Leftist Unity: een gevaarlijke illusie
Onderstaand artikel schreef ik voor de BYUiten de orde, kwartaalblad van de Vrije Bond. In het meest recente nummer van dat blad kun je de gedrukte en zelfs geillustreerde versie van het stuk intussen al lezen.
Leftist Unity: een gevaarlijke illusie
Hoe vaak horen we elkaar niet zuchten en klagen over versnippering en verdeeldheid ter linkerzijde? Hoe sterk is niet het verlangen naar eenheid tegenover een gemeenschappelijke vijand, naar samenwerking om onze gezamenlijke problemen op te lossen, om samen te strijden voor die allemaal zo graag willen? De verzuchting is geen onzin. Het verlangen al helemaal niet. Eenheid in strijd is op allerlei punten nodig, ja onmisbaar. Hoe dat werkt, verschilt van geval tot geval en van situatie tot situatie. Maar waar die de vorm aanneemt van Eenheid-In-De-Strijd duikt een ernstig probleem op: alsof er een enkelvoudige strijd is – ‘De Strijd’, niet zomaar ‘strijd’ – waarin we een eenduidig gezamenlijke aanpak zouden kunnen voorstaan waar iedereen zich dan maar in moet vinden.
Een moderne versie van die illusie – want dat is het – staat bekend als ‘Leftist Unity’. Je hoort het woordenpaar regelmatig bij linkse en radicale mensen van verschillende achtergronden. Het komt op het volgende neer. Eerst constateert een aanhanger van dit concept de gigantische versnippering van linke en radicale mensen. Als we dan al die snippers eens konden bewegen om over meningsverschillen heen te stappen, eindeloze discussies daarover te parkeren en op basis van wat we gemeenschappelijk hebben een gezamenlijk links project in de steigers zouden weten te zetten. Zou dat niet wondermooi zijn? Als we al die anarchistische groepen en collectieven, de diverse trotskistische organisaties, de maoïstische clubs, de diverse old skool stalinistische partijen, andere socialistische groepen, plus de diverse publicaties en publicisten, tot en met het allerlaatste stekelige bloggertje, nu eens ertoe zouden weten te brengen het samen te gaan proberen? We willen toch eigenlijk allemaal hetzelfde, misschien in andere bewoordingen? Onze verschillen gaan toch vooral over de weg erheen en de manier waarop? We weten toch, als redelijke mensen die we zijn, wel een manier te vinden om die verschillen ondergeschikt te maken aan wat we gemeen hebben?
Misschien is zoiets inderdaad mogelijk, al geeft de geschiedenis van pogingen tot zoiets niet meteen veel reden om dat te denken. Maar belangrijker: is het wel een goed idee? Staat de strijd voor gelijkwaardigheid, vrijheid en solidariteit er echt beter voor als anarchisten samen zouden gaan met allerlei partijsocialisten in zo’n gezamenlijk project? Ik geloof er niets van. Ik geloof niet in Leftist Unity als organisatorisch doel en handvat voor strijd. Waar zoiets werkelijk zou werken, loopt de strijd voor anarchie levensgevaar en zijn we op weg naar de zoveelste autoritaire machtsconcentratie, ongetwijfeld voorzien van prachtige revolutionaire symboliek.
Links
Om dat duidelijk te maken gaan we eerst eens naar dat eerste woordje: Leftist’. Dat verwijst naar de links-rechts verdeling in politieke en maatschappelijke stellingnames. Anarchisten, (andere) socialisten en communisten, marxisten, radicale liberalen en democraten staan aan de linkerkant van het politieke spectrum; conservatieven, behoudende liberalen, fascisten, aanhangers van al dan niet absolute monarchie, theocratie, feodalisme en slavernij staan in dat spectrum aan de rechterkant. Dat zegt dit spraakgebruik althans. En daarin verschuilen zich al meteen problemen. Want: hebben al die mensen ter linkerzijde echt iets gemeen, en zo ja, wat dan?
