Forum voor Anarchisme
ArtikelenDe AnarchokrantDossiersEventsWiki // Hulp bronnenContact // InzendingForum
|
anarchokrant31 mei 2025

Revolutionaire transitie en de voorwaarden daarvoor in het Verenigd Koninkrijk (deel 2)

Author: Doorbraak.eu | GEPLAATST DOOR: De Anarchokrant | Bron: doorbraak.eu

Bij Doorbraak bespreken we momenteel intern een aantal teksten, onder meer van de Angry Workers, waaronder hoofdstuk 14, “Revolutionary transition and its conditions in the UK”, van hun in 2020 verschenen boek “Class power on zero hours”. Hier deel 2 van een tweedelige vertaling daarvan. Deel 1 lees je hier.

Voorbeeld: materiële voorwaarden voor een opstand in het Verenigd Koninkrijk

Hieronder willen we het geheel wat minder abstract maken door het regionale karakter van opstanden te bespreken tegen de achtergrond van statistieken over industrieën in het Verenigd Koninkrijk. Door onze voorbeelden te beperken tot het Verenigd Koninkrijk willen we niet zeggen dat deze regio in tijden van opstand noodzakelijkerwijs een samenhangende eenheid zal vormen. Helaas zijn we afhankelijk van statistieken die zich richten op nationale regio’s – we hebben deze cijfers in 2016 verzameld, maar ze zijn recent genoeg om ons een algemeen beeld te geven. Het bekijken van zo’n breed scala aan statistisch materiaal voelde in 2016 nogal nerdy, maar met de Brexit is het gemeengoed geworden! Iedereen wil weten hoe afhankelijk dit eiland is van buitenlandse handel…

Wat is het politieke doel van een dergelijke sociologische exercitie? Het kan dienen als een mythe-ontkrachting voor de grotendeels middenklasse linkse beweging, wier ideologie van revolutionaire transitie gebaseerd is op aannames dat productie tegenwoordig grotendeels immaterieel is, of dat de economie grotendeels gebaseerd is op “diensten”, of dat alles geautomatiseerd zal worden, of dat werk of werkplekken in het algemeen geen belangrijke rol spelen in de socialisatie van de arbeidersklasse. Aan de andere kant stelt het materiaal ook het idee van “sociaal-democratie in één land” ter discussie, dat ervan uitgaat dat de productieve basis van het Verenigd Koninkrijk zelfvoorzienend genoeg is om een nationale oplossing te ondersteunen. Dankzij deze empirische oefening kunnen we een ruw idee krijgen van de cijfers: hoeveel mensen zijn betrokken bij het veiligstellen van ons materiële voortbestaan? In tegenstelling hiermee, en nog belangrijker, kunnen deze cijfers ook dienen als basis voor algemene propaganda onder de arbeidersklasse: hoeveel kunnen we de maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd voor iedereen verminderen als iedereen zich bezighoudt met maatschappelijk noodzakelijk werk?

De onderstaande empirische samenvatting schetst het materiële kader waarbinnen een regionale opstand en overname van de productiemiddelen zou plaatsvinden. Het wijst ook op enkele van de fundamentele uitdagingen waarmee de opstandige arbeidersklasse te maken zou krijgen, zoals: hoeveel voedsel is er beschikbaar om te herverdelen voordat de situatie uit de hand loopt en er een bloedbad ontstaat als gevolg van tekorten? Wat zou er onmiddellijk ontbreken als onze regio wordt afgesneden van de bredere handel of een externe energievoorziening? Hoeveel arbeiders zijn er werkzaam in de essentiële industrieën en hoe is hun samenstelling? Waar zijn de essentiële industrieën geografisch geconcentreerd? Hoe groot is de lokale middenklasse? Wat is de klassensamenstelling van de lokale landbouw? Hoe reproduceren het leger en de politie zichzelf materieel?

Ongeveer 64 miljoen mensen wonen in het Verenigd Koninkrijk, waarvan 32 miljoen een baan hebben. Minder dan de helft daarvan werkt in wat we essentiële sectoren kunnen noemen: ziekenhuizen, transport, energie, voedsel, bouw, waterzuivering en andere activiteiten die noodzakelijk zijn om te overleven. Hoewel de 13 tot 16 miljoen mensen in de essentiële sectoren een minderheid vormen, zijn we nog lang geen “post-industriële” samenleving – in een van de meest “gedeïndustrialiseerde” landen van Europa, zo niet van de wereld!

