Palestina, Israël, de Golfstaten en de Amerikaanse macht in het Midden-Oosten
In dit artikel over Palestina richten we onze aandacht op de centrale plaats van het Midden-Oosten in onze wereld die draait op fossiele brandstoffen. Want ondanks de wereldwijde opleving van solidariteit met Palestina blijven er verschillende misvattingen bestaan over dit land. Maar al te vaak gaat de kwestie Palestina uitsluitend over Israël, de Westelijke Jordaanoever en Gaza, waarbij we de rol van het Israëlische kolonialisme in het Midden-Oosten en in de wereld in het algemeen uit het oog verliezen.
De afgelopen zeven maanden heeft de genocide-oorlog van Israël in Gaza een ongekende golf van wereldwijd protest rond Palestina teweeggebracht. Vele miljoenen mensen zijn de straat opgegaan, kampementen hebben zich verspreid over universiteiten over de hele wereld, moedige activisten hebben havens en wapenfabrieken geblokkeerd, en er is een diepgeworteld besef dat een wereldwijde campagne van boycot, desinvestering en sancties tegen Israël nu meer dan ooit nodig is. De kracht van deze volksbewegingen is versterkt door de enorme aandacht die het proces van Zuid-Afrika tegen Israël bij het Internationaal Gerechtshof heeft gekregen, dat niet alleen de Israëlische genocide duidelijk heeft bewezen, maar ook de halsstarrige houding van de leidende westerse staten heeft aangetoond, die de acties van Israël in de Gazastrook en daarbuiten mogelijk hebben gemaakt.
Activisten beperken hun solidariteit met Palestina vaak tot een veroordeling van Israëls massale en voortdurende schendingen van de mensenrechten en het internationaal recht: de moorden, arrestaties en onteigeningen waar de Palestijnen al bijna acht decennia mee te maken hebben. Het probleem met deze mensenrechtenbenadering is dat die de Palestijnse strijd depolitiseert en niet verklaart waarom westerse staten Israël zo ondubbelzinnig blijven steunen. En wanneer deze cruciale kwestie van westerse steun dan toch aan de orde komt, wijzen velen op de “pro-Israël lobby” in Noord-Amerika en West-Europa – een onjuist en politiek gevaarlijk standpunt dat de relatie tussen westerse staten en Israël fundamenteel verkeerd ziet. Want als westerse kolonie is de staat Israël essentieel van belang voor het westen in het Midden-Oosten, met name voor de Verenigde Staten. Andere belangrijke pijlers van de Amerikaanse beheersing van de regio zijn de olierijke Arabische Golfstaten, in de eerste plaats Saoedi-Arabië.
Naoorlogse veranderingen in het Midden-Oosten
Twee grote verschuivingen hebben de wereldorde in de jaren direct na de Tweede Wereldoorlog veranderd. De eerste was een revolutie in het energiegebruik: de opkomst van olie als ’s werelds belangrijkste fossiele brandstof, die kolen en andere energiebronnen verdrong in de industrielanden. Deze overgang vond het eerst plaats in de VS, waar het gebruik van olie in 1950 dat van steenkool overtrof. In de zestiger jaren volgden West-Europa en Japan. In de rijke landen die lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling maakte olie in 1950 minder dan 28 procent uit van het totale verbruik van fossiele brandstoffen; maar tegen het einde van de jaren zestig was in deze landen olie de belangrijkste energiebron geworden. Olie bevat per kilogram veel energie, is makkelijk chemisch aan te passen en eenvoudig te vervoeren bijvoorbeeld door pijpleidingen. Daardoor stimuleerde olie het naoorlogse kapitalisme en ontstonden er een reeks nieuwe technologieën, industrieën en infrastructuur. Dit was het begin van wat wetenschappers later zouden beschrijven als de “Grote Versnelling” – een voortdurende uitbreiding van het verbruik van fossiele brandstoffen, die halverwege de twintigste eeuw begon en die heeft geleid tot de huidige klimaatcrisis.