Laten we eens naar de herkomst van deze links’/rechts-beeldspraak kijken. Het begon in de Franse revolutie, toen er een volksvertegenwoordiging tot stand kwam terwijl opstandigen de koning een steeds kleinere plaats in het staatsbestel had toegewezen e3n de feodale verhoudingen frontaal waren gaan uitdagen, symbolisch door de Bastille, de stadsgevangenis van Parijs, te bestormen op 14 juli 1789. In de zaal waar de volksvertegenwoordiging vergaderde, zaten afgevaardigden gegroepeerd naar opvattingen. Aan de rechterkant zaten de mensen die iets van de feodale privileges wilden redden, of de afbraak ervan slechts geleidelijk wilden zien plaats vinden. Daar zaten ook de mensen van wie de koning eventueel mocht blijven, als hij zich maar grondwettelijk gedroeg. Aan de linkerkant zaten de mensen die de feodale privileges snel wilden afschaffen en de monarchie wilden vervangen door een democratische republiek. In het midden zaten dan mensen voor we de veranderingen slechts langzaam doorgevoerd moesten worden, mensen die zich geen radicale republikeinse democraten waren, maar evenmin conservatieve monarchisten.
Het ging hier om partijpolitieke verschillen, hetgeen sommige anarchisten er toe heeft gebracht om het etiket ‘links’ te weigeren. Anarchisten doen niet aan parlementarisme en partijpolitiek , de etiketten uit de wereld van die partijpolitiek zijn dus niet op hen van toepassing. Dat is, als ik het goed begrijp, de gedachtegang, en ik kan me daar beslist iets bij voorstellen. Tegelijk denk ik dat de begrippen ‘rechts” en ‘links” kenmerken van partijpolitieke stromingen benoemen die je ook buiten de partijpolitiek zelf ziet. Dat maakt de begrippen ook buiten die partijpolitiek wel bruikbaar.
Om wat voor kenmerken gaat het dan? Welnu: wat rechtse mensen gemeenschappelijk hebben is het erkennen en legitimeren van hiërarchisch onderscheid en verschil, van privilege. Rechtse mensen zien hoog en laag in de maatschappij, en vinden dat ook goed en nuttig. De manieren waarop machtsposities gelegitimeerd worden, kunnen verschillen: afkomst en erfelijkheid als maatstaf, rijkdom als criterium, er zijn er meer. Maar hoe dan ook: rechtse mensen vinden het bestaan bazen en knechten in wat voor vorm dan ook, onvermijdelijk en juist. Wat begon als verdediging van privileges van adel, geestelijkheid en monarchie in revolutionair Frankrijk zien we in rechtse wereldbeelden terug als verdediging van allerlei voorrechten als zodanig.
Linkse mensen verzetten zich destijds tegen die feodale, aristocratische en monarchale privileges. Ze stelden dat mensen in principe gelijkwaardige wezens waren, wantrouwden de onderschikking van de ene persoon aan de andere, en vielen de argumentaties waarmee privileges gerechtvaardigd werden aan. Aanvankelijk betrof dat vooral het voorrecht dat geboorte met zich meebracht; iedereen hoorde volgens radicale democraten in de Franse revolutietijd dezelfde politieke status en rechtspositie te hebben.
Later verbreedde de aanval op privileges zich. In de negentiende eeuw was duidelijk dat mensen met gelijke rechtspositie wel degelijk in zeer ongelijke verhoudingen konden konden belanden. De een was rijk, de ander was arm, de een kon met zijn rijkdom arme mensen voor zich laten werken en zo zelf nog veel rijker worden. Het idee won veld dat ook rijkdom een privilege was dat aangevallen diende te worden. Gelijkheid was niet enkel iets politieks en juridisch, maar iets maatschappelijks. Naast een democratisch streven ontstond er zo ook een socialistisch streven. Dat socialistisch streven ging verder dan alleen maar politieke gelijke rechten. Daarmee kwamen socialisten in het links-rechts-spraakgebruik links te staan van democraten die de bezitsverhoudingen in het kapitalisme niet wezenlijk wilden wijzigen. Socialisten wilden dat immers wel: ze vonden dat de rijkdommen in handen van de maatschappij thuishoorden, om aan iedereen ten goede te komen.
