenen: het stabiliseren van de concrete ‘macht van de producenten over de productie’ is de fundamentele taak van de arbeidersdictatuur. We moeten ophouden onszelf op te sluiten in de bezette fabrieken, die nutteloze kampen zijn geworden, waar onze wil en capaciteit om te strijden opbrandt. We moeten de macht creëren om nuttige fabrieken te bezetten en te runnen om middelen van bestaan en strijd te produceren. (…) We moeten dit voorstel nieuw leven inblazen onder de arbeiders, de baanlozen, de vrouwen, de jonge proletariërs zonder baan, de studenten. We moeten hun macht en wil om hun eigen capaciteit te socialiseren naar dit terrein richten. De productie voor het levensonderhoud, de productie voor de strijd: in de verovering van deze complexe termen ontwikkelt zich een proces waarin het proletariaat zijn autonomie begint om te zetten in een sociale dictatuur.”

Maar deze productieve kant van de strijd en de uitdagingen ervan, worden niet in verder uitgewerkt in concrete termen. Misschien komt deze eenzijdige nadruk op macht, in plaats van productieve intelligentie, ook tot uiting in hun relatie tot gewapende strijd. Zowel in het boek van Galmozzi als in de krant van Senza Tregua wordt er geen politiek onderscheid gemaakt tussen gewapende acties om de beveiliging van bedrijven aan te vallen, en zo bedrijfsinformatie in handen te krijgen, en acties zoals het knieschoten uitdelen aan managers nadat de eigenlijke arbeidersstrijd al was neergeslagen. Dit is niet in de eerste plaats een morele vraag, maar een vraag over de functie van geweld in een klassenbeweging. Is de klassenbeweging eigenlijk een “burgeroorlog”, waarbij geweld vooral een uiting is van militaire macht om territoriale invloed uit te breiden – of is geweld een daad van concrete zelfverdediging, of van vooruitgang van de beweging om meer van het productieve weefsel van de samenleving over te nemen? In het laatste geval kan het vanuit logistiek oogpunt zinvol zijn om een charismatische fascistische leider of een bijzonder bekwame managementconsultant te executeren, om zo ademruimte te geven voor collectieve actie, maar op de lange termijn zal dit niet de plaats kunnen innemen van collectieve macht om zich te verzetten tegen fascisten of bedrijfsherstructureringen en, belangrijker nog, om levensvatbare sociale en productieve alternatieven voor het bestaande systeem te ontwikkelen en af te dwingen.

Het lijdt geen twijfel dat elke klassenbeweging zich in territoriale zin moet opleggen, maar de strijd in de geografische ruimte zou fragmentarisch en tot op zekere hoogte primitief blijven als die niet gericht is op een programmatische strijd in de essentiële sectoren. De pandemie heeft laten zien dat de cruciale sectoren zichzelf identificeren in tijden van sociale crisis, en een rol van sociaal leiderschap op zich zouden kunnen nemen. Het is denkbaar dat transportarbeiders in tijden van krapte in de bevoorradingsketen hun rol moeten politiseren, en beslissingen moeten nemen over sociaal noodzakelijke en overbodige taken; dat gezondheidswerkers in tijden van een pandemie niet alleen kritiek moeten leveren op het ontoereikende staatsplan, maar een alternatief plan moeten ontwikkelen; dat in tijden van toenemende militaire conflicten en controle door de staat, technici en ingenieurs zich tegen de bedrijfsstrategie keren; dat in tijden van klimaatverandering bouw-, energie- en autowerkers zich steeds ongemakkelijker voelen over hun industrie en de sociale gevolgen ervan. “We werken allemaal, we werken allemaal minder, we zullen de broekriem niet aanhalen, we doen alleen nog sociaal nuttig werk”, is de spanning van de transitie die in de lucht hangt in deze periode van meervoudige crises, waar hoogbetaalde bullshitbanen en opgeblazen start-ups botsen met de lage lonen in essentiële sectoren zoals landbouw, de productie van gezonde voeding of transport. Hier kunnen we het eens zijn met Mike Davis, die in “Old Gods, New Enigmas” schreef dat de dictatuur van het proletariaat het opleggen is van de ontwikkeling van de productiekrachten tegen het keurslijf van de kapitalistische crisis in, onder het centrale commando van de arbeidersklasse, in het bredere sociale belang. De kwestie van macht en het doorvoeren van een arbeidersklasseprogramma is onbeantwoord, de rol van een georganiseerde militante kern in de belangrijkste industrieën is niet vervangen, en in die zin blijven ervaringen zoals die van Senza Tregua cruciaal.

Angry Workers

Reacties (0)

Voeg nieuwe reactie toe

Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.