Forum voor Anarchisme
ArtikelenDe AnarchokrantDossiersEventsWiki // Hulp bronnenContact // InzendingForum
|
anarchokrant2 mei 2025

Waarom een minimale anti-fascistische consensus niet genoeg is – fascisme, liberalisme en links

Author: Afanl | GEPLAATST DOOR: De Anarchokrant | Bron: afanederland.org

Met dit artikel levert auteur Foti Benlisoy een bijdrage aan de actuele debatten in de antifa-bewegingen in Europese landen. Het verscheen op 7 oktober vorig jaar in het Turkse Ayrım Magazine, en werd daarna vertaald in het Duits door Lower Class Magazine. Doorbraak.eu vertaalden het in twee delen (deel 1 en deel 2) in het Nederlands. Wij hebben deze twee delen hier samengevoegd.

“In het verleden was de anti-fascistische strategie tegenover openlijk gewelddadige militante nazi-groepen duidelijk. Je moest voorkomen dat ze gingen marcheren, ze terugduwen, voorbereid zijn op fysieke confrontaties en, indien nodig, voorkomen dat ze zich organiseerden. Vandaag de dag is het veel moeilijker. In het geval van populistische bewegingen is de houding van het publiek veranderd en het geweld van vertegenwoordigers van extreem-rechts is niet meer zo duidelijk en ondubbelzinnig, waardoor het moeilijker is om militante anti-fascistische strategieën tegen hen te legitimeren.”

“Vroeger was het gemakkelijk om beruchte neo-nazi’s in diskrediet te brengen, omdat anti-fascisten erop konden vertrouwen dat het grote publiek qua ideeën en soms fysiek aan hun kant stond. De opkomst van AfD en Pegida heeft het traditionele anti-fascisme echter in een crisis gestort, omdat het niet langer geconfronteerd wordt met een minderheid van extreme groepen, maar met een veel groter deel van de samenleving dat racistische standpunten uitdraagt. Militante anti-fascistische strijdmethoden werken niet meer als je te maken hebt met vijftienduizend mensen in Dresden of met een partij die twintig procent van de stemmen kreeg.”

“Het anti-fascisme op straat (demonstraties, marsen, enzovoorts) bevindt zich nu in een impasse: of het wordt geconfronteerd met politiek onbeduidende maar fysiek gevaarlijke extreem-rechtse groepen, of het wordt geconfronteerd met politiek belangrijke groepen en partijen die niet alleen op straat aanwezig zijn, maar ook goed geïntegreerd zijn in het politieke spel, beschermd worden door politie, en door een groot deel van de samenleving als legitiem worden gezien. Een van de gevolgen van de “LePenisering in de hoofden” is dat de anti-fascistische strijd zowel in de ogen van de overheid als in de ogen van de samenleving illegitiem is geworden.”

Zo beschreven anti-fascistische activisten uit Denemarken, Duitsland en Frankrijk de situatie die is ontstaan door de mainstreaming van het fascisme (met voorzetsels als “nieuw”, “post” of ‘laat’) en de daaruit voortvloeiende blokkering van “traditionele” anti-fascistische strijdmiddelen en -methoden. (1) Het is duidelijk dat we ons in een periode bevinden waarin de consensus die ontstond aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, die fascisme, tenminste in principe, als een onwettige politieke tendens beschouwde en beloofde om de gangen van de macht ervoor gesloten te houden, grotendeels verdwenen is. In dit zogenaamde “post-anti-fascistische” tijdperk bevindt het traditionele anti-fascisme zich in een crisis. Het is noodzakelijk om het anti-fascisme te heroverwegen in de ongunstige omstandigheden van vandaag, dat wil zeggen omstandigheden waarin de huidige versies van het spook van het fascisme boven ons zweven en deze nieuwe vormen grotendeels genormaliseerd zijn.

De mainstreaming van het fascisme en de transformatie ervan tot een legitieme en geloofwaardige politieke actor is een ontwikkeling die in Turkije (net als in Italië) al veel eerder heeft plaatsgevonden. De normalisering van de Grijze Wolven-partij MHP en de beweging van de “Ülkücü” (“idealisten”), en de opmars daarvan naar het centrum, is een proces dat sinds het midden van de jaren negentig met onderbrekingen is geïntensiveerd. Na die jaren werd MHP-leider Türkeş door de mainstream media een “wijze leider” genoemd en werd zijn partij al snel een erkende en geaccepteerde politieke speler. Bovendien werd het “idealisme” (“Ülkücülük”) populair door in feite het centrum van de gevestigde politiek aan te vallen. We kunnen dus aannemen dat de ontwikkelingen die het “traditionele” anti-fascisme in veel landen in een crisis brachten, in ons land al veel eerder plaatsvonden en dat in die zin de crisis van het anti-fascisme in ons land ook “dieper geworteld” is. Juist daarom is het veel noodzakelijker en dringender voor ons om te discussiëren over de mogelijkheden van een anti-fascisme dat aangepast is aan de ongunstige omstandigheden en condities van vandaag.