Socialisme was nog niet goed en wel een ding, of er ontstond een richtingenstrijd. Je kreeg mensen die via democratie en kiesrecht politieke macht wilden veroveren om de wereld meer socialistisch te maken. Je kreeg mensen die de privileges van de rijken hardhandig af wilden schaffen door met een kleine groep samenzweerders de macht te grijpen, de rijken te onteigenen en de gelijkheid hardhandig door te voeren. En je kreeg mensen die ervoor pleitten dat onderdrukte en uitgebuite mensen zichzelf organiseerden om hun eigen levens en sociale verhoudingen in handen, en de instituties en machthebbers die hen overheersten omver te werpen, van zich af te schudden, van onderen op.
Marx, Engels en hun aanhangers pleitten voor wisselende combinaties van deze methoden, maar altijd met het gebruik van gecentraliseerde politieke macht – via verkiezingen en/of gewapende machtsgreep – centraal in de strategie. Zij vormden daarmee grondleggers van zowel de latere sociaaldemocratie als van het Communisme-met-een-hoofdletter (1) zoals Lenin en zijn Bolsjewieken dat gingen uitproberen in Rusland vanaf 1917. Proudhon, nog op de tast en vol tegenstrijdigheden, en Bakoenin steeds consistenter, bepleitten de derde aanpak, die van zelforganisatie en strijd van onderen op, en werden daarmee grondleggers van de anarchistische stroming. Kenmerkend in die stroming was het inzicht dat het gebruiken van gecentraliseerde politieke macht, het veroveren van regering en staat, heilloos was: het was de weg om bestaande privileges te vervangen door nieuwe voorrechten. Het was de manier om nieuwe machthebbers, nieuwe geprivilegieerde topfunctionarissen, in het leven te roepen.
Waar niet-anarchistische socialisten de voorrechten van afkomst en geboorte, en de voorrechten die rijkdom meebracht, wilden slopen uit naam van de gelijkheid, daar wilden anarchisten ook het voorrecht dat in politieke macht besloten was de nek om draaien. Anarchisten zijn veelal anarchisten juist omdat ze elke maatschappelijke hiërarchie en institutionele opgelegde autoriteit van de hand wijzen en willen vervangen door vrijwillige samenwerking van mensen waarvan er geen een boven de ander staat. Ze verwerpen daarmee in principe elk privilege. Als afwijzing van privilege de kern is van wat mensen links maakt, dan zijn anarchisten dus zo links als je ze maar kunt krijgen. Als het goed is tenminste.
De praktijk was en is vaak anders: ook anarchisme is een leerproces. Zo hadden veel anarchisten niet meteen door dat patriarchale genderverhoudingen ook privilege en ongelijkheid belichaamden en dus ook uitgedaagd dienden te worden. Maar precies omdat ze privilege, onderwerping, hiërarchie en autoriteit afwezen uit principe, bleken ze – in dat vaak best pijnlijke leerproces – vaak in staat om die afwijzing uit te breiden naar steeds andere onderwerpen waar privileges zich manifesteerden: patriarchaat, kolonialisme, validisme, de onderwerping van de niet-mensenlijke natuur.
Steeds was er het impliciete streven om consequent elk privilege af te wijzen en te helpen slopen, niet alleen de voorrechten van geboorte en geld. En dat plaatst anarchisten dan weer links van andere socialisten die politieke macht niet als verwerpelijk privilege duiden. Socialisten die zelf dus links van niet-socialistische democraten staan. Maar ze zijn allemaal wel op een of andere manier links, in die zin dat ze allemaal willen strijden tegen privileges. Ze verschillen echter in welke privileges ze aanvallen, en hoe ze die willen bestrijden, En die verschillen zijn nogal fundamenteel. Precies die verschillen maken de Eenheid-van-Links, de Leftist Unity, tot een nachtmerrie. En het is niet dat het niet is geprobeerd…
Rusland, Spanje
De twintigste eeuw is de eeuw van de mislukte Left Unity projecten, al heetten ze veelal niet zo. De Russische revolutie van 1917 bijvoorbeeld. Daar waren boeren in opstand gekomen tegen landheren, arbeiders tegen ondernemers, soldaten tegen hun officieren en al deze groepen tegen de dictatuur van de Tsaar. Er kwam een voorlopige regering die expert was in het op de lange baan schuiven van serieuze veranderingen. Bolsjewieken maar ook anarchisten streefden naar een volgende ronde in de revolutie: het verdrijven van die regering. Populair werd de leus: “Alle macht aan de sovjets!”. Die sovjets – raden, betekent het woord – bestonden uit door arbeiders, soldaten en boeren gekozen gedelegeerden , die door hun kiezers ook elk moment teruggefloten en via herverkiezing vervangen konden worden. Veel anarchisten zagen hier een stap richting revolutionair zelfbestuur in. Lenins Bolsjewieken zagen de sovjets echter vooral als bron van democratische legitimiteit voor de Bolsjewistische regering waar ze naar streefden. Anarchisten en Bolsjewieken vochten zij aan zij in de Oktoberrevolutie, maar ze vochten dus niet echt voor het zelfde, en al heel snel bleek hoe zeer de wegen uiteenliepen. Waar anarchisten hoopten dat de revolutie de weg opende naar zelfbestuur van onderop, hanteerden de Bolsjewieken die revolutie als springplank naar de staatsmacht waarmee ze hardhandig en steeds meer van bovenaf de maatschappij gingen verbouwen. Al snel sloten Bolsjewistische machthebbers anarchistische revolutionairen op, of erger.