De landbouw, hoewel zo fundamenteel voor de samenleving, biedt eigenlijk maar werk aan een klein aantal mensen, slechts ongeveer een half miljoen. Ongeveer 53 procent van het voedsel dat in het Verenigd Koninkrijk wordt geconsumeerd, wordt lokaal geproduceerd, de rest wordt geïmporteerd. We zouden kunnen overleven, maar voor een gezonde levensstijl (schijf van vijf!) zouden we de banden opnieuw moeten aanhalen met opstandige landarbeiders in onder meer de rest van Europa, terwijl we wachten tot de nieuwe appelbomen zijn gegroeid – slechts 23 procent van het fruit en de groenten wordt in het Verenigd Koninkrijk geproduceerd. Wat vlees betreft, zit het wel goed – als we even buiten beschouwing laten dat veel veevoer wordt geïmporteerd uit landen als Brazilië. Maar voor een land dat zo relatief “voedselonzeker” wordt genoemd, ziet het er qua wereldwijde afhankelijkheid niet al te slecht uit – in ieder geval niet zo slecht als Egypte, waar 60 procent van de geconsumeerde tarwe moet worden geïmporteerd. De EU als geheel heeft een verhouding tussen voedselproductie en -voorziening van ongeveer 90 procent. Hoe zit het met de concentratie van de agro-industrie? Allereerst is het interessant dat van de twee miljoen ton tarwevoorraden 38 procent op boerderijen werd bewaard en 62 procent in havens, coöperaties en bij handelaren – wat betekent dat het buiten het bereik van de individuele eigenaren wordt opgeslagen. Niet alleen de opslag van tarwevoorraden is geconcentreerd, ook de meelmolens zijn vrijwel gemonopoliseerd: in 2011 werd vijf miljoen ton tarwe tot meel vermalen in slechts 56 meelmolens in het Verenigd Koninkrijk. De twee grootste bedrijven zijn goed voor ongeveer 40 procent van de Britse meelproductie. We kunnen daar maar beter snel onze handen op leggen, anders geen pesto-pasta meer!

Hoe zit het met de samenstelling van de landbouwbedrijven? Die zijn verdeeld over bijna 235.000 bedrijven met een gemiddelde bebouwbare oppervlakte van ongeveer 54 hectare. Ongeveer 70 procent van de landbouwbedrijven is in eigendom van de exploitant, en de rest wordt verhuurd aan pachtboeren. Ongeveer 41.000 boerderijen (ongeveer 14 procent van het totaal) zijn groter dan 100 hectare en vertegenwoordigen meer dan 65 procent van het landbouwareaal. Terwijl “graanboerderijen” eerder “familiebedrijven” zijn, is de vleesindustrie meer in handen van grote bedrijven. Bedrijven als Lower Farm produceren meer dan 1,3 miljoen kippen per jaar. Ondanks het kapitalistische karakter van de landbouw in het Verenigd Koninkrijk (de boerenkwestie is duidelijk niet meer relevant), zien we dat we te maken hebben met 200.000 “door de eigenaar gerunde” bedrijven, die afhankelijk zijn van seizoensarbeid en die buiten de stedelijke gebieden zijn gevestigd – wat betekent dat dit niet louter een “overname door de arbeiders” zal zijn, maar een complexere sociale dynamiek.

Naast de landbouw zijn we ook afhankelijk van de voedselverwerking, waar in het Verenigd Koninkrijk 2,2 miljoen mensen werkzaam zijn. Hier is de kapitalistische dynamiek overduidelijk: van de 2,2 miljoen werkers in de sector werken slechts 0,5 miljoen in de voedselproductie, terwijl 1,6 miljoen werkzaam zijn in de “niet-residentiële catering”, dat wil zeggen kantines en restaurants. Hoewel niet al het restaurantwerk sociaal overbodig is, speelt het toch grotendeels in op individuele consumptiepatronen – maar dan moet het voedsel wel gekookt en bereid worden, en is het productieproces in een restaurant niet veel productiever of minder productief, dan in een collectieve keuken voor een wooneenheid van 200 tot 250 personen. Je kunt hier meer over lezen in onze rapporten over werken in de voedselproductie en -distributie, bij Bakkavor en Tesco. Tegen onze “insurrectionele’ vrienden – die de economie willen blokkeren en plunderen – zeggen we: uit persoonlijke ervaringen met werken in de detailhandel en de voedselverwerkende industrie kunnen we inschatten dat de gemiddelde voorraad levensmiddelen in supermarkten in Londen ongeveer 24 tot 48 uur meegaat. De belangrijkste magazijnen bevinden zich buiten de stadsgrenzen en hebben een voorraad voor maximaal twee tot vijf dagen. De bevoorrading van de belangrijkste voedselverwerkende fabrieken komt vaak uit het agrarische achterland (kippenboerderijen, korenmolens, aardappelboerderijen) of uit het buitenland (vers fruit). Het communisatie-feestje duurt maximaal drie dagen voordat je honger begint te krijgen!

