De noodzaak van een revolutionair arbeidersprogramma in tijden van coups en burgeroorlogscenario’s
Bij Doorbraak bepreken we momenteel intern een aantal teksten, onder meer van de website van de Angry Workers, waaronder “The necessity of a revolutionary working class program in times of coup and civil war scenarios” uit 2020. Hier een vertaling daarvan.
De fysieke en gewapende aanvallen in de VS op de protesten na de moord op George Floyd, zowel door rechtse groeperingen als door de staatstroepen, maken het essentieel om concreet te bespreken wat we bedoelen met revolutionaire verandering en het communistische programma. Dit wordt nog dringender gezien de toenemende klassenspanningen die de presidentsverkiezingen met zich meebrengen. Ongeacht de verkiezingsuitslag is het bijna zeker dat er een toename zal zijn van gewelddadige fysieke aanvallen op delen van de arbeidersklasse. Alles moet in het werk gesteld worden om mensen tegen deze aanvallen te beschermen. Er moet gestreefd worden naar een zo groot mogelijke eenheid van de arbeidersklasse tegenover zowel de rechtse milities als de staatstroepen. Maar het idee van sommigen dat deze groeiende “oorlog” op straat op de een of andere manier kan leiden tot revolutionaire veranderingen is een gevaarlijke fantasie.
Je hoeft alleen maar naar de recente geschiedenis in Syrië te kijken om te begrijpen hoe gevaarlijk zo’n visie is. Er was een massale mobilisatie van de arbeidersklasse tegen de corruptie van de elite, tegen het gebrek aan democratie, tegen armoede en baanloosheid. Toen die protesten echter gewapenderhand werden aangevallen door het tuig van de staat, was de protestbeweging niet voorbereid, noch organisatorisch, noch politiek, om het gewapende terugvechten in de hand te houden. De mensen die klaarstonden om de vuurgevechten uit te buiten waren gangsters, sektarische groeperingen, buitenlandse staten en bovenal de Syrische staat zelf. In deze omstandigheden werden alle mogelijkheden voor de arbeidersklasse om haar eigen discussies te voeren, haar eigen initiatieven te nemen, afgesloten. De man met het geweer regeerde nu en dat geweer was niet in handen van de arbeidersbeweging, precies omdat er nog geen revolutionaire arbeidersbeweging bestond en zo’n beweging niet van de ene op de andere dag kan worden opgebouwd. Honderdduizenden doden en ontheemden onder de arbeidersklasse, en de stabilisatie van de dominantie van het kapitaal, waren het enige resultaat.
In de VS zijn de voordelen voor de heersende klasse van het aanwakkeren van hun “cultuuroorlogen” maar al te duidelijk. Op dit moment hebben de twee belangrijkste tendensen aan de linkerkant van de politiek ons in een impasse gebracht. De electorale weg van het democratisch socialisme is al bij de eerste horde mislukt. En het “insurrectionisme” leidt ons naar een suïcidale aanval op de repressieve arm van de staat door de productieve kracht van de arbeidersklasse te negeren. En dus, in deze spannende maar gevaarlijke tijden: hoe en op welke manieren oriënteren we onszelf als revolutionairen?
Op dit moment bevinden we ons op het hoogtepunt van de objectieve eenwording van onze klasse door wereldwijde toeleveringsketens, communicatiemiddelen en migratie. De crisis van het kapitaal, en de pogingen van de heersende klasse om die te beheersen, leiden steeds meer tot een proces van desintegratie van deze objectieve eenwording. Maar midden in deze historische sociale crisis gaat de arbeidersklasse over de hele wereld de strijd aan zonder utopie, zonder programma. Tegen kameraden die snel zullen opmerken dat “het programma voortkomt uit de beweging, niet andersom”, zeggen we dat we op het punt zijn aanbeland waarop stappen in de richting van een programma, en een pragmatische visie op een revolutionaire breuk, zelf een noodzakelijke stuwende kracht worden voor de bewegingen van onze klasse. Het alternatief verandert gemakkelijk in het nihilistische geweld dat we in Syrië hebben gezien, of in een verlammende wanhoop.
Het programma
Op dit punt moeten we een pragmatisch programma om de productiemiddelen over te nemen in verband brengen met de daadwerkelijke strijd van de arbeidersklasse. In de politieke confrontatie met reactionaire tendensen binnen de arbeidersklasse moeten we duidelijk maken dat alleen deze collectieve stap van arbeiders een radicale breuk is met “de elite”.