Deze wereldwijde overgang naar olie is nauw verbonden met een tweede belangrijke naoorlogse verandering: de opkomst van de VS als de leidende economische en politieke macht. Die ontwikkeling was al begonnen in de eerste decennia van de twintigste eeuw, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Amerika het krachtigste kapitalistische land, waar alleen de Sovjet-Unie en de met haar verbonden landen tegenover stonden. De toename van de macht van de VS was het gevolg van de verwoesting van West-Europa tijdens de oorlog, en het afbrokkelen van de Europese koloniale overheersing in een groot deel van wat toen de Derde Wereld heette. Terwijl Groot-Brittannië en Frankrijk wankelden, namen de VS het initiatief in de naoorlogse politiek en economie, en zetten een nieuw wereldwijd financieel systeem op met de Amerikaanse dollar als basis. Halverwege de jaren vijftig beschikten zij over een kwart van het wereldwijde inkomen, en zestig procent van de mondiale industriële productie. Van de vijftig grootste industriële bedrijven ter wereld waren 42 Amerikaans.
Deze twee grote veranderingen – de overgang naar olie en de opkomst van de Amerikaanse macht – hadden ingrijpende gevolgen voor het Midden-Oosten. Aan de ene kant speelde deze regio een beslissende rol in de wereldwijde verschuiving naar olie, want zij had overvloedige olievoorraden, die halverwege de jaren vijftig bijna veertig procent van de bewezen wereldreserves bedroegen. De olie uit het Midden-Oosten lag ook dicht bij veel Europese landen en de productiekosten waren veel lager dan elders in de wereld. Europa kon zo dus over schijnbaar onbeperkte hoeveelheden goedkope olie uit het Midden-Oosten beschikken, terwijl de olie in de VS goedkoop bleef, omdat er geen Europese vraag was naar Amerikaanse olie. Het gebruik in Europa van olie uit het Midden-Oosten nam opmerkelijk snel toe: van 43 procent in 1947 tot 85 procent in 1960 van alle olie die Europa wereldwijd aankocht. Dit maakte niet alleen de opkomst van nieuwe industrieën mogelijk (zoals olieraffinaderijen), maar ook nieuwe vormen van transport en oorlogsvoering. Zonder het Midden-Oosten zou West-Europa nooit van steenkool op aardolie overgeschakeld zijn.
De meeste oliereserves van het Midden-Oosten bevinden zich in de Golfregio, vooral in Saoedi-Arabië en de kleinere Arabische Golfstaten, en verder in Iran en Irak. In de eerste helft van de twintigste eeuw maakte de Golfregio onderdeel uit van het Britse Gemenebest (met uitzondering van Saoedi-Arabië, dat in naam onafhankelijk was) en steunden de Britten de dictators die deze landen regeerden. Ook in de olierijke, formeel onafhankelijke Midden-Oosten landen Iran en Irak hadden de Britten veel invloed. Een paar grote westerse maatschappijen hadden de olieproductie in handen, en betaalden daarvoor aan de heersers van deze staten. Deze oliemaatschappijen pompten de ruwe olie op, verscheepten die, bewerkten de olie in hun eigen raffinaderijen, en verkochten de olieproducten over de hele wereld. De macht van deze bedrijven was immens omdat ze de verkoop van bijvoorbeeld benzine in eigen hand hadden en zo concurrentie konden voorkomen. De concentratie in de olie-industrie overtrof alle andere industrietakken. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog was meer dan tachtig procent van alle oliereserves in de wereld buiten de VS en de Sovjet Unie in handen van slechts zeven grote Amerikaanse en Europese bedrijven – de zogenaamde “Zeven Zusters”.
