Forum voor Anarchisme
ArtikelenDe AnarchokrantDossiersEventsWiki // Hulp bronnenContact // InzendingForum
|
library13 januari 2023

Lubbe, Marinus van der 1911-1934

| Bron: libcom.org
payload

Dit artikel verscheen eerst op libcom.org vertaald door FvA.

Marinus van der Lubbe Geboren 13 januari 1911 - Leiden, Nederland, overleden 10 januari 1934 - gevangenis Leipzig, Duitsland

Marinus van der Lubbe werd op 13 januari 1911 in Leiden geboren als zoon van de handelsreiziger Franciscus Cornelis en Petronella van Handel, een gescheiden vrouw die al 6 kinderen had. Zijn vader verliet het huis voorgoed kort na zijn geboorte. Zijn moeder, een chronische astmapatiënt, verhuisde naar Den Bosch om een winkeltje te beginnen. Marinus schijnt korte tijd in een tehuis voor onderwijs aan wezen en arme kinderen te hebben gezeten. Een van zijn leraren beschreef hem op 11-jarige leeftijd als een begaafde leerling.

Na het overlijden van zijn moeder in 1921 woonde hij bij zijn halfzus in Oegstgeest, bij Leiden. Ingeschreven op een protestantse school was hij ook belast met de zorg voor zijn drie jongere nichtjes. Op 14-jarige leeftijd begon hij te werken om zijn halfzusje te ontlasten. Hij werkte als leerling-metselaar en volgde avondcursussen. Als gevolg van discussies met zijn collega's begon hij zich te interesseren voor revolutionaire ideeën en sloot hij zich aan bij de jongerenorganisatie van de Communistische Partij Nederland, De Zaaier. Als jonge autodidact, onafhankelijk van aard en afkerig van gezag, bezocht hij de openbare bibliotheek van Leiden, waar hij onder meer Filosofie en werk van Henry Ford, het Kapitaal van Marx en verschillende boeken over reizen door Tibet en China las.

In 1924 kreeg hij een arbeidsongeval op een bouwplaats. Twee van zijn collega's gooiden voor de grap een emmer over zijn hoofd. Ongebluste kalk op de bodem van de emmer kwam in zijn ogen terecht en hij moest in het ziekenhuis worden behandeld. In oktober 1927 raakte hij na het vallen van puin op een andere bouwplaats gewond aan zijn rechteroog. Dit tweede, ernstigere ongeval betekende dat hij enkele maanden in het ziekenhuis verbleef. Hij werd geopereerd zonder het volledige gebruik van zijn oog terug te krijgen. Als gevolg hiervan ontving hij een wekelijkse invaliditeitsuitkering. Om deze uitkering aan te vullen werkte hij de ene tijdelijke baan na de andere. Hij werkte in een kruidenierszaak, daarna als ober in het stationscafé in Leyden, als matroos op een boot tussen Noordwijk en Sassenheim, en daarna als aardappelverkoper op straat. Marinus had een atletisch gestel en bleef fit door te zwemmen. Zijn vrienden gaven hem de bijnaam "Dempsey" naar de beroemde Amerikaanse bokser.

Als onverzettelijke activist van de Jonge Communistische Liga werd hij het doelwit van de politie vanwege zijn interventies op openbare bijeenkomsten. Zijn zwager, die zijn politiek afkeurde, adviseerde hem Leyden te verlaten.

Marinus vestigde zich in een gemeubileerde kamer waarvan hij de huur deelde met Piet van Albada, een oppositielid binnen de Communistische Partij, die dicht bij de Internationalisten van de GIC (Groepen Internationalistische Communisten) stond. Deze groep hing de meer libertaire ideeën van het [radencommunisme] aan (https://libcom.org/history/articles//history/articles//history/articles/thought/ideas/council-communism).

Marinus maakte een korte reis te voet en liftend door België en Duitsland. Hij ging naar Calais, waar hij op het idee kwam om het Kanaal over te zwemmen. In oktober huurde hij in Leyden een ruimte die hij veranderde in een vergaderruimte voor de Jonge Communistische Bond, die hij Leninhuis noemde. Hij schreef folders en bulletins en kwam tussen bij stakingen, demonstraties van werklozen en openbare bijeenkomsten. In 1929 leidde zijn onenigheid met de Communistische Partij ertoe dat hij vier keer ontslag nam! Hij bekritiseerde de leiding vanwege haar schuchtere en bureaucratische houding, en begon te twijfelen aan het gebruik van het parlement dat de energie van de militanten afleidde. Onder invloed van van Albada en zijn vrienden kwam hij dichter bij de communistische standpunten van de raad.

Keerpunt1931 betekende voor hem een keerpunt. Zijn reislust verruimde zijn blik. Hij had een sterk verlangen om de Sovjet-Unie te bezoeken, die hij nog steeds beschouwde als het "land van het socialisme". Hij was bezorgd over de opkomst van het fascisme in Duitsland en vond dat de niet aflatende strijd tegen de opkomst daarvan werd afgeleid door verkiezingstactieken die hij als oppervlakkig beschouwde. In april plande hij met zijn vriend Henk Holwerda een reis door Europa naar Rusland, te financieren door de verkoop van propagandapostkaarten onderweg. De Leydense afdeling van de Communistische Partij weigerde hem hierbij te helpen, Holwerda haakte af en Marinus brak voorgoed met de Partij.