De kwestie van een programma is eenvoudig. Tijdens de eerste maanden van de corona-crisis heeft de arbeidersklasse gezien dat essentieel werk in de vorm van landbouw, de energie-, communicatie- en transportsector, de productie van nuttige goederen en de zorg- en gezondheidssector dertig procent van de huidige sociale activiteit uitmaakt, inclusief de intellectuele arbeid in onderzoeksafdelingen en laboratoria. Veel van de rest is nutteloze, schadelijke, parasitaire of puur marktgerelateerde activiteit. We hebben gezien dat dit relatief kleine deel van de arbeidersklasse in staat was om ons in leven te houden, en we baseren ons programma op dat feit. De overname en verdediging van de productiemiddelen, en het vervolgens in die essentiële sector gaan werken van iedereen, zou een onmiddellijke vermindering van de werkdag tot drie uur per dag per persoon mogelijk kunnen maken. We zien ook dat het algemene vaardigheidsniveau van de arbeidersklasse in combinatie met moderne communicatiemiddelen de productieve functie van de staat en de markt/geld-relatie kan overnemen: kwesties die hele regio’s aangaan kunnen worden besproken en besloten door basisstructuren; middelen en consumptiegoederen kunnen rationeel worden toegewezen zonder dat ze hoeven te worden “verdubbeld” in de vorm van een monetair equivalent.
Dit is geen communisme. De radicale verkorting van de arbeidstijd is een noodzakelijke voorwaarde om de sociale capaciteit te ontwikkelen om de grote sociale problemen aan te pakken: hoe de organisaties van strijd (stakings- en buurtvergaderingen, bevrijde zones enzovoorts) om te vormen tot organisaties van sociale besluitvorming; hoe de schadelijke manier waarop we ons leven produceren te veranderen; hoe de strikte scheiding tussen intellectuele en handarbeid ongedaan te maken; hoe een einde te maken aan de verwoestende scheiding van stad en platteland, en aan de wereldwijde ongelijke ontwikkeling. Dit is een noodzakelijke overgangsperiode die vroeger omschreven werd als de “dictatuur van het proletariaat”, maar die we vandaag misschien liever anders noemen. Het is de handhaving van de algemene verplichting om sociaal noodzakelijk werk te doen, zodat we allemaal minder kunnen werken. De kern van de arbeidersklasse zal dit moeten afdwingen tegen de sociaal geatomiseerde bendeleden, tegen het linkse commentariaat en de ngo-armoedepooiers, tegen de kleine winkeliers en natuurlijk tegen de bankiers, advocaten en wetgevers.
Het klassen-subject
Er kan geen klassenprogramma bestaan zonder klassen-subject. Er zijn drie belangrijke segmenten van de arbeidersklasse die, vanwege hun sociale positie, de belangrijkste drijvende kracht zullen moeten zijn in een revolutionaire overgang. In de afgelopen maanden hebben deze segmenten niet alleen hun objectieve betekenis bevestigd als degenen die werken om ons allemaal in leven te houden, maar ze hebben ook hun subjectieve mogelijkheden laten zien door naar voren te stappen in de strijd. We hebben het hier over de zogenaamde “tech werkers” (intellectuele/technische arbeiders), die noodzakelijke productieve kennis belichamen; de essentiële “massa-werkers”, die ook productieve kracht belichamen; en de “gemarginaliseerde arbeidersklasse”, die bewijzen dat ze wanhoop kunnen omzetten in collectief emancipatoir geweld. De recente strijd van deze drie segmenten laat hun capaciteit en beperkingen zien:
We zagen programmeurs van Google en Amazon staken, grotendeels om “politieke” redenen: tegen de impact van hun bedrijven op het klimaat; tegen het militaire gebruik van hun softwareproducten; tegen de behandeling van arbeiders in de magazijnen van de bedrijven. We zagen artsen naar voren komen en zich uitspreken tegen het corona-regime van de regering. Maar zolang deze intellectuele werkers geïsoleerd blijven van de realiteit en van de strijd van handarbeiders zullen ze in hun filantropische luchtbel blijven hangen en alleen aankomen met abstracte “technologische oplossingen” voor diepere sociale problemen.
Tijdens de eerste maanden van de corona-crisis zagen we alleen al in de VS vierhonderd stakingen, voornamelijk van handarbeiders in de essentiële industrieën. We weten over hen niet veel in detail, maar ze toonden de tegenstellingen van de directe ervaring van collectieve macht op grotere en essentiële werkplekken: de neiging tot zelfbeheer én sectoraal isolement. Zonder diepere banden met het algemene intellect van de “technische arbeiders”, en zonder de druk van gemarginaliseerde arbeiders die de socialisering van productieve capaciteiten eisen, heeft dit segment van de arbeidersklasse de neiging om in sectorale zelf-afbakening te belanden. De vakbonden zullen fungeren als bemiddelaar voor sectorale “bail out”-deals met de staat die probeert de productieve ruggengraat van de samenleving te scheiden van de meer gemarginaliseerde en precaire proletarische randen.
De opstand na de moord op George Floyd werd gedragen door een massa mensen uit de arbeidersklasse die niet als een collectief optraden. Een mix van studenten, informele werkers, flexwerkers en sociaal geatomiseerde segmenten van de arbeidersklasse. Een soortgelijke samenstelling vonden we tijdens de Arabische Lente en de pleinbezettingen na de crisis van 2008. We zien een bereidheid om de staat te confronteren en inventiviteit op straat. We zien dat dit klassensegment gefragmenteerd is: de professionele elementen hebben de neiging om zichzelf te promoten als sprekers, de gemarginaliseerde arbeiders zijn afhankelijk van de infrastructuur van de middenklasse (kerken, moskeeën, ngo’s) om te overleven. Zonder de productieve kracht van de essentiële arbeiders keert het geweld zich tegen zichzelf. Het zal een zware politieke strijd worden om dit segment te verenigen rond een communistisch programma.