Een andere essentiële sector is watervoorziening en -zuivering, afvalbeheer en algemene schoonmaak. Deze sectoren bieden werk aan respectievelijk 166.500, 145.000 en 480.000 mensen. De cijfers voor afvalbeheer zijn niet gespecificeerd, dus we weten niet precies hoeveel hiervan verband houdt met de grote industrie en hoeveel met individueel verbruik. Evenzo is het niet duidelijk hoeveel van de 400.000 schoonmakers in huishoudens werkzaam zijn, maar volgens één bron hebben momenteel zes miljoen mensen in het Verenigd Koninkrijk een huishoudelijke hulp in dienst!

Naast voedsel en water hebben we zeker ook energie nodig! In het Verenigd Koninkrijk voorzien ongeveer 680.000 werkers de regio van elektriciteit. De sector is zeer divers wat betreft industriële concentraties. In het Verenigd Koninkrijk zijn er 10 kerncentrales, 16 grote kolencentrales, 33 gascentrales en 7 oliecentrales. De staat zal zijn militaire en ideologische macht over deze werkers uitoefenen en zij zijn, om het voor de hand liggende te zeggen, ook niet gemakkelijk te vervangen. De “stakingsgolven” in Frankrijk in juni 2016 toonden het centrale belang van de sector aan. Ook in het Verenigd Koninkrijk is het aantal raffinaderijen en grotere olie- en benzinedepots drastisch gedaald: er zijn slechts zes grote olieraffinaderijen, aan de kust, die met elkaar verbonden zijn door hoofdpijpleidingen, de United Kingdom Oil Pipeline (UKOP), die door helikopters wordt bewaakt. Aan de energiesector is een grote onderhoudssector verbonden, die afhankelijk is van wereldwijde levering van onderdelen – hoewel de grote wapenindustrie van het Verenigd Koninkrijk soortgelijke apparatuur produceert.

Voedsel en essentiële goederen moeten worden vervoerd – ongeveer 1,4 miljoen mensen werken in de transportsector. Een deel van dit werk zal veel minder relevant worden (luchthavens en grondpersoneel zijn goed voor 433.000 banen, en luchtvaartmaatschappijen voor 200.000 banen). Sommige productie- en transportmiddelen zijn niet zo moeilijk om te exploiteren (285.000 vrachtwagenchauffeurs), maar een groot deel is nog steeds afhankelijk van zeer gespecialiseerde samenwerking en kennis, bijvoorbeeld bij de spoorwegen, die ongeveer 200.000 mensen in dienst hebben – lokale treinen en metro’s niet meegerekend. Ook havenactiviteiten vereisen geavanceerde vaardigheden. De Britse havensector biedt naar schatting rechtstreeks werk aan ongeveer 118.200 mensen. Meer dan 95 procent van de invoer en uitvoer in volume, en 75 procent in waarde, verloopt nog steeds via zeehavens. Het havenverkeer is sterk geconcentreerd. Er zijn 51 grote havens, die 98 procent van het totale verkeer afhandelen, waarbij de tien grootste havens 340 miljoen van de 500 miljoen ton afhandelen. Een groot deel van het vrachtverkeer is vrijwel nutteloos. Zo bestond bijna een kwart (23 procent) van het internationale verkeer van gestandaardiseerde eenheden (containers en andere “eenheden”) uit de import en export van personenauto’s. Goederen moeten niet alleen worden vervoerd, maar ook worden opgeslagen. Een aanzienlijk deel van het werk van 2,7 miljoen werkers in de detailhandel, en 1,8 miljoen werkers in de logistiek blijft dus noodzakelijk, zelfs als de kassa’s kunnen worden gesloten. Koelhuizen, centrale distributiecentra en lokale opslagplaatsen zullen nog steeds nuttig zijn, waarbij werkers minder gespecialiseerde kennis nodig hebben om ze te runnen. In 2019 had alleen al Royal Mail nog 162.000 mensen in dienst, en daarnaast zijn er nog tienduizenden post- en pakketbezorgers. Het is moeilijk om cijfers te vinden van particuliere pakketbezorgers, koeriers enzovoorts. DHL heeft 18.000 mensen in dienst. Nogmaals, het gaat hier niet om geïndividualiseerde brievenbezorging, maar om revolutionaire logistiek.