Hij ondernam de reis toch, kwam aan in Berlijn en meldde zich bij het Sovjet-consulaat. Maar het bedrag dat voor zijn visum werd gevraagd was te hoog voor zijn budget, en hij ging terug naar Nederland. In Gronau aan de grens werd hij gearresteerd wegens illegale verkoop van ansichtkaarten en "communistische propaganda". Vrijgelaten na 10 dagen in de gevangenis, keerde hij eindelijk terug naar Leiden.

Tijdens de zomer keerde hij terug naar Calais, waar hij werkte als matroos. Zijn plan om het Kanaal over te zwemmen, waarvoor een Nederlandse krant een prijs van 5.000 florijnen had uitgeloofd, werd gedwarsboomd door het zeer slechte weer. In september ging hij weer op pad door Duitsland. Hij sliep in boerenhuizen en in openbare opvanghuizen voor werklozen. In Boedapest werd hij verliefd op een jonge prostituee en vroeg haar haar beroep op te geven om haar leven met hem te delen. Hij werd afgewezen. Hij kwam tot Belgrado, werkte telkens op het land en schreef een reisverslag. Terug in Nederland ging hij naar Enschede, waar wilde stakingen waren uitgebroken in de textielindustrie. Hij schreef een verslag van deze stakingen voor de GIC. Omdat er geen seizoenswerk beschikbaar was, vroeg hij fondsen aan bij het Bureau voor Hulp aan Werklozen in Leiden. Hij vroeg steun voor het opzetten van een bibliotheek voor arbeiders en werklozen. Het Bureau weigerde dergelijke "sociale projecten" te financieren. In januari 1932, nadat een tweede poging om fondsen te verkrijgen was afgewezen, brak hij de ruiten van het Bureau in en werd veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf. Om hieraan te ontkomen reisde hij naar Boedapest en in april betrapte de Poolse politie hem bij een poging de grens naar Rusland over te steken. Terug in Nederland werd hij gearresteerd en gevangen gezet in Den Haag. Bij zijn vrijlating vroeg hij opnieuw om geld van het Bureau, wat hem werd geweigerd, en hij ging in hongerstaking. Na 11 dagen won hij zijn zaak. Even later publiceerde hij een krant voor werklozen, de Werkloozenkrant, waarin hij pleitte voor zelforganisatie en directe actie en felle kritiek uitte op de vakbondsbureaucratieën.

Hij raakte bevriend met Eduard Sirach, die in 1917 een opstand op de kruiser Zeven Provincien had geleid en actief was in een communistische raadsgroep in Leiden.de LAO (Arbeiders Linkse Oppositie) die Spartacus uitgaf. Betrokken bij hun activiteiten stond hij vaak midden in de agitatie. Tijdens de machinistenstaking in Den Haag mengde hij zich in de massabijeenkomsten, waarbij hij de Communistische Partij en de vakbonden bekritiseerde en pleitte voor arbeidersautonomie. In 1933 had Marinus tuberculose aan de ogen opgelopen en lag hij enkele weken in het ziekenhuis. Deze jonge man van 24 besefte dat hij een groot risico liep zijn gezichtsvermogen te verliezen.

Nazi overnameNa Hitlers opkomst in Duitsland hoopte Marinus dat de miljoenen Duitse socialisten en communisten de confrontatie met de nazi's zouden aangaan en een revolutie zouden ontketenen die zich over de hele wereld zou verspreiden. Hij herhaalde vaak dat er iets moest gebeuren. Een week na zijn vertrek uit het ziekenhuis reisde hij naar Berlijn, waar hij op 17 februari aankwam. Bij een bijeenkomst van de sociaal-democratische partij zag hij tot zijn schrik dat een brutale onderbreking door de politie geen weerstand bood. Hij zette mensen aan tot een reactie, begon discussies op straat en probeerde in te grijpen bij vergaderingen. Overal ontmoette hij gelatenheid en onverschilligheid. Op 23 februari woonde hij een bijeenkomst van de Communistische Partij bij, die zonder verzet opnieuw door de politie werd opgebroken.

Ontmoedigd hierdoor, en omdat hij onder de arbeiders geen reactie op het fascisme zag, besloot hij tot actie over te gaan.

In de nacht van 25 februari probeerde hij een werkloosheidsbureau en een kasteel en het keizerlijk paleis in Berlijn in brand te steken. Op de 27e slaagde hij erin de Reichstag, het Duitse parlementsgebouw, in brand te steken en werd daar aangehouden. Dit was het zwakke voorwendsel om politieke organisaties en kranten te sluiten en duizenden socialisten, communisten en anarchisten te arresteren.

De nazi's stelden hem zelfs terecht samen met een leider van de Duitse Communistische Partij en enkele Bulgaarse communisten, die zij ervan beschuldigden samen te werken met Marinus! Hij ontkende elk verband en verklaarde dat hij op eigen houtje had gehandeld.