Veel anarchisten vergoelijkten Bolsjewistisch beleid, uit naam van revolutionaire eenheid, en met het idee dat het verschil tussen autoritaire en anti-autoritaire aanpak ondergeschikt hoorde te zijn aan het gemeenschappelijke doel. Met zo’n houding ging de anarchist Emma Goldman in 1919 terug naar Rusland. Ze probeerde daar uit alle macht de revolutie te helpen versterken en daartoe met Bolsjewistische bestuurders samen te werken. Gaandeweg kwam ze er achter hoe onmogelijk het was.(2) Een maatschappij opbouwen doe je van onderop, met actieve betrokkenheid van alle betrokkenen, via assemblees in fabriek, wijk, dorp of regiment, eventueel via gedelegeerden die onder controle van de bevolking staan, zoals anarchisten voorstaan. Of je doet dat vanuit hogerhand, door bureaucraten die decreten uitvaardigen en gehoorzaamheid eisen en gewapenderhand afdwingen ook, zoals Bolsjewieken dat voorstaan. Het kan niet allebei tegelijk zonder in hopeloze en verlammende inconsistenties te verzanden.
Comités en assemblees in het zadel, of commissarissen aan de macht. Het bleek niet bepaald een nuanceverschil, en Goldman verlaat Rusland volstrekt ontgoocheld in de mogelijkheden om samen met partijcommunisten iets te bereiken. De enige vorm van samenwerking waar de Bolsjewistische bestuurders voor open stonden was: onderwerping aan die bestuurders en werken binnen de door die bestuurders gestelde kaders. Onderwerping aan nieuwe machthebbers is niet waar anarchisten zich voor hebben uitgevonden. Linkse eenheid liep helemaal duidelijk spaak op de onderdrukking van de opstandelingen in de Russische marinebasis Kronstadt in 1921, met hun strijd tegen Bolsjewistische privileges, onderworpen door Bolsjewistische troepen die bloedig die privileges verdedigden.(3) Links van onderop tegen links aan de macht. Leftist Unity, iemand?
Tweede voorbeeld: de Spaanse revolutie, 1936-1937. In 1936 won een coalitie van linkse partijen verkiezingen en vormden vervolgens de zogeheten Volksfrontregering. Generaals en fascisten bestreden die regering en pleegden in juli 1936 een staatsgreep. Felle opstanden in Barcelona en elders, veelal van anarchistisch geïnspireerde arbeiders, deden die staatsgreep in half Spanje mislukken. De opstanden brachten Barcelona en omstreken in handen, niet van de wankele Volksfrontregering maar van gewapende arbeiders en boeren zelf, veelal georganiseerd in anarchistisch georiënteerde vakbonden verenigd in de CNT, de anarchosyndicalistische vakbondsfederatie. Hetzelfde gold voor sommige andere steden en regio. Daar woedde een revolutie langs anarchistische lijnen.
