Hermann Hesse Als Antimilitarist
Het boek Het Kralenspel van Hermann Hesse (1877-1962) wordt beschouwd als het magnum opus van de in 1946 met de Nobelprijs voor Literatuur bekroonde Duitstalige Zwitserse schrijver. Het is een utopische roman over de strijd van de mens tegen de barbaarse machtswellust. Wat Hesse – diep geschokt door de Tweede Wereldoorlog – wilde, was de genezende krachten zichtbaar maken die uit de chaos weer tot orde kunnen leiden. Het hoofdpersonage leert begrijpen dat ook de apolitieke orde van de glasparelspelers deel uitmaakt van de wereldgeschiedenis en door politieke veranderingen kan worden beperkt. Zo ziet hij het gevaar dat in tijden van economische nood of militaire bewapening de orde als ‘kostbare luxe’ wordt ervaren en ten prooi valt aan besparingen.
Op deze inleiding van Johny Lenaerts laat hij volgen: ‘Nu de overheid reusachtige bedragen wil uitgeven aan herbewapening, klinken de woorden van Hermann Hesse ons als een waarschuwing in de oren’. Hierna werkt Johny Lenaerts het antimilitarisme van Hermann Hesse uit, waarbij hij niet voorbij gaat aan de biografie over Hesse van Alois Prinz, De bekoring van het begin. Het leven van Hermann Hesse.* [ThH]
Walging
Drie keer had Hermann Hesse in de loop van zijn leven tegenover het door hem verfoeide nationalisme het behoud van de humanistische traditie geplaatst. Dat begon met het beroemde artikel ‘Oh, vrienden, niet dat geluid!’, dat op 3 november 1914 in de Neue Zürcher Zeitung verscheen: Beethovens woorden die in het slotakkoord van de Negende Symfonie de overgang naar Schillers ‘Lied an die Freude’ aankondigen, maar nu, tijdens de eerste oorlogsmaanden, op het hoogtepunt van de haatspraak in alle landen, een gemeenschappelijke cultuur in herinnering moesten brengen, een cultuur die op het spel stond.
Hermann Hesse stoort zich aan de vele ‘hoerahelden’ en vooral aan de overdreven haat tegen alles wat Frans was. Het wordt bepaald als verraad beschouwd wanneer je ook maar de geringste kritiek hebt op de Duitse oorlogsvoering. Als hij gewonde soldaten ontmoet die over het front en de veldslagen vertellen, bewondert hij de moed en de dapperheid waarvan ze spreken. Maar de oorlog van de heroïsche kant te bekijken lukt hem maar kort. Wanneer de pathetische gevoelens zijn uitgewerkt, voelt hij alleen nog maar een ‘grote walging’ en alles wat hij te zien krijgt is ‘smeerlapperij en vreselijk leed’.
In zijn artikel veroordeelt hij die kunstenaars, die met hun werken de haat tussen de volken nog aanwakkeren en de oorlog ‘overbrengen naar het rijk van de geest’. De blik van een kunstenaar, aldus Hesse, mag niet bij grenspalen eindigen maar moet internationaal zijn en altijd de mensheid op het oog hebben. De kunstenaars moeten aan een ‘humaniteit die boven de naties staat’ vasthouden om na de oorlog weer samenleven mogelijk te maken.
Zielzorg
Zulke opmerkingen worden hem in Duitsland echter zeer kwalijk genomen. En enige vroegere vrienden delen hem mede, dat hun hart alleen nog slaat voor het rijk en de keizer en niet meer voor hem, de ontaarde. ‘Ik kan het met de grote drogreden niet eens zijn,’ zo stelt Hermann Hesse onomwonden daartegenover, ‘ik kan niet een zuiverder levenslucht prijzen die ik aan het bloed en de pijn van duizenden onschuldigen te danken heb.’ En hij kan er dan niets anders in zien dan een fatale vergissing, een zinloos bloedvergieten en een groot ongeluk.