Geen revolutie zonder communicatie: er zijn 1,2 miljoen mensen werkzaam in de IT en communicatie. Dit is zeker een zeer onnauwkeurig cijfer. Andere bronnen stellen dat 280.000 mensen werkzaam zijn in de communicatiesector, van het onderhoud van communicatiehardware (internetkabels) tot administratief werk. Andere bronnen zeggen dat er 350.000 “softwareprofessionals” in het Verenigd Koninkrijk werken, maar dat omvat uiteraard zowel programmeurs van treinsignaleringssystemen als programmeurs voor online tussenhandel op beurzen enzovoorts. De belangrijkste uitdaging zal zijn om op korte termijn een intranetcommunicatiesysteem op te zetten tussen wooneenheden en werkplekken, dat niet gemakkelijk kan worden uitgeschakeld door het internetimperium.

Ook de sociale zorg is een belangrijke sector, met meer dan drie miljoen werkers. Hoewel veel van dit werk uit de sociale isolatie zou kunnen worden gehaald en weer in grotere wooneenheden zou kunnen worden ondergebracht, is de kennis van de werkers in deze sector van essentieel belang, en zal het tijd kosten om hen over te plaatsen, ofwel: te socialiseren. De 1,2 miljoen werkers in de nationale gezondheidsdienst behandelen elke 36 uur een miljoen patiënten!

Gebouwen en infrastructuur zullen moeten worden aangepast om aan nieuwe behoeften te voldoen – 1,3 miljoen mensen werken in de bouw. Ook hier zijn de cijfers onbetrouwbaar, variërend van zelfstandige bouwvakkers voor keukenuitbreidingen tot ingenieursbureaus die zich bezighouden met de bouw van luchthavens. Hoewel de omvang van onze bouwbehoeften tijdens een revolutionaire periode beperkt zal zijn, kunnen we ons voorstellen dat de korte termijn conversie van voormalige kantoorruimte naar sociale woningen, of de conversie van ruimte voor wooneenheden een aanzienlijk aantal geschoolde arbeiders zal aantrekken.

Daarnaast werken er meer dan drie miljoen mensen in de productiesector. Dit omvat ook alle soorten maatschappelijk overbodige arbeid, in de eerste plaats de wapenindustrie en de productie van personenauto’s. Helaas is het vaak dit soort industrieën die beschikken over de hoogste niveaus van productieve collectieve kennis en de hoogste technologische normen, terwijl bijvoorbeeld de voedselverwerking, oogstwerkzaamheden, kledingindustrie enzovoorts ook nog worden gekenmerkt door wrede arbeidsintensiteit. Er kan een technologie- en kennisoverdracht worden gestart, ook als politieke maatregel om te laten zien dat het “communisme” eraan komt, en dat we veel minder werk kunnen verwachten als we eenmaal door de omwenteling heen zijn. Andere productiesectoren zullen van meer onmiddellijke noodzaak zijn, zoals verpakkingsmateriaal, de productie van gereedschapsmachines voor reserveonderdelen, bouwmaterialen, farmaceutische producten, enzovoorts. Minder relevant zijn misschien de gedrukte media, die ongeveer 167.000 mensen tewerkstellen, ongeveer 22.000 in de radio, ongeveer 30.000 in de televisie en ongeveer 70.000 in de filmindustrie.

We hebben de 5,1 miljoen mensen die in de publieke sector werken niet meegeteld in het totale aantal werkers in essentiële sectoren, hoewel er onder de werkers bij lokale overheden zeker mensen zijn met belangrijke maatschappelijke kennis, bijvoorbeeld de 27.000 bibliothecarissen of 45.000 brandweerlieden. Ook is niet alle kennis die wordt onderwezen door de 1,5 miljoen mensen die werkzaam zijn in het openbaar onderwijs louter ideologie van de heersende klasse; veel ervan kan nuttig blijken te zijn.

Last but not least zullen we moeten rekening houden met het feit dat 180.000 mensen in dienst zijn bij het leger. We hebben niet veel tijd (en bronnen) gehad om dieper in te gaan op de samenstelling van het leger: wat zijn de belangrijkste klassenverschillen binnen de strijdkrachten en hoe reproduceert het apparaat zichzelf materieel? Op dit moment kunnen we slechts twee momentopnames geven:

Ten eerste: terwijl bijna de helft van alle officieren een opleiding heeft genoten aan privéscholen (slechts 10 procent van de totale bevolking volgt onderwijs aan elitescholen), was in 2009 van de 14.000 nieuw gerekruteerde soldaten 31 procent jonger dan 18 jaar, wat erop wijst dat ze uit arbeidersmilieus afkomstig zijn. Het leger rekruteert grotendeels op scholen in “achterstandswijken”. Ten tweede wordt het leger grotendeels onderhouden door “particuliere bedrijven”, dat wil zeggen door werkers die niet dezelfde arbeidsvoorwaarden en werkzekerheid hebben als werkers in de publieke sector. Bedrijven als Sodexo of ESS (Compass) organiseren catering, detailhandel en “vrijetijdsactiviteiten” voor legerpersoneel en hebben tussen de 6.000 en 9.000 werkers in dienst. Amey/Carillion organiseert het onderhoud van 280 legerbases en 49.000 legerflats.