Maar er was in Madrid, en later in Valencia, ook nog die Volksfrontregering, van niet-anarchistische socialisten en linksige liberalen en al snel ook partijcommunisten. Volksfrontregering en anarchistische revolutionairen hadden in Franco’s generaals en fascisten een gemeenschappelijke vijand. Al snel kwam er samenwerking tot stand tussen anarchosyndicalistische vakbonden en milities enerzijds, en de Republikeinse Volksfrontregering anderzijds. Dat leek echter mooier dan het was. Anarchistische milities moesten zich voegen in het regeringsleger, anders werden ze hardhandig ontbonden. Het zelfbestuur in bedrijfscollectieven en dorpscommunes werd ondergeschikt gemaakt aan bureaucratisch afgedwongen regeringspolitiek, of anders onder druk van hogerhand opgedoekt. Anarchisten mopperden, maar slikten keer op keer uit naam van de Heilige Antifascistische Eenheid.
De enkele keer dat anarchistische arbeiders, daarin gesteund door sommige marxisten (ere wie ere toekomt) niet slikten en in opstand kwamen tegen de regering en bijbehorende Communistische partijbonzen– in Barcelona, in mei 1937 – werden ze door hun eigen anarchistische aanvoerders in de CNT gemaand om de barricades te verlaten en weer aan het werk te gaan. Waarom? Uit naam van de eenheid tegen de fascisten, uiteraard. De orde werd hersteld, maar het was een republike3inse, en geenszins een revolutionaire en anarchistische orde. De strijd tegen het fascisme werd steeds minder een revolutionaire strijd en steeds meer een doodgewone oorlog waarin het steeds onduidelijker werd waarin de steeds repressievere republiek zich nog onderscheidde van het moorddadige fascisme van Franco. De republiek verloor die oorlog. De revolutie had het echter al eerder verloren van die Republiek en haar bestuursapparaat waarin anarchisten zich zo vruchteloos hadden laten inkapselen. Leftist Unity, iemand?
Leftist Unity versus eenheid van onderop
Er zijn talloze kleinere versies van dit soort gebeurtenissen. Het patroon is steeds gelijksoortig. Anarchisten en partijcommunisten proberen nauw samen te werken voor een gemeenschappelijk doel. Communisten zetten hun centralistische, bureaucratische en autoritaire methoden door. Anarchisten voegen zich tegenstribbelend in die aanpak, in de hoop dat loyale deelnam,e aan het gezamenlijke project hen nog enige invloed kan geven. Werken ze teveel tegen, dan worden ze het project uit gewerkt. Nooit gaat het andersom. Nooit voegen partijcommunisten zich naar de horizontale, zelfbestuurlijke aanpak van onderop die anarchisten voorstaan. Dit is Leftist Unity in de praktijk. Het betekent altijd: anarchisten die zich aanpassen aan partijcommunisten en/of sociaaldemocraten. Zelden andersom.
Dat heeft een reden: de top-down aanpak van partijcommunisten en sociaaldemocraten sluit aan bij de top-down aanpak waar de hele gevestigde orde van aan elkaar hangt. Het is wat mensen kennen, het is dus ook wat mensen meenemen als ze beginnen in verzet te komen. Nieuwkomers in bijvoorbeeld een actiegroep waar anarchisten en partijcommunisten zitten, zullen dan ook snel meegaan in de door de laatste bepleite aanpak: een leiding kiezen, en doen wat de leiding voorstelt. Dat is makkelijker dan elke stap samen overwegen en samen over de uitvoering besluiten, zoals anarchisten dat voor zich zien. Zo krijgen partijcommunisten nieuwkomers makkelijk achter zich, en kunnen anarchisten makkelijk weggezet worden als moeilijkdoeners en dwarsliggers. Het is maar al te verleidelijk om je als anarchist dan maar te voegen, niet al te moeilijk te doen en niet te veel dwars te liggen. Zo winnen de partijcommunisten, eventueel ook de sociaaldemocraten als die zich tenminste nog vertonen in een actiecomité. Als je langs deze weg al eenheid verkrijgt is het een afgedwongen eenheid onder centrale leiding – iets waarvan we als anarchisten niet alleen kunnen weten dat het niet okay is, maar vooral ook dat het niet werkt. Je krijgt zo wel Unity, maar aan de linksheid van de uitkomst valt te twijfelen.