Israël en de anti-koloniale opstand
Ondanks hun enorme macht stonden deze oliemaatschappijen voor een groot probleem toen het Midden-Oosten in de vijftiger en zestiger jaren het oliecentrum van de wereld geworden was. Net als elders daagden machtige nationalistische, communistische en andere linkse bewegingen de despoten, die gesteund werden door het Britse en Franse kolonialisme, ook in deze regio uit en dreigden ze de zorgvuldig opgebouwde ‘orde’ te verstoren. Dit werd het meest duidelijk in Egypte, waar de door de Britten gesteunde koning Farouk in 1952 werd afgezet door een militaire staatsgreep onder leiding van een populaire militair: Gamal Abdel Nasser. Deze dwong de Britse troepen zich uit Egypte terug te trekken en dat leidde ertoe dat ook buurland Soedan in 1956 onafhankelijk werd. Egypte bekroonde zijn pas verworven onafhankelijkheid met de nationalisatie van het Brits/Franse Suezkanaal in 1956 – een actie die miljoenen mensen in het hele Midden-Oosten enthousiast begroetten en die Groot-Brittannië, Frankrijk en Israël beantwoordden met een invasie van Egypte die mislukte. Terwijl Nasser al deze stappen nam, groeide ook elders in de regio de anti-koloniale strijd, vooral in Algerije, waar in 1954 een guerrillaoorlog tegen de Franse bezetting en voor onafhankelijkheid begon.
Hoewel het vaak over het hoofd wordt gezien, was de onvrede met de langdurige koloniale overheersing ook te voelen in de olierijke staten van de Golf. In Saoedi-Arabië en de kleinere Golf-koninkrijken was de steun voor Nasser groot en diverse linkse bewegingen protesteerden tegen de corruptie en pro-westerse houding van de machthebbers. Wat de volkswoede tot gevolg kon hebben werd duidelijk in buurland Iran, waar in 1951 een populaire nationale leider, Mohammad Mossadeq, aan de macht kwam. Een van zijn eerste daden was de overname van de door de Britten beheerste oliemaatschappij Anglo-Iranian Oil Company (de voorloper van de huidige BP), de eerste olie-nationalisatie in het Midden-Oosten. Dat vond veel weerklank in de nabijgelegen Arabische staten, waar de slogan “Arabische olie voor de Arabieren” enorm aansloeg, gezien de algemene anti-koloniale stemming.
In reactie op de Iraanse olie-nationalisatie zetten Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten in 1953 een staatsgreep tegen Mossadeq op touw, waardoor een pro-westerse regering aan de macht kwam die samenwerkte met de Iraanse sjah (koning) Mohammad Reza Pahlavi. De staatsgreep was het openingssalvo van een langdurige contra-revolutionaire golf, gericht tegen radicale en nationalistische bewegingen in de hele regio. De omverwerping van de Mossadeq-regering bracht ook een belangrijke verschuiving in de regionale orde met zich mee. Hoewel Groot-Brittannië een belangrijke rol speelde in de staatsgreep, waren het de VS die het voortouw namen in het plannen en uitvoeren van de operatie. Dit was de eerste keer dat de Amerikaanse regering in vredestijd een buitenlandse heerser afzette en de betrokkenheid van de CIA was een voorloper van latere Amerikaanse bemoeienis bij onder andere de staatsgreep van 1954 in Guatemala en de omverwerping van de regering van Salvador Allende in Chili in 1973.
In deze context werd Israël een belangrijk bolwerk van de Amerikaanse belangen in de regio. In de eerste jaren van de twintigste eeuw was Groot-Brittannië de belangrijkste steun geweest voor de zionistische kolonisatie van Palestina en ook na de oprichting van de staat Israël in 1948 bleef de Britse regering het zionisme steunen. Maar toen de VS na de Tweede Wereldoorlog de Britse en Franse overheersing van het Midden-Oosten overnamen, werd Israël de spil van hun nieuwe beleid om deze regio naar hun hand te zetten. Het belangrijkste keerpunt was de oorlog van 1967 tussen Israël en enkele vooraanstaande Arabische landen, waarbij het Israëlische leger de Egyptische en Syrische luchtmacht vernietigde en de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook, het (Egyptische) Sinaï schiereiland en de (Syrische) Golanhoogten bezette. De overwinning van Israël vernietigde de onderlinge Arabische samenwerking en het streven naar nationale onafhankelijkheid en anti-koloniaal verzet, die het meest ontwikkeld waren in het Egypte van Nasser. Het moedigde Amerika aan om de belangrijkste beschermheer van het land te worden, ter vervanging van Groot-Brittannië. Vanaf dat moment begonnen de VS Israël jaarlijks te voorzien van miljarden dollars aan wapens en financiële steun.
