Colin Ward En Pragmatisch Anarchisme – Deel III: Anarchisme, Een Kleine Sekte Of Een Sociale Kracht?
In het eerste deel (zie Online) werd over de tweedeling ‘klassiek’ en ‘nieuw’ anarchisme gesproken. Maar wat is ‘nieuw’? Met andere woorden, hebben we niet steeds, om en nabij, dezelfde discussie maar dan verlopend via andere termen over items die op het betreffende moment in de tijd in zwang zijn? Dat wordt inzichtelijk als je het over het ‘alledaags anarchisme’ hebt, zoals in deel II (zie Online). Hoe reageert Colin Ward daarop?
Daarover is een introductie terug te vinden in het Duitse anarchistische internet-tijdschrift espero (nr. 9/10, december 2024, zie Online). Dat koos de Engelse anarchist Colin Ward (1924-2010) als een van de thema’s, vanwege diens 100stegeboortejaar. Sophie Scott-Brown schreef over Ward. In het Duits luidt de titel ‘Wie im Kalten Krieg im Großbritannien die ‘gewöhnliche Anarchie’ entdeckt wurde’ (Hoe tijdens de Koude Oorlog in Groot-Brittannië, de ‘alledaagse anarchie’ ontdekt werd). Ik vertaalde en bewerkte uit de tekst in espero een aantal paragrafen. Ik verspreid die in een serie van vier delen. Onderwijl levert dit een kleine geschiedenis van het anarchisme op. Deel drie. [ThH]
Waarom ging het in het anarchisme?
Gelet op zijn twijfel wat de opvattingen van Read en Comfort aangaat, zoals die in deel II naar voren kwamen, vroeg de jonge Colin Ward zich af waar het anarchisme volgens hem om ging. Sophie Scott-Brown pakt dit op. Zij citeert van hem een artikel in Freedom (‘Anarchism – Past & Future’, in: nr. 14, juli 1947): ‘Anarchisme’ ontspringt aan het ‘streven van het hart’ voor de grootst mogelijke vrijheid. Het vloeit niet voort uit de ‘conclusies van het verstand’. ‘Het is geen natuurlijke, logische of historische wet die ontdekt of onthuld kan worden.’ Nadat een aantal inzichten omtrent anarchisme behandeld zijn en die bij Ward tot kritiek leiden gaat Sophie Scott-Brown verder.
Ward was, naast het voorgaande, tegelijkertijd van mening dat de argumenten van de critici een verkeerde voorstelling van serieus anarchistisch denken weergaven. ‘Wat het anarchisme volgens mij uitdrukt is dit: de menselijke natuur is noch goed noch slecht, zij is ‘in staat tot alles’. Het is een conclusie die hij trok uit persoonlijke observaties van de samenleving en ‘(als men de sociale psychologie en antropologie als wetenschappelijk opvat) uit de observaties van de sociale wetenschappen. Dus draaide hij de rollen om. De door anarchisten geformuleerde kritiek op de staat en zijn rol bij het handhaven van de concurrentie en conflicten, legden de tegenstrijdigheid bloot van het liberale geloof in ‘de staat als een instrument waarmee het individu zijn lot verbeteren kan.’ Daarentegen is het anarchisme, volgens de definitie ervan, de grootst mogelijke realisatie van de open samenleving. Schreef hij niet in Freedom zijn bijdrage getiteld ‘Anarchism and the ‘Open Society’ (nr. 47, november 1952), mede een reactie op het boek van de Engelse liberaal Karl Popper, The Open Society and its Enemies (1945).
In het Freedom artikel ‘Anarchism and the ‘Open Society’ van Ward zat ook een welwillende bespreking van de lezingenreeks Freedom and its Betrayal van Isaiah Berlin. Ward waardeerde Berlin enorm, luisterde naar zijn radio-uitzendingen, verzamelde zijn boeken en artikelen en woonde zijn openbare lezingen bij in de Poesjkinclub, die hij omschreef als ‘een genoegen’ dat gevoel, dat je ‘zijn scherpe en subtiele gedachten echt kunt horen’. De grootste overlapping tussen de twee mannen was hun wederzijdse waardering van de Russische denker Alexander Herzen (1812-1870), ‘de held van het sceptische idealisme’ wiens wantrouwen ten opzichte van abstractie en zijn onwankelbare geloof aan de individuele vrijheid die door beiden gedeeld werd.
Ward heeft nooit geprobeerd Berlin tot het anarchisme te bekeren, maar hij verwelkomde de poging van de filosoof om het grove ideologische dualisme te doorbreken van de Koude Oorlog. Net als sommige andere Britse intellectuelen was Berlin een kritische ‘Koude Krijger’ (wat hem misschien effectiever maakte voor de zaak) en geen apologeet voor het positivisme. Hij erkende de grenzen van wetenschappelijke kennis.
