George Orwell (1903-1950): Zijn We Op Weg Naar Een Oligarchie?
In mei 1946 publiceerde Orwell een lijvige bespreking van The Managerial Revolution en The Machiavellians van de voormalige trotskist James Burnham. Hierin ontwikkelde de Amerikaanse filosoof een kritiek op het marxisme: socialisme en kapitalisme zouden door de ontwikkeling en de groeiende complexiteit van de wereldeconomie achterhaald zijn; het zijn de managers (organisatoren, technocraten) die voortaan de leiding op zich nemen. Orwell werd ongetwijfeld beïnvloed door Burnham, maar spaarde ook zijn kritiek niet, deze werd scherper naarmate Burnham evolueerde naar de rechterzijde. In het volgende fragment gaat Orwell in op het begrip oligarchie (regering van weinige personen, die behoren tot zekere bevoorrechte klassen of standen, waarbuiten aan niemand enig direct of indirect aandeel in ‘s lands bestuur is vergund). De vertaling van het fragment is van Johny Lenaerts. [ThH]
*
Een nieuwe maatschappijvorm
James Burnhams boek The Managerial Revolution veroorzaakte bij diens verschijnen zowel in de Verenigde Staten als in Groot-Brittannië heel wat beroering, en zijn belangrijkste stelling werd zo uitvoerig bediscussieerd dat een gedetailleerde uiteenzetting nauwelijks nodig is. Heel kort samengevat komt het op het volgende neer:
Het kapitalisme is aan het verdwijnen, het socialisme neemt niet zijn plaats in. Er ontstaat momenteel een nieuwe vorm van een gecentraliseerde planmaatschappij die niet kapitalistisch is noch, in elke betekenis van het woord, democratisch. De heersers van deze nieuwe maatschappij zullen bestaan uit mensen die daadwerkelijk de productiemiddelen controleren: met name directeuren, technocraten, bureaucraten en soldaten, door Burnham samengeklonterd onder de benaming ‘managers’. Deze mensen zullen de oude kapitalistische klasse uitschakelen, de arbeidersklasse verpletteren, en de maatschappij zodanig organiseren dat alle macht en elk economisch privilege in hun eigen handen blijft. Private eigendomsrechten zullen afgeschaft worden, maar gemeenschappelijk bezit zal niet ingevoerd worden. De nieuwe ‘bestuurs-’ maatschappijen zullen niet bestaan uit een mengelmoes van kleine, onafhankelijke landen, maar uit grote superstaten rondom belangrijke industriële centra in Europa, Azië en Amerika. Deze superstaten vechten met elkaar om het bezit van de overige gebieden van de aarde, maar zullen wellicht niet in staat zijn elkaar volledig te verslaan. Intern zal elke maatschappij hiërarchisch gestructureerd zijn, met een aristocratie van begaafde personen aan de top en een massa van halfslaven aan de basis…
In dezelfde richting
…Zoals ik eerder gezegd heb, heeft Burnham meer gelijk dan ongelijk over de hedendaagse tijd en het recentelijk verleden. De afgelopen vijftig jaar was de algemene beweging vrijwel zeker in de richting van oligarchie. De reusachtige concentratie van industriële en financiële macht; het afnemend belang van de individuele kapitalist of aandeelhouder en de toename van de nieuwe ‘bestuurs-’ klasse van wetenschappers, technocraten en bureaucraten; de zwakte van het proletariaat tegenover de gecentraliseerde staat; de groeiende hulpeloosheid van de kleine landen tegenover de grote; het verval van de representatieve instellingen en het ontstaan van eenpartijsystemen op basis van politieterreur, vervalste volksraadplegingen, enz.: dit alles lijkt in dezelfde richting te wijzen.
Honger naar macht
Burnham ziet de trend en neemt aan dat ze onweerstaanbaar is, veeleer als een konijn dat door een boa constrictor gefascineerd is en aanneemt dat een boa constrictor het sterkste ding ter wereld is. Wanneer men het een beetje dieper bekijkt, dan ziet men dat al zijn ideeën gebaseerd zijn op twee axioma’s die in het eerste boek als vanzelfsprekend aangenomen werden en in het tweede deels expliciet gemaakt worden. Deze axioma’s zijn:
1. Politiek is in wezen in alle tijden hetzelfde.
2. Politiek gedrag verschilt van andere vormen van gedrag.
Laten we met het tweede punt beginnen. In The Machiavellians benadrukt Burnham dat politiek niets meer is dan strijd om macht. Achter elke grote sociale beweging, elke oorlog, elke revolutie, elk politiek programma, hoe constructief en utopisch het ook moge zijn, schuilen de ambities van een particuliere groep die voor zichzelf de macht wil grijpen. Macht kan nooit beteugeld worden door een ethische of religieuze code, maar enkel door een andere macht. De meest realistische benadering van altruïstisch gedrag is de opvatting van een heersende groep dat ze waarschijnlijk langer macht zal uitoefenen als ze zich fatsoenlijk gedraagt. Maar vreemd genoeg zijn deze veralgemeningen enkel van toepassing voor politiek gedrag, niet voor andere vormen van gedrag.