Kolonisten
De oorlog van 1967 toonde aan hoe krachtig Israël was en dat het de Amerikaanse belangen in de regio prima zou kunnen verdedigen. Maar er is iets belangrijks wat vaak onopgemerkt blijft: Israëls speciale betekenis voor de ondersteuning van de Amerikaanse macht is direct verbonden met zijn kolonisten en zijn steeds verder gaande kolonisering van de Palestijnen. Want koloniserende staten zijn gedwongen alsmaar te blijven werken aan het versterken van hun leger, politie- en veiligheidsdiensten en hun bewapening vanwege hun raciale onderdrukking, klassen-uitbuiting en onteigening. Als gevolg daarvan zijn zij typisch sterk gemilitariseerde en gewelddadige samenlevingen, die afhankelijk zijn van externe steun, om hun voorrechten te kunnen behouden in een vijandige omgeving. In dergelijke samenlevingen profiteert een aanzienlijk deel van de bevolking van de onderdrukking van inheemse bevolking en denkt zodoende in racistische en militaristische termen. Om deze redenen zijn koloniserende landen veel betrouwbaarder voor het westerse wereldrijk dan ‘normale’ afhankelijke staten. Daarom steunde het Britse kolonialisme het zionisme als politieke beweging in het begin van de twintigste eeuw en sloot Amerika Israël na 1967 in zijn armen.
Dit betekent niet dat de VS Israël “beheersen” of dat er nooit meningsverschillen zijn tussen de Amerikaanse en Israëlische regering. Maar Israël kan onmogelijk een permanente staat van oorlog, bezetting en onderdrukking in stand te houden zonder voortdurende Amerikaanse steun, zowel materieel als politiek. In ruil daarvoor dient Israël zich als een loyale partner te gedragen en een bolwerk te zijn tegen bedreigingen van de Amerikaanse belangen in de regio. Israël heeft ook wereldwijd hulp verleend aan onderdrukkende regimes die door de VS werden gesteund – van de apartheid in Zuid-Afrika tot militaire dictaturen in Latijns-Amerika. Alexander Haig, minister van Buitenlandse Zaken van de VS onder Ronald Reagan verwoordde het ooit eens zo: “Israël is het grootste Amerikaanse vliegdekschip ter wereld, dat niet tot zinken kan worden gebracht, geen enkele Amerikaanse soldaat aan boord heeft en in een regio ligt, die kritiek is voor de Amerikaanse nationale veiligheid.”
Het verband tussen het speciale karakter van de Israëlische staat als kolonisator en zijn bijzondere betekenis voor de Amerikaanse macht lijkt op de positie van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime indertijd voor de westerse belangen in Afrika. Er zijn zeker belangrijke verschillen tussen de Zuid-Afrikaanse apartheid en de Israëlische apartheid – niet in het minst dat in Zuid-Afrika de zwarte bevolking het grootste gedeelte van de arbeidersklasse van het land uitmaakt, in tegenstelling tot de Palestijnen in Israël – maar als kolonistenstaten waren beide landen belangrijke steunpunten van de westerse macht in hun regio. Als we de geschiedenis van de westerse steun aan de Zuid-Afrikaanse apartheid bestuderen, komen we dezelfde soort rechtvaardigingen tegen, die we nu te horen krijgen bij de verdediging van Israëls optreden, en dezelfde soort pogingen om internationale sancties te voorkomen en protestbewegingen in een kwaad daglicht te stellen. Zo reisde bijvoorbeeld een jong lid van de Britse Conservatieve Partij in 1989 naar Zuid-Afrika, waar hij pleitte tegen internationale sancties tegen Zuid-Afrika en vóór blijvende steun van Groot-Brittannië aan het apartheidsregime. Tientallen jaren later werd die jonge conservatief, David Cameron, minister van Buitenlandse Zaken van Groot-Brittannië, en was hij een van de belangrijkste wereldleiders die de genocide van Israël in Gaza toejuichte. De centrale positie van het Midden-Oosten in de wereldwijde olie-economie geeft Israël een belangrijker plaats in het westerse wereldrijk dan apartheid Zuid-Afrika indertijd had. Maar beide gevallen tonen aan dat het goed is om te bekijken hoe regionale en mondiale factoren onderdrukking en racisme beïnvloeden.
