Forum voor Anarchisme
ArtikelenDe AnarchokrantDossiersEventsWiki // Hulp bronnenContact // InzendingForum
|
anarchokrant20 april 2025

Colin Ward En Pragmatisch Anarchisme – Deel IV: Anarchy

Author: Tijdschriftdeas | GEPLAATST DOOR: De Anarchokrant | Bron: libertaireorde.wordpress.com

Tegen het eind van het derde deel (zie Online) werd gewezen op een door sommigen ervaren dufheid. Duidelijk was dat het een andere kant op moest met het anarchisme. Colin Ward was het daarmee eens, maar geloofde dat die positie ruimte genoeg gaf voor een ambitieus ‘constructief anarchisme’. In zijn reactie, getiteld ‘Anarchy for Adults’ (Freedom, nr. 31, 1958), stelde hij voor dat anarchisten zowel de volkse traditie verdedigden als de bestaande praktische voorbeelden zouden moeten uitbreiden, echter alleen onder eigen voorwaarden. Hier pakken we het betoog van Sophie Scott-Brown weer op.

Dat betoog is te vinden in het Duitse anarchistische internet-tijdschrift espero (nr. 9/10, december 2024, zie Online). Dat koos de Engelse anarchist Colin Ward (1924-2010) als een van de thema’s, vanwege diens 100ste geboortejaar. Sophie Scott-Brown schreef over Ward. In het Duits luidt de titel ‘Wie im Kalten Krieg im Großbritannien die ‘gewöhnliche Anarchie’ entdeckt wurde’ (Hoe tijdens de Koude Oorlog in Groot-Brittannië, de ‘alledaagse anarchie’ ontdekt werd). Ik vertaalde en bewerkte uit de tekst in espero een aantal paragrafen. Ik verspreid die in een serie van vier delen. Onderwijl levert dit een kleine geschiedenis van het anarchisme op. Deel vier.  [ThH]

De toekomst van anarchisme

Colin Ward stemde met Nicolas Walter overeen, dat de grootste behoefte van de beweging erin bestond om ‘het anarchisme met de sociale feitelijkheden en mogelijkheden van vandaag in samenhang te brengen’. Kritiek erop kon niet uitblijven. Geërgerd door de discussies besloot Ward zijn kameraden te verklaren wat hij bedoelde. De groep had al langer gepland om naast de ‘krant’ Freedom een tijdschrift uit te geven. Ward stelde een maandelijks tijdschrift voor, zo legt hij uit in zijn artikel ‘The Futur of Anarchism’ (Anarchy, nr. 28, 1963).

In de hoop lezers tot directe actie aan te moedigen, zouden daarin anarchistische methoden, praktijken en technieken gepresenteerd worden. Op 25 februari 1961 werd Anarchy: A journal of anarchist ideas opgericht.

Anarchy

Het tijdschrift Anarchy was een experiment van pragmatisch anarchisme en de propaganda, die voor Ward onlosmakelijk met elkaar verbonden waren: de manier waarop anarchistische ideeën werden overgebracht besliste of mensen ze gebruikten of niet, wat op zijn beurt besliste of men te maken had met een volksbeweging of niet.

Het pragmatische anarchisme was selectief en niet systematisch. Het verwierp ‘perfectionisme, utopische fantasie, samenzweringsromantiek en revolutionair optimisme’. Het nam ‘van de klassieke anarchisten hun meest bruikbare, niet hun meest twijfelachtige ideeën’ over. Dat werd aangevuld met ‘de subtielere bijdragen van latere [. . .] denkers als Landauer en Malatesta’. Daaraan werd toegevoegd ‘het bewijsmateriaal dat in deze eeuw door de sociale wetenschappen, de psychologie en antropologie geproduceerd is, en zoals ook door de technologische verandering geleverd is’, citeert Sophie Scott-Brown uit Ward’s artikel ‘The Unwritten Handbook’ (Freedom, nr. 26, 1958).

Anarchy bood thematische bundelingen van ‘casestudies’ – het ging dus voornamelijk om themanummers. Belangrijk was dat ze steeds zelfkritisch waren. Daar waren twee redenen voor. Ten eerste bood het de auteurs van Anarchy de gelegenheid om de beschuldiging van utopisme te vermijden door openlijk de ontoereikendheid te uiten van het individu of het voorbeeld. Ten tweede werd het maken van fouten bij een initiatief als een waardevol leermiddel onderkend. De toon van Anarchy was dan ook over het algemeen serieus, maar altijd met een vleugje ironie.

Tussen 1961 en 1970 hield Ward zich bezig met het vervaardigen van 118 nummers, waarvan ongeveer 25% betrekking had op aspecten van anarchistische geschiedenis en theorie, 14% met onderwijs, 10% met internationale gebeurtenissen of regionale casestudies, 9% met niet-anarchistische politieke commentaren, 8% met huisvesting en milieu, 8% met gezondheid en relaties, 7% met populaire cultuur, 7% met werk en industrie, 5% met criminaliteit en recht en 2% met moderne technologie.