In het dagelijks leven, zoals Burnham meent en aanneemt, kan men niet elk menselijk gedrag verklaren vanuit het principe cui bono (‘wie heeft er baat bij’) – waartoe dient het? Menselijke wezens bezitten blijkbaar impulsen die niet egoïstisch zijn. Derhalve is de mens een dier dat moreel kan handelen als hij handelt als een individu, maar hij wordt immoreel als hij collectief handelt. Maar zelfs deze veralgemening is enkel van toepassing voor de hogere groepen. De massa, zo lijkt het, heeft vage aspiraties naar vrijheid en broederlijkheid, die gemakkelijk bespeeld kunnen worden door machtsbeluste individuen of minderheden. Waardoor de geschiedenis bestaat uit een hele resem bedrog, waarin de massa verleid wordt tot opstand door de belofte van utopie, en daarna, wanneer ze haar job gedaan heeft, door de nieuwe heersers weer tot slaaf gemaakt wordt.
Een ijzeren wet
Politieke activiteit is derhalve een specifieke vorm van gedrag dat gekenmerkt wordt door zijn volkomen gebrek aan scrupules, en dat enkel bij kleine bevolkingsgroepen opduikt, vooral bij misnoegde groepen wier mogelijkheden in de bestaande maatschappij geen vrij spel krijgen. De grote massa van het volk – en dat is waar (2) aanknoopt bij (1) – zal altijd politiek onverschillig blijven. Bijgevolg is de mensheid verdeeld in twee klassen: de egoïstische, hypocriete minderheid, en het hersenloos gepeupel wiens lot erin bestaat altijd geleid of voortgedreven te worden, zoals men een varken terug naar de stal jaagt door op zijn gat te slaan of door met een knuppel in de afvalemmer te rammelen, naargelang de behoeften van het moment. En dat mooie patroon wordt eeuwig voortgezet. Individuen kunnen van de ene categorie naar de andere overgaan, ganse klassen kunnen andere klassen vernietigen en opklimmen tot de heersende positie, maar de verdeling van de mensheid in heersers en overheersten is onveranderlijk. Zowel in hun capaciteiten als in hun verlangens en behoeften zijn de mensen niet aan elkaar gelijk. Er bestaat een ‘ijzeren wet van de oligarchie’, die zelfs kan bestaan indien democratie omwille van mechanische redenen niet onmogelijk zou zijn.
Waarom macht?
Het is merkwaardig dat Burnham met al zijn gepraat over de strijd om de macht zich nooit de vraag stelt waarom de mensen macht willen. Hij lijkt aan te nemen dat machtshonger, alhoewel het enkel bij relatief weinig mensen voorkomt, een natuurlijk instinct is dat niet verklaard hoeft te worden, zoals het verlangen naar voedsel. Hij neemt ook aan dat de verdeling van de maatschappij in klassen in alle tijden hetzelfde doel beoogt. Dat komt er haast op neer dat de geschiedenis van honderden jaren miskend wordt.
Toen Burnhams leermeester, Machiavelli, zijn theorie ontwierp, waren klassenverschillen niet enkel onvermijdbaar, maar ook wenselijk. Zolang de productiemethoden primitief waren, werd de grote massa van het volk noodzakelijkerwijs onderworpen aan saaie, vermoeiende handenarbeid, en was een kleine groep mensen van dergelijke arbeid vrijgesteld; anders zou de beschaving niet zichzelf in stand kunnen houden, om het nog maar niet over vooruitgang te hebben.
Achterhaald
Maar sinds de opkomst van de machine is heel dit model achterhaald. De verrechtvaardiging van klassenverschillen, indien er een verrechtvaardiging zou bestaan, is niet langer dezelfde, want er bestaat geen mechanische reden waarom de gemiddelde mens zich zou blijven afsloven.
Het is waar dat eentonig werk nog steeds bestaat; klassenverschillen voeren waarschijnlijk zichzelf in een nieuwe vorm weer in, en met de individuele vrijheid gaat het bergaf. Maar vermits deze ontwikkelingen nu dankzij de techniek vermeden kunnen worden, moet er wel een psychologische reden bestaan. Burnham onderneemt geen poging om die te ontdekken. De vraag die hij zich zou moeten stellen maar die hij nooit stelt, is de volgende: waarom wordt het verlangen naar macht juist nu, nu de overheersing van de mens over de mens niet langer een noodzaak is, een grote menselijke drijfveer?
Net zoals de bewering dat de ‘menselijke natuur’ of ‘onverbiddelijke wetten’ het socialisme onmogelijk maken, is het gewoonweg een projectie van het verleden naar de toekomst. In feite stelt Burnham dat, omdat er nooit een maatschappij van vrije en gelijke mensen bestaan heeft, ze ook niet kan bestaan. Met dezelfde redenering had men in 1900 kunnen beweren dat vliegtuigen nooit kunnen bestaan, of had men in 1850 kunnen stellen dat auto’s niet mogelijk zullen zijn.
Het is duidelijk dat de machine de menselijke verhoudingen veranderd heeft, en dat bijgevolg Machiavelli achterhaald is… Gelukkig zijn de ‘managers’ niet zo onoverwinnelijk als Burnham zich voorstelt… Het reusachtige, onoverwinnelijke, onverwoestbare slavenrijk waarover Burnham lijkt te dromen, zal nooit ingesteld worden, of mocht het ingesteld worden, dan is het geen lang leven beschoren, want slavernij is niet langer een stabiele basis voor een menselijke samenleving.
Uit: George Orwell, The Collected Essays, Journalism and Letters, Volume 4, 1945-1950, Penguin Books, 1978. (Vertaling: Johny Lenaerts).
* Een goede inleiding: Simon Leys, Orwell en de verschrikkingen van de politiek, Kelderuitgeverij, Utrecht, 2024.
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.