Israëls economie en het Midden-Oosten
Het Midden-Oosten werd nog belangrijker voor de Amerikaanse macht na de nationalisatie van de aardolie in het grootste deel van de regio (en elders) in de jaren zeventig en tachtig. De nationalisatie maakte een einde aan de lange directe westerse controle over de aanvoer van ruwe olie uit het Midden-Oosten, hoewel Amerikaanse en Europese bedrijven het grootste deel van de wereldwijde raffinage, het transport en de verkoop van deze olie in handen hielden. Een stabiele olietoevoer naar de wereldmarkt – betaald in Amerikaanse dollars – was voor de VS van het grootste belang om er zeker van te zijn dat olie niet zou worden gebruikt als “wapen” om het westerse economische wereld systeem aan het wankelen te brengen. Nu de Golfstaten duizenden miljarden dollars begonnen te verdienen aan de export van ruwe olie, maakten de VS zich bovendien grote zorgen of deze zogenaamde “oliedollars” het wereldwijde financiële systeem niet zouden gaan ontwrichten.
De dictaturen in de Golfstaten, geleid door Saoedi-Arabië, waren de belangrijkste bondgenoten van de VS in het Midden-Oosten en de Amerikaanse strategie was deze zo lang mogelijk in leven te houden. Dit was vooral belangrijk na de omverwerping in 1979 van het sjah Pahlavi-bewind in Iran, dat sinds de staatsgreep van 1953 zo’n belangrijke steunpilaar van Amerika in de Golf was geweest. De VS steunden de alleenheersers in de Golfregio door hen enorme hoeveelheden wapens te verkopen, allerlei economische projecten (waardoor de oliedollars weer terug vloeiden naar Amerika), en een serie militaire bases om opstanden tegen de dictators de kop in te drukken. In 1980 brak er een oorlog uit tussen Iran en Irak, die duurde tot 1988. Het was een van de ergste conflicten van de twintigste eeuw. Ongeveer een half miljoen mensen kwamen om het leven. De VS voorzagen beide partijen van wapens, geld en inlichtingen, omdat dit in hun ogen een geschikte manier was om de macht van deze twee grote buurlanden te verzwakken en de veiligheid van de despoten in de Golf te garanderen.
De Amerikaanse strategie in het Midden-Oosten berustte dus op twee pijlers: Israël aan de ene kant en de Golf dictaturen aan de andere kant. Deze twee steunpilaren vormen nu nog steeds de kern van de Amerikaanse macht in de regio, maar er heeft een belangrijke verschuiving plaatsgevonden. Vanaf de jaren negentig probeert de Amerikaanse regering Israël te laten samenwerken met de Golfstaten en ook met andere belangrijke Arabische staten, zoals Jordanië en Egypte. En om al die landen te verbinden met de economische en politieke macht van de VS. Om dit voor elkaar te krijgen moesten Israël en de Arabische staten hun economische, politieke en diplomatieke contacten zien te “normaliseren”. Het belangrijkste was dat er een einde zou komen aan de officiële Arabische boycots van Israël die al tientallen jaren bestonden.
Voor Israël ging het hierbij niet alleen om handel met Arabische staten of om in deze landen te kunnen investeren. Na een grote economische crisis in het midden van de jaren tachtig was de Israëlische economie zich minder gaan richten op bouw en landbouw, en meer op hightech, financiën en militaire export. Veel toonaangevende internationale bedrijven waren echter terughoudend om zaken te doen met Israël, bang dat ze getroffen zouden worden door Arabische boycots. Betere contacten tussen Israël en de Arabische staten waren dus essentieel om grote westerse bedrijven naar Israël te lokken en ook om Israëlische bedrijven toegang te geven tot de VS en andere buitenlandse markten. Economische normalisatie ging met andere woorden evenzeer over het verzekeren van een goede plaats van het Israëlische kapitalisme in de wereldeconomie, als over de toegang van Israël tot markten in het Midden-Oosten.