Omwille van zijn bijziendheid wordt Hermann Hesse afgekeurd voor legerdienst. Als Duits onderdaan maar wonend in Zwitserland krijgt hij de opdracht om onder auspiciën van het Rode Kruis een hulpdienst voor krijgsgevangenen op te zetten. Zijn taak bestaat erin Duitse krijgsgevangenen in Frankrijk van boeken te voorzien. De gevangenenzorg ziet hij niet als een dienst aan het vaderland of als vervanging van de bewapende strijd. Iedere politieke missie is hem vreemd. Het gaat hem enkel en alleen erom in deze tijd iets menselijks en zinvols te doen. En zinvol is het voor hem gevangen soldaten van boeken te voorzien, zodat ze midden in de oorlog ook een andere lucht om te ademen krijgen. Hij oefent zijn zorg als ‘zielzorg’ uit. En lezen betekent voor Hesse opvoeden tot vrede.
Door de aanslepende oorlog en de toenemende oorlogsmoeheid, neemt ook het aantal dienstweigeraars toe, die natuurlijk op strenge straffen kunnen rekenen. Voor Hermann Hesse zijn deze weigeraars het ‘waardevolle symptoom van de tijd’, omdat ze zich vanuit een echt gevoel tegen de zinloosheid van de oorlog keren. En hij hoopt dat het op een dag mogelijk zal zijn de militaire dienstplicht in de vorm van een civiele taak te vervullen om het oorlogsbedrijf alleen nog aan ‘geboren vechtersbazen en rotzakken’ over te laten.
Wantrouwen
Europa is voor Hesse in een collectieve neurose gevangen. En de massavernietiging zal zo lang doorgaan als ‘we heimelijk in ons hart de oorlog goedkeuren en gedogen’.
In hetzelfde jaar 1946 waarin Het Kralenspel voor de eerst in Duitsland verscheen, herinnerde Hesse aan de afkeuring waarop hij gestoten was en schreef in de inleiding van zijn Betrachtungen zu Krieg und Politik: ‘Sedert die tijd is het me in Duitsland nooit vergeven dat ik ooit het patriottisme en de oorlogsgeest bekritizeerd heb, en indien ook, net zoals nu opnieuw, en direct na de verloren oorlog, een bepaalde klasse in Duitsland me zeer vreedzaam en internationaal bejegende, en met veel weerklank een antwoord op mijn gedachten gaf, dan bleef toch het wantrouwen tegenover mij verderbestaan.’
In dezelfde inleiding tot deze politieke beschouwingen van een in feite apolitiek auteur, werd ook aan de tweede wanklank tussen Hesses tijdservaring en een algemene tijdgeest herinnerd: aan de eerste naoorlogse periode, die van de jaren twintig, waarin ook De Steppenwollf verscheen (1927), dat geenszins als een boek ‘enkel voor gekken’ mag beschouwd worden.
Van die oproep met Beethovens woorden in november 1914 voerde dus volgens Hesse, via De Steppenwolf van 1927, een rechte weg naar Het Kralenspel, waarvan het plan vóór de opkomst van het Derde Rijk ontstaan was, waarvan het schrijven synchroon verliep met de jaren van de oorlogsvoorbereiding, en dat uiteindelijk, midden in de oorlog, tegen de oorlog en tegen de krachten die hem ontketend hadden, in eenzaamheid en droefheid, maar ook met alle nauwgezetheid gecomponeerd werd.
Oorlog en vrede
In het jaar 1946 werd dat door een generatie die nog in elk uur van de dag de oorlog bespeurde, over het algemeen ook begrepen. Alleen waren er na de catastrofe van deze wereldoorlog niet genoeg enkelingen en kleine groepen die – zoals het in het tractaat van Het Kralenspel genoemd wordt – ‘vastbesloten waren trouw te blijven aan de Geest en alles in het werk stelden om een kern van goede traditie, van discipline, methodologie en intellectueel geweten voor de toekomst te bewaren’.