Hij begon een hongerstaking in de gevangenis om te protesteren tegen zijn detentieomstandigheden, en werd onder dwang gevoed. Hij zat 7 maanden vastgeketend in zijn cel. Uiteindelijk werden de Bulgaren vrijgesproken, de communistische leider gevangen gezet en Marinus ter dood veroordeeld. Op 10 januari 1934 werd hij in de gevangenis van Leipzig onthoofd.

De tweede dood van Van der LubbeDe communisten richtten na de Rijksdaggebeurtenis een comité op voor hulp aan de slachtoffers van het Hitlerisme. Het werd geleid door Munzenberg, die optrad voor de Komintern, de door Stalin gecontroleerde Communistische Internationale. Het beschreef Marinus als een pseudo-communist en een nazi-agent-provocateur. In augustus 1933 verscheen het Bruinboek, onder redactie van Otto Katz, die Marinus beschuldigde van een "kleinburgerlijke" "opschepper", een godsdienstwaanzinnige, en tenslotte van een speelbal te zijn voor de leiders van de SA, de stormtroepers van de nazi's! Hij werd beschreven als een "halfblinde jonge pederast" en beschuldigd van samenwerking met de Nazi's bij de brand van de Reichstag. Een door dit comité georganiseerd "tegenproces" in Londen bevestigde deze bevindingen, waarbij slechts één persoon in de jury, Sylvia Pankhurst, de antiparlementaire communiste, ernstig bezwaar maakte. De Bulgaarse communist Dimitrov (na zijn vrijspraak een topper in de Comintern) eiste in de openbare rechtszaal dat zijn medeverdachte ter dood werd veroordeeld omdat hij "het proletariaat had tegengewerkt".

Raadcommunisten en anarchisten in Nederland en Frankrijk schoten hem te hulp (met uitzondering van de Duitse anarchistische veteraan Rudolf Rocker, die de Brown Book beschuldigingen accepteerde) In Frankrijk richtte de anarchistische theoreticus Andre Prudhommeaux het Marinus van der Lubbe Comité op. Op de dag van de opening van het proces verscheen in Nederland het Rode Boekje, een weerlegging van alle laster uit het Bruine Boekje (en in uittreksels herdrukt in Frankrijk). Het verdedigde Van der Lubbe's revolutionaire integriteit, met vele karakterverwijzingen van mensen uit verschillende fracties die getuigden van zijn eerlijkheid en toewijding aan de arbeidersklasse. Maar de laster ging door. De communistische toneelschrijver Bertold Brecht heeft in zijn The Resistible Rise of Arturo Ui, een allegorie op de opkomst van Hitler, een personage genaamd Fish, een karikatuur van Marinus, wiens enige woorden "areu, areu, areu" zijn. Ondanks verschillende pogingen om zijn naam te zuiveren, hangt er nog steeds een kwalijke geur rond het leven van Van der Lubbe. In het beste geval wordt hij gezien als een cretin, of een halfgare idioot. Hij was evenzeer een slachtoffer van de Stalinisten als van de Nazi's.

Marinus handelde uit de beste motieven. Hij dacht dat zijn daad de vonk zou kunnen zijn voor een algemene arbeidersopstand tegen de nazi's. Helaas had hij het mis. De sociaaldemocraten en hun vakbonden gaven het zonder slag of stoot op, net als de communisten. Alleen in Wenen deden de arbeiders in juni 1933 een poging tot opstand, die bloedig werd neergeslagen (zie de dood van Oostenrijks links). Maar de nazi's zouden hun grootschalige onderdrukking hebben uitgevoerd, vroeg of laat, met of zonder de brand in de Rijksdag. Op de dag dat Marinus de communistische bijeenkomst uiteen zag vallen, was het hoofdkwartier van de communistische partij overvallen en waren de kantoren van hun krant gesloten.

En Munzenberg en Katz? Munzenberg werd vermoord door de Stalinisten, wiens bevelen hij had uitgevoerd, en zijn lichaam werd gedumpt aan de Zwitserse grens in 1940. Otto Katz zette zijn werk voor de Sovjet geheime diensten voort, en nam deel aan de jacht op socialisten en anarchisten tijdens de [Spaanse Burgeroorlog] (https://libcom.org/history/articles/spanish-civil-war-1936-39), voordat de doodsmachine, wiens trouwe dienaar hij was, zich ook tegen hem keerde. Hij werd berecht in Praag en opgehangen als een "Zionistische agent" in 1952.

"...oude formules en oude ideeën zijn op sterven na dood, en met hen vervallen de partijen en corporatieve organisaties en dat alles. De wereld rekent op nieuwe krachten, en dat zijn de hoofden en de harten van de arbeiders zelf."Uit het werklozenblad onder redactie van Van der Lubbe

Nick Heath, bewerkt door libcom

Meer informatie

Dutch Council Communism and Van der Lubbe Burning the Reichstag - The question of “exemplary acts”

Reacties (0)

Voeg nieuwe reactie toe

Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.