De Oslo-akkoorden
Om een betere economische samenwerking van Israël met zijn buurlanden mogelijk te maken, moest Israël zijn politiek met betrekking tot de Palestijnen wel veranderen. Het belangrijkste keerpunt waren de Oslo-akkoorden, een serie overeenkomsten die Israël en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) in 1993 onder leiding van de Amerikaanse regering op het grasveld van het Witte Huis ondertekenden. Deze afspraken bouwden voort op Israëls koloniale praktijken die in de voorafgaande decennia waren ontstaan. Sinds de jaren zeventig probeerde Israël al een Palestijns bestuur op poten te zetten, dat namens Israël de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zou regeren, om zo het dagelijkse contact tussen Palestijnen en het Israëlische leger tot een minimum te beperken. Deze pogingen mislukten door de Eerste Intifada, een grootschalige volksopstand die in Gaza begon in 1987.
De Oslo-akkoorden maakten een einde aan de Eerste Intifada, en de PLO stemde in met de oprichting van een nieuw bestuur: de Palestijnse Autoriteit (PA), die beperkte bevoegdheden zou krijgen in sommige gebieden van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. De PA was afhankelijk van leningen, hulpgoederen en invoerbelastingen die Israël inde en vervolgens aan de PA overmaakte. Omdat de meeste inkomsten van westerse staten en Israël kwamen, werd de PA al snel van deze politiek afhankelijk. Bovendien behield Israël de volledige controle over de Palestijnse economie en haar natuurlijke hulpbronnen en over het vervoer van mensen en goederen. Na de scheiding van Gaza en de Westelijke Jordaanoever in 2007 vestigde de PA haar hoofdkwartier in de stad Ramallah op de Westelijke Jordaanoever. Mahmoud Abbas is tegenwoordig de president van de PA.
De Oslo-akkoorden en de daaropvolgende onderhandelingen gingen nooit over vrede en een weg naar Palestijnse vrijheid. Terwijl deze overeenkomsten van kracht waren, explodeerde het aantal Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, werd de apartheidsmuur gebouwd en voerde Israël uitgebreide bewegingsbeperkingen in, die sindsdien het leven van de Palestijnen beheersen. Oslo diende vooral om belangrijke gedeelten van de Palestijnse bevolking, zoals vluchtelingen en Palestijnse burgers van Israël, buiten de discussie te houden, waardoor de kwestie Palestina beperkt zou blijven tot onderhandelingen over stukjes grond op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook. Het belangrijkste was echter, dat de akkoorden een Palestijnse zegen gaven aan de economische samenwerking van Israël met de andere Midden-Oosten landen en zo – onder leiding van Jordanië en Egypte, en gestimuleerd door de VS – de weg vrijmaakte voor Arabische regeringen om Israël te accepteren als handelspartner. Door langdurige inspanningen van de VS en Europa de afgelopen dertig jaar is de economische samenwerking tussen Israël en de andere Midden-Oosten landen inderdaad gegroeid.
Het was pas na Oslo dat de slagbomen, controleposten en militaire zones er kwamen, die Gaza nu omsingelen. In die zin is de open-lucht gevangenis die de huidige Gazastrook is, voortgekomen uit deze onderhandelingen, en er loopt een directe lijn van de Oslo-afspraken naar de genocide waarvan we nu getuige zijn. Het is noodzakelijk om dat te onthouden bij discussies over mogelijke naoorlogse oplossingen. De Israëlische strategie heeft altijd bestaan uit het tijdelijk gebruik van extreem geweld, gekoppeld aan valse beloften van internationaal gesteunde onderhandelingen. Het zijn twee onderdelen van hetzelfde proces dat dient om het Palestijnse volk stap voor stap te onteigenen. Bij de naoorlogse onderhandelingen onder leiding van de VS zullen Israël en zijn bondgenoten zeker allerlei pogingen ondernemen om het leven en het land van de Palestijnen te blijven overheersen.