We kunnen de wederzijdse afhankelijkheid van deze segmenten zien als het gaat om het kunnen doorvoeren van een revolutionaire transitie. We zien dat ze niet meer dan dertig tot veertig procent van de werkende klasse uitmaken. We kunnen ook zien dat deze drie segmenten wereldwijd weerspiegeld worden in de vorm van drie hoofdregio’s: de geavanceerde industriële gebieden, waar de productieve kennis en de productie van de productiemiddelen gecentraliseerd is (VS en Europa); de productieregio’s van massaproductie (Azië); en de regio’s van winning van grondstoffen en uitbuiting van arbeidskrachten (Afrika, Zuid-Amerika). Deze mondiale arbeidsverdeling betekent dat de overname van de productiemiddelen zelf een mondiale strijd is.
De noodzaak van organisatie
Wat betekent dit alles voor ons als communisten? We moeten een programma kunnen ontwikkelen dat pragmatisch formuleert wat de overname van de productiemiddelen inhoudt. Hier zal het een uitdaging zijn om een wig te drijven tussen de arbeiders in staatsdienst die productieve arbeid verrichten en het bureaucratische en repressieve staatsapparaat. De overname vereist de ontmanteling van de repressieve staatsmacht, in de eerste plaats door een “economische wurggreep” en gewapende verdediging van de productiemiddelen. Het vereist de uitbreiding van de overname langs de internationale toeleveringsketen, door de verspreiding van politieke hoop op emancipatie. Dit programma zal voor elk van de drie segmenten en mondiale regio’s anders geformuleerd worden. In sommige regio’s zal de nadruk liggen op “vrede, brood en technologieoverdracht”, in andere zal de sluiting van overbodige industrieën en radicale vermindering van arbeidstijd op de voorgrond staan. Een programma voor het door opstand overnemen van de productiemiddelen zal moeten wijzen op hun specifieke functies en beperkingen voor elk van de drie hoofdsegmenten van de arbeidersklasse.
We geloven niet in de trucjes van overgangseisen, maar we denken dat de slogan “iedereen werkt, iedereen werkt minder” gebruikt kan worden in de komende golf van bedrijfssluitingen en ontslagen. We verdedigen niet alleen onze banen, we willen minder werken tegen een volledig salaris, in overeenstemming met het niveau dat de sociale productiviteit heeft bereikt. Laat de bazen en de staat zich maar zorgen maken over het loon. Dat kan een interventielijn zijn. We moeten een arbeidersonderzoek starten dat politieke vragen stelt aan onze collega-werkers: is ons werk sociaal nuttig? Zo niet, hoe kan dat veranderd worden? Wat is er nodig om ons bedrijf draaiende te houden? Welke kennis missen we? Van welke andere werkers hier en in het buitenland zijn we afhankelijk? Hoe zou de staat reageren? Deze vragen moeten gecombineerd worden met concrete ideeën over hoe we terug kunnen vechten tegen de huidige crisisaanval van de bazen en de staat. Dit zal alleen mogelijk zijn als er onafhankelijke ledenstructuren of organisaties zijn op de werkvloer.
Dit alles heeft organisatie nodig – een communistische partij, in de zin van een levende strategie voor de zelf-emancipatie van de arbeidersklasse. Een organisatie die geworteld is onder de technische arbeiders zonder toe te geven aan hun intellectuele verhevenheid. Onder de productieve massa-arbeiders zonder uiteindelijk hun vakbonds-sectorisme aan te wakkeren. Onder de armen zonder hun opstandige illusies en populistische neigingen aan te wakkeren. We moeten erop wijzen dat sociale macht niet ligt in het belegerde regeringsgebouw, maar in het productieve weefsel van de samenleving. We moeten de concrete strijd analyseren en de geavanceerde punten vinden waar de scheidslijnen tussen de drie arbeiderssegmenten ter discussie worden gesteld. We moeten de zwakste schakels breken. We moeten militant onderzoeken hoe ongelijk de productieve kennis en middelen verdeeld zijn onder de arbeidersklasse, en dat tegengaan door middel van politieke strategie. We moeten geworteld zijn in de dagelijkse strijd zonder het programma uit het oog te verliezen. We moeten elk voorstel en elke activiteit van links beoordelen op de vraag of ze de arbeidersklasse voorbereiden op, en verenigen voor, de overname, of dat ze juist het geloof in identitaire oplossingen en staatsvertegenwoordiging verdiepen.
Op dit moment willen de reactionaire krachten ons meeslepen in een cultuuroorlog en gewapende confrontaties – een soort strijd waarin de arbeidersklasse alleen maar kan verliezen. We moeten ons hergroeperen en ons werk opnieuw wortelen. We willen werken aan een pragmatisch revolutionair programma in nauwe verbinding met de concrete lokale arbeiderslevens en -strijd.
Angry Workers
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.