Is samenwerking tussen mensen vanuit verschillende denkrichtingen dus onwenselijk en onmogelijk? Geenszins! Er zijn hele andere vormen dan de hierboven beschreven valkuil van de Leftist Unity. Het allerbelangrijkste is wellicht: samenwerking, niet vanuit diverse linkse denkrichtingen, maar vanuit gemeenschappelijk belang. Staken in een bedrijf voor een hoger loon, betere werkomstandigheden. Dat doe je met iedereen die in dat bedrijf werkt en dat lage loon en de slechte arbeidsomstandigheden als een knellend juk ervaart. Niet de vraag of je links bent of niet brengt mensen bijeen, maar de gemeenschappelijke knellende situatie waar mensen verandering in willen aanbrengen. In woonstrijd zie je soortgelijke dingen. Een gemeenschappelijk belang brengt mensen samen, en lang niet alle betrokkenen in zulke strijd zullen zich als aanhangers van welke linkse stroming dan ook zien. Eenheid van arbeiders – waarbinnen zich vast aanhangers van zulke linkse stromingen zullen bevinden – is bij zoiets uitstekend, zelfs onmisbaar. Maar het is wezenlijk iets anders dan Leftist Unity. Het is praktische eenheid van onderop vanuit rechtstreeks betrokkenen.
Sterker: Leftist Unity is in dit soort situaties al snel een probleem. Want binnen een gezamenlijke staking in een fabriek werken arbeiders samen, maar dat wil helemaal niet zeggen dat er geen meningsverschillen tussen stakers zijn. Leftist Unity verlamt de uitwerking van zulke verschillen, terwijl die er juist toe doen. Het maakt ook binnen een staking immers nogal wat uit of de zeggenschap over de staking in handen ligt van de gevestigde vakbond – zoals sociaaldemocraten veelal zullen willen – , in handen van een gekozen stakingscomité – zoals veel partijcommunisten zullen bepleiten, waarbij ze maar al te graag in zo’n comité plaatsnemen – , of in de handen van alle stakers via stakingsvergaderingen, zoals anarchisten (waaronder anarchosyndicalisten) zullen bepleiten. Een gevestigde vakbond stuurt veelal aan op een snel compromis met de baas, een door partijcommunisten beheerst stakingscomité hecht algauw meer waarde aan de invloed die de partij via de staking kan bereiken. Maar het zijn de stakers zelf om wie het in de staking hoort te gaan, Hun zeggenschap, zoals als het goed is door anarchisten bepleit en ondersteund, is wezenlijk. Het is hun strijd.
Maar anarchisten kunnen zich alleen maar vruchtbaar voor zo’n aanpak inzetten als ze de handen vrij hebben. Als ze gebonden zijn door loyaliteit aan een Leftist Unity-project waarin een top-down dynamiek domineert, lukt dat niet of veel minder. Juist in de soorten van samenwerking in strijd die nodig zijn, is een zelfstandige opstelling van anarchisten, hoe dan ook georganiseerd, van groot belang. Alleen dan kunnen we voluit inzetten op de zelfbeschikking van de deelnemers aan de strijd een zelfbeschikking die in de anarchistische aanpak tegelijk doel van de strijd is als in die strijd ook al een middel tot dat doel.
Noten:
(1) Voor het verschil tussen communisme en Communisme, zie: Margaret Killroy, ‘Anti-Communist communists – Or: on capitalization and capitalism’, 28 augustus 2024, https://margaretkilljoy.substack.com/p/anti-communist-communists
(2) Zie Emma Goldman, ‘My Disillusionment with Russia’ (1923), online: https://theanarchistlibrary.org/library/emma-goldman-my-disillusionment-in-russia en ‘My Further Disillusionment in Russia’ (1924), online: https://theanarchistlibrary.org/library/emma-goldman-my-further-disillusionment-in-russia
(3) Over Kronstadt, zie deze mooie tekst: Ida Mett, ‘The Kronstadt Uprising 1921’, voor het eerst in het Frans verschenen als ‘La Commune de Cronstadt’ in 1938; eerste Engelstalige uitgave dateert uit 1967. Online versie via Libcom, 2022: https://libcom.org/article/kronstadt-uprising-1921-ida-mett
(4) Prachtig boek over de Spaanse revolutie, met name in Barcelona: Agustin Guillamon, Ready for Revolution – the CNT defense committees in Barcelona, 1933-1938’ (2014; het Spaanstalige origineel is uit hetzelfde jaar)
Peter Storm
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.