Hoe kunnen we fascisme stoppen?

In een recent artikel in Birikim Güncel bespreekt Tanıl Bora, die zich terdege bewust is van deze noodzaak, de mogelijkheden van het hedendaagse anti-fascisme en verwijst hij naar het boek “How We Can Stop Fascism” van de Britse auteur Paul Mason. (2). Op dit punt moet worden opgemerkt dat Bora een persoon is die sinds de jaren negentig heeft gewezen op het gevaar van de mainstreaming van de fascistische beweging en de aandacht heeft gevestigd op de ernstige gevolgen daarvan. Zo heeft Bora het verhaal over de “boze MHP-aanhangers”, dat vanaf de tweede helft van de jaren negentig de media domineerde en elke politieke terughoudendheid ten opzichte van de MHP veroordeelde als “dogmatisme” of “onvermogen om verandering te begrijpen”, terecht omschreven als “anti-anti-fascisme”: “Dit is een taboe dat men anti-anti-fascisme kan noemen. Elke opmerking over de MHP die niet wordt verblind door de legende ‘die is veranderd, die is verbeterd’ wordt bestempeld als bevooroordeeld tegen die partij, als een dogmatische anti-fascistische tirade, zonder de noodzaak om de inhoud te meten en te wegen.” (3)

Bora’s opvattingen over de crisis van het anti-fascisme en de activering van een hedendaagse anti-fascistische politiek en gevoeligheid zijn alleen al vanwege deze volharding en intellectuele inspanning belangrijk. In zijn meest recente artikel baseert Bora zich op het boek van Paul Mason, dat hij nadrukkelijk beschrijft als “uiterst nuttig”. Een opmerking vooraf: Paul Mason is een nogal berucht figuur in radicaal/revolutionair Europees links, op zijn zachtst gezegd niet de meest betrouwbare. Afkomstig van radicaal-links, is Mason de laatste jaren geleidelijk naar het centrum opgeschoven. Hij werd een “havik” na de oorlog in Oekraïne, pleitte voor de volledige militarisering van zijn land en Europa, en probeerde zich tijdens de laatste verkiezingen kandidaat te stellen voor de Labourpartij, tégen Corbyn. Deze politieke “misstappen” zijn niet het gevolg van Masons persoonlijke grillen, maar van de politieke positie die hij in zijn boek verdedigt, namelijk zijn overtuiging dat de opkomende fascistische golf alleen kan worden verslagen door een alliantie van links met wat Tariq Ali, zoals bekend, het “extreme centrum” noemde.

Volgens Mason “kan fascisme, als het eenmaal in opmars is, alleen verslagen worden door staatsoptreden in combinatie met de sociale mobilisatie van groepen die onder een fascistisch regime zouden kunnen lijden”. (4) De manier om het bestaande staatsapparaat te mobiliseren tegen het fascisme is het creëren van een nieuw “volksfront” tussen links en de sociale strijden aan de ene kant, en het politieke centrum (dat wil zeggen het “extremistische centrum”) aan de andere kant. “De enige manier om het fascisme te verslaan, zowel politiek als cultureel, is door een politieke alliantie tussen het centrum en links, met een volksbeweging en een inspanning om het anti-fascisme in alle aspecten van de populaire cultuur te verankeren.” (5)

Mason pleit voor een “wapenstilstand” tussen het liberale centrum en links en sociale strijd, die een gezamenlijke strijd tegen het fascisme mogelijk zou maken. Hij droomt van een nieuw “volksfront” dat socialistisch links en het liberale midden “in het midden” verenigt. Het liberale midden zou de meest destructieve dimensies van het neo-liberalisme moeten laten varen, terwijl links water bij de wijn zou moeten doen en zijn radicale politieke aspiraties “voorlopig” in de ijskast zou moeten zetten. “Om een modern volksfront te laten werken, zou het liberalisme moeten herhalen wat de Franse Radicale Partij in 1935-36 deed en Roosevelt aan het begin van de New Deal: terugkeren naar een nieuw soort economisch beleid dat tenminste gedeeltelijk in overeenstemming is met de eisen van de radicale sociaal-democratie. In de tussentijd zal links ongeveer de helft van zijn programma en de meeste van zijn obsessies in een doos met het label ‘komt later’ moeten stoppen.” (6)