Anarchisme en de relatie met antropologie
Bewijs voor deze invloed kan worden gevonden in Ward’s eigen pogingen om wetenschap te scheiden van politieke claims, wat de benadering van Read en Comfort tegensprak. In zijn recensie van Tribes Without Rulers (1958), een studie onder redactie van David Tait en John Middleton over heerschappijvrije stammenstelsels in Afrika, verwelkomde hij het boek, dat ongetwijfeld interessant was voor anarchisten. ‘Die hadden zich altijd al voor verslagen van reizigers en etnologen over menselijke samenlevingen geïnteresseerd, die men voorheen als samenlevingen van ‘wilden’ beschouwd had.’ [Een voorbeeld van een etnograaf uit de libertaire kring zelf, is de oudere broer van Élisée Reclus, Élie Reclus, 1827-1904; thh.]
De wetenschap dat er voorbeelden zijn van menselijke samenlevingen zonder geïnstitutionaliseerde autoriteit, is een argument tegen de bewering dat ‘de [anarchistische] theorieën over de ‘menselijke natuur’ daarmee in tegenspraak zouden zijn. Dienovereenkomstig ‘vindt men in de anarchistische pers vaak aantrekkelijke afbeeldingen van tribale anarchieën’, zoals Colin Ward in zijn artikel ‘Tribal Anarchists’ in Freedom noteerde (nr. 48, november 1958).
Ten aan zien van de langdurige aantrekkingskracht van antropologie voor anarchisten was deze verduidelijking van belang. Met betrekking tot de tribale samenlevingen, adviseerde hij lezers van Freedom om na te denken over het verschil tussen tribale anarchieën, waarin zelfs zonder formele heerschappij vormen van dwang (bijvoorbeeld door religieuze rituelen en gebruiken) toegepast werden, en anarchistische samenlevingen die elke vorm van gezag verwerpen.
In de tweede plaats riep hij hen op om te erkennen dat de auteurs van Tribes Without Rulers sociale structuren beschreven en zich niet bezighielden met de subjectieve ervaringen van mensen. Dit betekent dat er geen beschikbare gegevens zijn om het tweede punt te verduidelijken. Het is eenvoudigweg onmogelijk om te weten of deze mensen zich als vrije actoren voelden. Het boek is vanwege de praktische beschrijving van verschillende modellen van organisaties zonder leider als belangrijk te zien, maar het kan (en mag) niet worden gebruikt ter ondersteuning van uitspraken die daaroverheen gaan.
Ward verwelkomde de wetenschappelijke methode zolang deze de aandacht vestigde voor de details die ten grondslag liggen aan de sociale verbeelding. Sophie Scott-Brown werkt dit nog verder uit, maar voor ons doel om meer bekendheid te geven aan het anarchisme à la Colin Ward is het voldoende.
Actionisme en anarchisten
Dan is er nog een ander onderwerp waaraan aandacht geschonken moet worden, het actionisme. In oktober 1956 vindt er in Hongarije een volksopstand plaats tegen de daar heersende communistische partij. De Sovjet-Unie komt die partij te hulp en er rolden Russische tanks dat land binnen. In dat jaar is er nog meer aan de hand en de combinatie van deze gebeurtenissen, gekoppeld aan voorstellen om een door de Britten gebouwd kernwapen te testen, was voldoende om een groeiend aantal studenten te motiveren in actie te komen. Er was sprake van een heropleving van de politieke betrokkenheid op een breed maatschappelijk niveau.
De ‘Campagne voor nucleaire ontwapening’, in 1957 in het leven geroepen, sloeg aan. Haar wortels lagen deels in de kleinere initiatieven van de ‘Non-Violent Resistance Group’, het latere ‘Direct Action Committee’, dat betrokken was bij een aantal blokkades en sit-ins, technieken die Gandhi als ‘geweldloos activisme’ geïntroduceerd had [wie herkent hierin niet onder meer de internationale, activistische beweging Extinction Rebellion?; thh.]. Met de verandering in de publieke stemming namen de omvang en reikwijdte van hun inzet toe. Zo liepen vele duizenden mensen mee in de eerste grote Aldermaston anti-atoombom mars (Pasen 1958). [De mars werd vele jaren, in vier dagen met Pasen gelopen, van Aldermaston (een plaatsje met kernwapenopslag) naar Londen; thh.; meer informatie, zie de Engelse Wikipedia, Online.]