Er werd ook niet – in tegenstelling tot het fictieve geschiedenisbericht in de inleiding van Het Kralenspel – de ervaring gemaakt ‘dat slechts een paar generaties van lakse en weinig consciëntieuze geestelijke tucht nodig waren geweest om ook het praktische leven niet onaanzienlijk te beschadigen en dat competentie en verantwoordelijkheid in alle hogere beroepen, ook de technische, steeds zeldzamer werden’.
Niets van dat alles. De naoorlogse periode vloeide over in het tijdperk van de Koude Oorlog, en hier en daar werd ook weer gebombardeerd, ontstonden loopgraven, werden steden platgebrand, mensen op de vlucht neergeschoten. De ontwikkeling van het midden van de twintigste eeuw sloeg niet de weg van de utopie in waarmee Hermann Hesse zijn boek Het Kralenspel liet beginnen.
Oorlog en vrede, zo betitelde Hesse in het jaar 1946 de bundeling van zijn politieke beschouwingen. Nog steeds en steeds weer een zweven tussen oorlog en vrede.
Oorlogsangst
Als Hermann Hesse in 1946 de Nobelprijs verleend wordt, heeft hij de indruk dat men hem tot een monument op een hoog voetstuk wil maken. Maar zover is het met hem nog niet. Met zijn houding ten opzichte van de Koude Oorlog tussen de machtsblokken van de VS en de Sovjet-Unie en de kwestie van de herbewapening van de Bondsrepubliek Duitsland zorgt hij voor opwinding. In een open brief heeft hij ervoor gewaarschuwd zich in Duitsland niet weer zoals in de Tweede Wereldoorlog in ‘een doodsangst voor de bolsjewieken’ te laten opjagen. Deze paniek wordt voor Hesse door die ‘bangmakers en oorlogszuchtigen’ aangewakkerd, die bij een nieuw conflict tussen oost en west belang hebben. En hij vindt het een belangrijke politieke deugd zich niet onder de ‘druk van de hysterie’ te buigen en zich niet ‘als mensen die zich het hoofd op hol hebben laten brengen’ door een zichzelf pijnigend doemdenken te laten verblinden.
Deze waarschuwing voor ‘oorlogsangst’ heeft zeer verschillende reacties tot gevolg. In West-Duitsland houdt men Hesse nu voor een verkapte communist. In Oost-Duitsland en de Sovjet-Unie daarentegen wordt hij als een medestander vereerd. Maar Hesse voelt zich noch communist noch verdediger van de vrijheid in het westen tegen het communisme. En de enige getuigenis die hij bereid is af te leggen, is de getuigenis voor het individu, voor de verdediging van de individuele persoonlijkheid.
Gemeenschapszin
In de jaren zestig en zeventig kende de belangstelling voor het werk van Hermann Hesse wereldwijd een ware heropleving. De jonge protestgeneratie zag in Hesse de buitenstaander die de taboes van de maatschappij doorbrak en een nieuwe gedachtewereld opende. De apolitieke delen van de protestbeweging beschouwden hem als auteur van de innerlijkheid. En ze waren geneigd zijn ‘eigenzinnigheid’ als instemming met een egocentrische zoektocht naar het geluk uit te leggen. Pas met het verschijnen van Hesses politieke artikelen in het midden van de jaren zeventig verscherpt de blik voor de Hesse die aan het individualisme ook paal en perk stelt en aan de verantwoordelijkheid van elk individu herinnert – de verantwoordelijkheid tegenover de natuur, tegenover een transcendentie en tegenover een gemeenschap. Hesses ideaal is de eigenzinnigheid, die altijd tegelijkertijd ook gemeenschapszin is. Hetgeen hem ertoe gebracht had elke oorlogsinspanning consequent af te wijzen.
Johny Lenaerts
*Alois Prinz, De bekoring van het begin. Het leven van Hermann Hesse, Soesterberg: Uitgeverij Aspekt, 2002.
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.