In een situatie waarin centrum-rechts grotendeels de politieke agenda van extreem-rechts heeft overgenomen op gebieden als migratie en “anti-gender ideologie”, terwijl centrum-links stevig vastzit aan neo-liberalisme en Atlantische politiek, is Masons suggestie van een nieuw volksfront tussen centrum en links duidelijk irrelevant. Bovendien blijkt uit Masons eigen politieke ervaring dat een dergelijke politieke houding het risico met zich meebrengt dat links, geconfronteerd met het schrikbeeld van het fascisme, verder naar rechts opschuift, haar politieke onderscheidend vermogen verliest en de verlengde arm van het extremistische centrum wordt. Hoe een dergelijke houding de fascistische escalatie kan stoppen, blijft een raadsel. In Frankrijk bijvoorbeeld hoef je geen helderziende te zijn om te voorspellen dat de door Mason voorgestelde alliantie tussen het Nouvelle Front Populaire en Macron tegen het Rassemblement National van Le Pen, socialistisch links naar de zijlijn zou leiden en de sociale strijd zou verlammen en demoraliseren. Vooral onder de omstandigheden waarin de liberalen van Macron na de laatste verkiezingen een feitelijke alliantie zijn aangegaan met het Rassemblement National om een regering onder leiding van het Nouvelle Front Populaire te blokkeren… De politieke positie die Mason voorstelt, zal er slechts toe leiden dat de laatste obstakels voor de opkomst van het fascisme in Frankrijk worden geneutraliseerd.

Tussen liberalisme en fascisme

Mijn bedoeling met dit artikel is niet om Masons boek en zijn belangrijkste stellingen te bekritiseren. In plaats daarvan wil ik twee argumenten bespreken die aan de basis lijken te liggen van Masons politieke positie en die gedeeld lijken te worden door Tanıl Bora. Beide argumenten wijzen op cruciale probleemgebieden in de strijd tegen bijgewerkte versies van fascisme. Het eerste is dat het liberalisme een “natuurlijke” “ander” van het fascisme is en als zodanig een noodzakelijke potentiële bondgenoot van links tegen het fascisme.

In zijn boek benadrukt Mason dat de belangrijkste vijand (“nemesis”) van het liberalisme niet het socialisme is, maar het fascisme. Hij staat hierin natuurlijk niet alleen. Het wordt nu algemeen erkend dat fascisme, opgevat als de “aanbidding van de staat” (of totalitarisme), fundamenteel ingaat tegen het vermeende “anti-staat” liberalisme (hoewel er een hele literatuur bestaat over het feit dat het anti-staat karakter van het klassieke of “neo”-liberalisme eigenlijk staatsdwang vereist, een autoritaire staat). Er zijn zelfs opvattingen die het fascisme zien als een soort “socialisme” (een nationaal of proletarisch-vrij socialisme), maar dan één dat gedegenereerd en misvormd is door zijn anti-bourgeois en anti-liberale houding. Deze laatste benadering, die meer aandacht besteedt aan wat het fascisme zegt dan aan wat het doet (dat wil zeggen aan het klassenkarakter en de functie van het fascisme), hecht te veel belang aan zijn anti-plutocratische betogen en zogenaamd revolutionair jargon, en gaat uit van een onoverbrugbare kloof tussen fascisme en liberalisme. (7) Degenen die de liberale traditie oproepen om zich te mobiliseren tegen het fascisme, en zelfs, zoals Mason (en Bora), links adviseren om “op te houden liberalen als vijand nummer één te beschouwen”, gaan uit van deze hypothetische tegenstelling tussen liberalisme en fascisme.