Freedom had verschillende directe banden met de campagne voor nucleaire ontwapening. Zowel Read als Comfort waren prominente leden en later ook lid van het zogeheten ‘Comité van 100’. Velen van hen, onder wie Ward, namen aan de mars deel.
De redacteuren van Freedom erkenden dat de vredesbeweging een belangrijk rekruteringsgebied was, zoals het altijd geweest is, voor de anarchisten. Het leidde er zelfs toe dat iemand zich aansloot bij het Freedom Press-team, te weten de vredesactivist Nicolas Walter (1934-2000), die een voorname rol in de anarchistische beweging zou gaan spelen. Het betrof een jonge, aan de Oxford universiteit, afgestudeerde in de moderne geschiedenis, verbonden aan New Left. Op grond van hun distantie lieten de oude kameraden, die het Freedom press-team vormden, evenwel de kans liggen om een jongere generatie aan te spreken, die zich niet met de traditionele politieke kanalen konden of wilden identificeren.
Deze opvattingen werden ook gedeeld door andere leden van de beweging. Phil Holgate was bijvoorbeeld van mening in zijn artikel ‘Is Anarchism a Minority Sect or Social Force?’ (Freedom, nr. 43, 1960), dat het anarchisme een minderheid geworden was onder minderheidssekten, die alleen degenen aansprak die genoten van de exclusiviteit van een minderheidssekte. Nicolas Walter hield vol dat anarchisten zich onvoorwaardelijk de brandende kwesties van deze tijd moesten aanpakken, als ze niet het risico wilden lopen om in het niets te verdwijnen (zie van hem zijn About Anarchism, 1969, herziene druk 2002). Ward bevestigde, dat de beweging zich gesplitst had in twee polen: harde revolutionairen en zachte hervormers. Toen het over het nemen van beslissingen over de toekomst van de beweging ging, trok een deel zich terug en zou een productieve discussie niet meer mogelijk zijn.
Het gevoel van rivaliteit met de Nieuwe Linkse beweging, gecombineerd met de frustratie over de zelf veroorzaakte dufheid van de beweging, leidde tot een serie artikelen waarin de argumenten voor een pragmatisch anarchisme werden opgefrist. De Australische filosoof George Molnar (1934-1999) betoogde in zijn artikel Controversy: Anarchy and Utopia(Freedom, nr. 30 en 31, 1958), dat de associatie van anarchisme met naïef revolutionair utopisme overdreven is en vaak gebaseerd is op anarchistische retoriek. Daarbij wordt dan een uiterst praktijkgerichte stroming van anarchistisch denken, die ver teruggaat naar de oorsprong van de beweging, over het hoofd gezien. Die is te vinden in de geschriften van Proudhon, en op sommige plaatsen ook in die van Bakoenin, maar verder tot uitdrukking gebracht door Kropotkin:
‘In de geschiedenis van onze beschaving zijn er twee tradities, twee tegengestelde tendensen: de Romeinse traditie en de alledaags-volkse traditie, de keizerlijke traditie en de federalistische traditie, de autoritaire traditie en de vrijheidslievende traditie. Tussen deze twee stromingen die altijd in de mensheid aanwezig zijn en met elkaar worstelen – de stroming van het volk en de stroming van de minderheden die naar politieke en religieuze overheersing streven – hebben wij te kiezen.’ (Het citaat stamt uit Kropotkin’s Modern Science and Anarchy).
Molnar zag hierin een wezenlijk conflictgerichte representatie van de menselijke geschiedenis als een permanente en eindeloze strijd. Op deze basis stelde hij voor het anarchisme een beweging van permanent protest te zien en deze opnieuw te positioneren, als een effectief ‘negatief’ programma, dat zich verzet tegen politieke aanvallen en de Romeinen op afstand houdt. Na de ‘bom’ leek hem dit het meest realistische pad voor de toenmalige, anarchistische beweging.
*
Het kan niet uitblijven of het tijdschrift Anarchy dat Colin Ward zal gaan opzetten en draaiende houden, de nodige aandacht van Sophie Scott-Brown zal krijgen. Dit komt dan ook als sluitstuk in het vierde deel van deze serie aan de orde.
Sophie Scott-Brown (vertaling en bewerking Thom Holterman. Haar bijdrage is integraal te vinden op espero nr. 9/10, 2024; zie Online.)
[De in espero te opgenomen bijdrage is de Duitse vertaling van een oorspronkelijk in het Engels verschenen artikel (in: Modern Intellectual History, vol. 20 (2023), nr. 4, pp. 1251-1272), aangevuld met enkele andere bijdragen van haar (pp. 13-70).]
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.