In de voorhoede van een wereldwijd politiek ontwaken
Het olierijke Midden-Oosten is van enorm strategisch belang voor Amerika’s wereldmacht. Dat verklaart waarom Israël nu de meeste buitenlandse hulp van de VS ontvangt, ook al is het de op twaalf na rijkste staat ter wereld, als je kijkt naar het gemiddelde bruto inkomen per hoofd van de bevolking, en is het rijker dan Groot-Brittannië, Duitsland of Japan. Het verklaart ook de steun voor Israël van zowel de Republikeinse als Democratische partij-elites in de VS (en van zowel de conservatieve als de sociaal-democratische partijtoppen in Groot-Brittannië). Sterker nog, in 2021 – onder het presidentschap van Trump en nog vóór de huidige Gaza oorlog – ontving Israël meer militaire financiële hulp van de VS dan alle andere landen van de wereld tezamen. En, zoals de afgelopen maanden is gebleken, zijn de VS de belangrijkste politieke verdedigers van Israël op het wereldtoneel. Zoals we hebben besproken, is deze Amerikaanse steun voor Israël geen bijkomstigheid bij de onteigening van de Palestijnse bevolking. Het is het koloniale karakter van Israël waardoor het zo’n buitensporig grote rol gekregen heeft bij het versterken van de macht van de VS in het Midden-Oosten. Daarom is de Palestijnse strijd zo’n belangrijk onderdeel van de politiek strijd in deze regio die gekenmerkt wordt door grote verschillen tussen arm en rijk en talrijke conflicten. En omgekeerd is de strijd van de Palestijnen nauw verbonden met de successen (en mislukkingen) van andere progressieve sociale bewegingen in de regio.
In de twee decennia na de Oslo-akkoorden bleef Amerika werken aan de economische en politieke samenwerking van Israël met de Golfstaten. Een belangrijke stap in dit proces waren de Abraham Akkoorden van 2020, waarbij de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) en Bahrein beloofden hun contact met Israël te verbeteren. Deze afspraken maakten de weg vrij voor een vrijhandelsovereenkomst tussen de VAE en Israël, die in 2022 werd ondertekend en die de eerste vrijhandelsovereenkomst tussen Israël en een Arabische staat was. De handel tussen Israël en de VAE bedroeg in 2022 meer dan 2,5 miljard dollar, tegenover slechts 150 miljoen dollar in 2020. Soedan en Marokko hebben op aandringen van de VS een zelfde soort overeenkomst gesloten met Israël. Dankzij de Abraham Akkoorden onderhoudt Israël nu diplomatieke betrekkingen met vijf Arabische landen, waaronder enkele van de belangrijkste politieke en economische machten in de regio. In deze vijf landen woont ongeveer veertig procent van de Arabische bevolking. Maar de grote vraag is: wanneer zal Saoedi-Arabië zich bij deze groep aansluiten? Hoewel het ondenkbaar is dat de VAE en Bahrein de overeenkomsten getekend hebben zonder toestemming van Saoedi-Arabië, heeft dit land zelf de banden met Israël nog niet aangehaald, ondanks veel informele ontmoetingen in de afgelopen jaren. Ondertussen wordt het samenbrengen van de Golfstaten en Israël steeds belangrijker voor de VS, gezien de politieke spanningen in de wereld, vooral met China.
Ondanks de voortdurende discussies over naoorlogse scenario’s hebben de afgelopen 76 jaar herhaaldelijk aangetoond dat pogingen om de Palestijnse standvastigheid en het Palestijnse verzet voorgoed uit te wissen zullen falen. Palestina bevindt zich nu in de voorhoede van een wereldwijd politiek ontwaken dat alles overtreft wat we sinds de zestiger hebben gezien. Bevrijding van Palestina staat centraal in het bestrijden van het westerse wereldrijk in het Midden-Oosten en van het fossiele brandstof-kapitalisme. De buitengewoon krachtige overlevingsstrijd die Palestijnen nu voeren in de Gazastrook heeft hen in de frontlinie van het gevecht voor de toekomst van de planeet gebracht.
Adam Hanieh
Dit artikel is een verkorte versie van “Framing Palestine – Israel, the Gulf states, and American power in the Middle East” dat juni 2024 verscheen op de website van het $Trans National Institute$ (TNI). Vertaling en bewerking: Jan Paul Smit. Hanieh is hoogleraar politieke economie en mede-oprichter van het Centrum voor Palestina Studies. TNI voegde aan dit artikel toe: “De meningen in dit artikel zijn uitsluitend die van de auteurs en komen misschien niet overeen met die van TNI.”
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.