Hoe verschilt de situatie in het Verenigd Koninkrijk van de bredere mondiale situatie en hoe verhoudt die zich daartoe, terugkomend op de kwestie van ongelijke ontwikkeling?

Het zou nodig zijn om vergelijkbaar empirisch materiaal voor andere regio’s van de wereld te analyseren, maar het is vrij duidelijk dat binnen het Verenigd Koninkrijk en West-Europa een opstand niet met even grote problemen te maken zou krijgen als in veel andere regio’s van de wereld, zoals die met een uitgestrekt landelijk achterland dat slechts zwakke banden heeft met industriële of stedelijke centra, of met meer wanhopige armoede op grote schaal, waardoor er minder ruimte en tijd is tussen de toeëigening van middelen en de overname van productiemiddelen. We hebben geen krijgsheren of maffia-organisaties die meer geïntegreerd zijn in het leven en de reproductie van de verarmde segmenten van de arbeidersklasse, noch hebben we een aanzienlijk aantal middelgrote boeren of een kleine handelsklasse die zich minder snel zullen identificeren met een arbeidersrevolutie. Ook ontbreekt het ons niet aan essentiële energiebronnen. Tegelijkertijd is het vrij duidelijk dat er geen opstand in het Verenigd Koninkrijk zou plaatsvinden als de hele wereld niet eveneens in rep en roer was. In die zin is het fundamentele verband tussen regionale en wereldwijde revolutie duidelijk. Op dit moment kunnen we alleen maar enkele algemene verbanden voorzien.

Ten eerste via de connecties van migranten. Overal ter wereld vindt strijd plaats in steeds meer en meer vergelijkbare industriële en sociale situaties, wat betekent dat de belangrijkste invloed van het mondiale karakter van de arbeidersklasse zal komen door de uitwisseling van ervaringen en inspiratie, met name via de kanalen van arbeidsmigratie. Arbeidsmigranten in het Verenigd Koninkrijk hebben contact met hun regio’s van herkomst en zullen ervaringen kunnen uitwisselen, met name in de grote steden. We hebben de invloed gezien van de zogenaamde Arabische Lente op arbeidsmigranten in de logistieke sector in Italië, of de impact van strijd in Zuid-Amerika op het klassenbewustzijn van Spaanstalige arbeiders in de VS. Dit zijn slechts voorbeelden van hoe de klasse zal kunnen communiceren en leren van hun wereldwijde strijd.

Ten tweede moeten er contacten worden gelegd met opkomende arbeidersorganisaties over de hele wereld om toeleveringsketens die tijdens de onrust mogelijk zijn verbroken, weer op te bouwen. Vanuit regionaal oogpunt is het gebrek aan bepaalde basisgoederen in geval van isolatie duidelijk, met name als het gaat om voedselvoorziening, maar waarschijnlijk ook voor bepaalde grondstoffen, zoals voor de productie van elektronica. Hier zullen de werkers in de essentiële industrieën hun toeleveringsketens “politiek” moeten herstructureren, waarbij ze de wereldwijde strijd en opkomende arbeidersorganisaties over de hele wereld moeten analyseren, wat zou kunnen helpen om de toelevering te herstellen. Ook hier zullen migrerende werkers een belangrijke rol spelen bij het beoordelen van de situatie en het leggen van directe contacten.

Het laatste punt is geen eenrichtingsverkeer: het Verenigd Koninkrijk en grote delen van West-Europa worden weliswaar “gedeïndustrialiseerd” genoemd, maar als kapitalistische centra beschikken ze nog steeds over aanzienlijke productiecapaciteiten in vergelijking met veel regio’s in het zuiden. De overdracht van productiecapaciteiten zal deel uitmaken van de uitbreiding van de opstand: ondersteuning van arbeidersstrijd en -organisaties in andere regio’s door middel van de levering van overtollige productiemiddelen, wat op zijn beurt betekent dat men afhankelijk is van de steun van wereldwijde transportarbeiders.

Angry Workers

Reacties (0)

Voeg nieuwe reactie toe

Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.