Natuurlijk stonden de klassieke voorouders van het anarchisme – Godwin, Proudhon, Bakoenin, Tolstoj, Kropotkin en nu ook Emma Goldman – op de voorgrond. Zij werden regelmatig geciteerd of genoemd, maar Anarchy introduceerde ook nieuwe iconen, die beter bij de tijdgeest pasten. Zo was er een speciale uitgave over Alex Comfort. Zijn populariteit als vredesactivist en onderzoeker van seks en misdaad, trok de aandacht van de aanhangers van de campagne voor kernontwapening. Maar er waren ook de ideeën van Paul Goodman (1911-1972) die het tijdschrift vormgaven.

Naast zijn publicistische arbeid wijdde Goodman zich aan sociale psychologie, pedagogie en stedenbouw. Hij was een voorstander van Gestalttherapie, de vrije schoolbeweging, het communalisme en federalisme. Het was echter niet een van zijn ideeën in het bijzonder die Ward in hem bewonderde, maar zijn intellectuele ethos in het algemeen. Goodman’s methode om met sociale problemen om te gaan, bestond erin om ‘praktische hulpmiddelen’ uit te vinden, of zoals hij dat uitgedrukt (en Ward citeerde hem): ‘Mijn methode om een ​​boek over sociale theorie te schrijven, was om gemeenschapsplannen te bedenken [. . .], een discussie over de menselijke natuur als een onderwijsprogramma of een pedagogische handleiding met therapeutische oefeningen’.

Wat criminaliteit betreft, bouwde Anarchy voort op de al lang bestaande kritiek van de anarchisten op het strafsysteem. Het bood de vertegenwoordigers van de ‘nieuwe criminologie’, onder wie Stanley Cohen, David Downes en Jock Young een platform aan. Zij kwamen in conflict met de ‘technische bekrompenheid’ die in gevestigde criminologische studies overheerste, vooral door de typisch nauwe focus over criminele handelingen die los gezien werden ​​van bredere contexten.In plaats daarvan zochten ze naar meer holistische, ‘therapeutische’ benaderingen, die rekening hielden met meer omvattende sociologische, psychologische en zelfs filosofische factoren. Ook bleek daar in Anarchy de twijfel over de mogelijkheid van wetenschappelijke neutraliteit en kennis die tegen de grenzen van witte, liberale, burgerlijke ‘ideologie van objectiviteit’ aan liep.

Sophie Scott-Brown behandelt tussendoor de kritiek die op een aantal behandelde zaken is gegeven. Daar zie je juist, naar mijn [thh.] zienswijze, een golfbeweging die over diverse constanten voert. Zo wijst zij op de Amerikaanse (ex-)anarchist Murray Bookchin (1921-2006) die in Anarchy nr. 88 (1968) scherp alle ‘revisionistische’ benaderingen van het anarchisme, met name het ‘pragmatisme à la Goodman’ veroordeelt. Dat is volgens hem gewoon vermomd liberalisme.Een geleidelijke revolutie zou niet kunnen bestaan. Iedereen die anders beweert, ontkent de politieke realiteit, waarvan de essentie strijd is. Compromissen en kleine stapjes versterkten alleen maar het ancien régime (oude, bestaande regime), ze maakte het draaglijker en voorkwamen dat de frustratie die nodig is voor de uiteindelijke vernietiging ervan toeneemt. Maar het kan verkeren. Want later, zo rond 1990, kon men het aan de stok krijgen met Bookchin als men zijn libertaire communalisme niet volgde. De ideologische strijd liep zo hoog op dat Bookchin zich geen anarchist meer noemde. Was hij het echter nog wel, kan men zich retorisch afvragen. Was het ‘libertair communalisme’ eigenlijk niet een deel van waar Goodman een halve eeuw eerder het ook over had, maar dan in een veel breder cultureel verband? Wie zal het zeggen.

Sophie Scott-Brown is aan het eind van haar betoog gekomen, als zij opmerkt: ‘Anarchy werd in 1961 opgericht om in een behoefte te voorzien. (..) Terwijl Anarchy naar vorm en inhoud gericht was op het leven, de waarden en de zorgen van mensen, wilden de bladen en tijdschriften die vervolgens ontstonden de boel shockeren en de hypocrisie van de heersende sociale klasse en sociale normen onthullen. Ward bewonderde ze allemaal als autonome instituties en verwelkomden hun krachtige dissidentie, maar deelde niet hun waarden.

Ik [thh.] hoor regelmatig het woord ‘revolutie’ vallen, zie op de ‘media’ veel leuzen en spetterende spotjes. Wat helpt dit het anarchisme verder? Als je deze serie over Colin Ward door je heen laat gaan, in welke fase zit het heden dan in het verleden?

Sophie Scott-Brown (vertaling en bewerking Thom Holterman. Haar bijdrage is integraal te vinden op espero nr. 9/10, 2024; zie Online.)

[Het beeldmateriaal in de bovenstaande tekst betreft voorkanten van de nummers 2, 13, 25 en 33 van het tijdschrift Anarchy. Over het tijdschrift en de illustrator van de voorkanten, zie het artikel van Martin Smit, Online.] 

[De in espero te opgenomen bijdrage is de Duitse vertaling van een oorspronkelijk in het Engels verschenen artikel (in: Modern Intellectual History, vol. 20 (2023), nr. 4, pp. 1251-1272), aangevuld met enkele andere bijdragen van haar (pp. 13-70).]

Reacties (0)

Voeg nieuwe reactie toe

Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.