Christiaan Cornelissen - De algemeene revolutionaire beweging en de revolutionaire vakorganisatie
Groote politieke gebeurtenissen, als de revolutie die zich in Rusland aan het voltrekken is, wijzen met den dag meer het nauwe verband aan, dat er bestaat tusschen de vakbeweging en de algemeene arbeiders- en volksbeweging.
De wel overlegde algemeene werkstaking der arbeiders in de meest verschillende industrieën en over geheele streken der wereld tegelijk, is in onzen modernen tijd de ziel van elke revolutionaire volksbeweging, evenals het in vroegere revolutionaire bewegingen de barricadegevechten der ongeorganiseerde volksmassa’s waren. Wij zijn een schrede verder gevorderd in de geschiedenis, ook in dit opzicht!
Geen wonder, dat parlementaire partijen, als de sociaal-democratische, die droomend van de overheersching der wereld door haar afgevaardigden en krachtens het vertegenwoordigend stelsel, ook alles op haren en snaren zetten, om de vakorganisatie internationaal in haar macht te krijgen; en dat ze in verschillende streken der wereld reeds blijken gaan geven, liever de geheele vakorganisatie te willen vernietigen, dan het bestaan van een onafhankelijke, zelfstandige en krachtige vakbeweging te dulden, die zij niet in hare macht hebben! Ze handelen in dit opzicht uit welbegrepen afgevaardigden-belang, evenals de tegenwoordige regeerders handelen uit bourgeois-belang, uit klassebelang.
Ik las dezer dagen de aankondiging van een openbare cursusvergadering, door F. Drewes ingeleid en waarvan het onderwerp was: ‘Organisatie der Vrijheidlievende Communisten en de Onafhankelijke Vakorganisatie’, of ‘De tegenwoordige loonslavernij en hoe daarvan verlost te worden.’[1]
Ik heb geen verslag gelezen van de diskussies op deze cursusvergadering gehouden; maar het komt mij voor, dat hier op een verband wordt gewezen tusschen de vakorganisatie en de algemeene arbeidersbeweging, ook voor de revolutionaire arbeiders, waarop wel eens méér de nadruk mocht worden gelegd; juist te meer wijl in het kamp aan de ‘overzijde’, bij de hervormingsgezinde richting van de kleinbourgeoisie en de parlementaire arbeidersbeweging, de samenhang van vakbeweging en algemeene arbeidersbeweging zoo goed wordt begrepen.
Daar ligt inderdaad tusschen de Federatie van Vrijheidlievende Communisten en de Onafhankelijke en revolutionaire Vakorganisatie, zooals die in Nederland in het Nationaal Arbeidssecretariaat wordt belichaamd, een in het oog springende overeenkomst, wat betreft de beginselen en den grondslag van werken.
De beide meest in het oog springende karaktertrekken, die we over en weer opmerken zijn: eerstens het beginsel der Vrije Federatie, gewestelijk, nationaal en internationaal van onafhankelijke en autonome lichamen; tweedens dat der onmiddellijke, der direkte actie, der actie onafhankelijk van Kamerafgevaardigden, of gemeenteraadsleden in het eigen, volle sociale leven. Deze actie openbaart zich natuurlijk, wat de vakvereenigingen betreft, meer bepaald in de fabrieken en werkplaatsen, in de onmiddellijke verhoudingen tusschen patroon en werkman; terwijl ze voor de vrije Communistische en anarchistisch groepen in het algemeene sociale leven, in den strijd tegen misbruiken, tegen politie, justitie, leger, enz.; voorts in de bevordering van goed onderwijs, van de geestelijke en aesthetische ontwikkeling der arbeidersbevolking enz. zich afspiegelt.
Het is waar, dat in menig opzicht de revolutionaire vakorganisatie sterker staat; dat ze rijper is en verder gevorderd dan de vrij-kommunistische en anarchistische groepen het somwijlen zijn.
Er bestaan nog talrijke vereenigingen van vrije socialisten en anarchisten, in Nederland als in het buitenland, die zich nog niet hebben kunnen verheffen tot een duurzame samenwerking buiten den engen kring van een enkele stad, of zelfs van een stadswijk. Andere, die wel willen samenwerken en zich organiseeren met gelijkgezinde groepen, doch enkel ‘voor een bepaald vastomlijnd doel’, en welker leden nog niet tot het inzicht zijn gekomen, dat het eerste ‘bepaalde en vast-omlijnde doel’, waarvoor er moet worden saamgewerkt plaatselijk, nationaal en internationaal, dient te zijn de propaganda voor de eigen beginselen. Het is niet minder waar, dat verschillende vrij-socialistische en anarchistische groepen nog niet eenmaal een ‘vaste omlijning’ gevonden hebben voor hun beginselen; dat zulke vereenigingen nog het eerste werk krijgen te doen, dat eigenlijk aan een vereeniging ten doel staat, n.l. in een program of beginselverklaring uit te spreken wàt de vereeniging eigenlijk wil.
Maar, – dit alles zijn slechts tijdelijke misstanden, die hier en daar nog bestaan, en die voor een groot deel juist te wijten zijn aan een te vèr gedreven terugslag op de gecentraliseerde, gedisciplineerde en gereglementeerde parlementaire arbeidersbeweging.
Dit komt alles terecht mettertijd, en het werken te hooi en te gras, zonder vast vooropgesteld en scherp omlijnd doel, begint in de revolutionaire arbeidersbeweging – ook buiten de vakorganisatie – steeds meer plaats te maken voor het oordeelkundig en rijp overlegd saamwerken van alle krachten.
Met dit verschijnsel vóór oogen – een verschijnsel dat ik in verschillende landen waarneem – kwam het mij nuttig voor aan te dringen in Nederland op een nauw samengaan van de Federatie van Vrijheidlievende Communisten en de Onafhankelijke Vakorganisatie, in het NAS vertegenwoordigd.
De libertaire communisten en anarchisten kunnen in de onafhankelijke vakorganisatie, ook zonder naar de vervulling der bestuursposten te dingen, de bezielende kracht vormen; degenen, die de groote lijnen van de ontwikkeling der menschheid, nationaal en internationaal voor oogen houden, en die zich niet laten afbrengen van het vastgebakende pad door de toevallige, misschien slechts tijdelijke belangen van een bepaald vak, of van eenige gewestelijke industrie.
Daarentegen zullen de revolutionaire vakmannen door hun praktischen kijk op de zaken en door hun arbeidersgevoelens geleid, geroepen zijn, om in de groepen van vrije-socialisten en anarchisten te ageeren tegen het onvaste en onklare werken, dat het noodzakelijk gevolg moet zijn, wanneer men zonder onderling verband verbrokkeld hier en ginds arbeidt, en wanneer niet vooraf op het punt van beginselen vooral vaste stekken zijn gestoken.
Samenwerkend aldus kunnen de beide bewegingen elkaar uitnemend aanvullen. En de arbeider, die als nieuweling binnentreedt in beiden, hij zal vinden wat hij noodig heeft: éénerzijds de aanwijzing van den weg, dien de menschheid volgt naar een beter en hooger ontwikkelde ordening der maatschappij, aan den anderen kant praktisch onderricht in den klassenstrijd, die zich elken dag thans reeds vóór zijn oogen voltrekt in zijn werkplaats of fabriek.
[1] Frits Drewes (1871-1941), metselaar en tijdens het Interbellum voorman van productieve associaties in Amsterdam.
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.