Alberto Toscano herinnert ons er echter aan dat de relatie tussen fascisme en liberalisme geenszins een tegenstelling is die elkaar uitsluit. “Vandaag de dag, nu we worstelen met de naweeën en herhalingen van het fascisme, moeten we niet vergeten dat het bijna honderd jaar geleden aan de macht kwam, niet als een vorm van ‘totalitarisme’ dat het politieke en het economische samenvoegde, maar als een bijzonder virulente, door de staat geleide anti-staat. In dit opzicht werd het overigens aanvankelijk verwelkomd door veel liberalen, van Einaudi tot Benedetto Croce.” (8) Aangezien het huidige onderzoek naar fascisme zich onthoudt van het bespreken van de klasse-inhoud en functie van fascisme, wordt vaak over het hoofd gezien dat fascisme juist een burgeroorlogsmachine is die in werking treedt met als doel het liberalisme en de marktmaatschappij van zichzelf te bevrijden, vooral van de “bedreigingen” (de bedreiging van massademocratie en links) die politiek liberalisme mogelijk maakt. De continuïteiten tussen fascisme en liberalisme worden daarom buiten de discussie gehouden. Het fascisme wordt gereduceerd tot een uitzondering, een “onvergelijkbare catastrofe” of een “absoluut kwaad” in de woorden van Tanıl Bora, die niets te maken heeft met de structuren van overheersing en uitbuiting van het verleden en dus ook van het heden.

(eind deel 1)

Zoals Domenico Losurdo heeft aangetoond in zijn uitgebreide studie over de geschiedenis van het liberalisme, is dat nauw verbonden met de elementen die het fascisme mogelijk maken, zoals anti-democratie, elitisme, racisme, slavernij, kolonialisme en sociaal-darwinisme. In dit opzicht “is het banaal ideologisch om de catastrofe van de twintigste eeuw te beschrijven als een soort nieuwe barbaarse invasie die onverwacht een gezonde en gelukkige samenleving aanviel en overweldigde.” (9) In “Late Victorian Holocausts” bespreekt Mike Davis hoe de liberale doctrine genocidale gevolgen had in wat nu het “mondiale zuiden” wordt genoemd. “Miljoenen mensen stierven niet buiten de grenzen van het ‘moderne wereldsysteem’, maar in het proces van hun gedwongen integratie in de economische en politieke structuren ervan. Ze werden afgeslacht in de gouden eeuw van het liberale kapitalisme (…) toen de ‘heilige’ principes van Smith, Bentham en Mill werden verwerkelijkt als een ‘gebod van God’.” (10) In zijn studie “Origins of Nazi Violence” stelt Enzo Traverso dat de oorsprong van de misdaden van het nationaal-socialisme te vinden is in “het Europese industriële kapitalisme, in het kolonialisme en imperialisme, in de ontwikkeling van de moderne wetenschap en technologie, in het Europa van de eugenetica en het sociaal-darwinisme, kortom in de ‘lange’ geschiedenis van Europa in de negentiende eeuw, die eindigde in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog.” (11)

Fascisme is daarom noch ongekend noch onvergelijkbaar, dat wil zeggen het is geen “absoluut” fenomeen zonder voorlopers of nawerkingen. In plaats van het fascisme te depolitiseren door het tegenovergestelde te beweren, is het belangrijk om het fascisme en zijn misdaden te historiseren en in een context te plaatsen. In plaats van het fascisme als een uitzondering te zien, is het nodig om de connecties met zijn voorlopers te benadrukken, zoals de vestigingskolonialistische regimes die heersten tijdens de gouden eeuw van het liberalisme, die Michael Mann “genocidale democratieën” noemde en Domenico Losurdo “democratieën van hogere etniciteiten”. Alleen door te wijzen op dergelijke verbanden kunnen we voorkomen dat de misdaden van het fascisme, zoals de Holocaust/Shoah, vandaag de dag worden gebruikt om bijvoorbeeld de Palestijnse bevrijdingsbeweging te criminaliseren, oftewel het instrumentaliseren van de beruchte herinnering aan het fascisme om de status quo te verdedigen.

Zoals Ishay Landa benadrukt: “Het fascisme was geen buitenstaander in de liberale ‘open samenleving’; het was eerder een insider in deze niet-zo-open samenleving. Verre van de antithese van het fascisme te zijn, zijn absolute tegenpool, droeg de liberale orde aanzienlijk bij aan het fascisme en was het de voorbode van veel van zijn verreikende manifestaties.” Veel van de kwaadaardige en extreme aspecten van het fascisme die schijnbaar tegengesteld zijn aan het liberalisme (afwijzing van democratie, dictatuur, chauvinistisch nationalisme, imperialistische oorlog en racisme) zijn historisch verbonden met het liberalisme. “Het fascisme was grotendeels (dat wil zeggen niet helemaal) een organisch product van ontwikkelingen binnen de liberale samenleving en ideologie. Het was een extreme poging om de crisis van het liberalisme op te lossen, om het te bevrijden uit de impasse waarin het terecht was gekomen en om de bourgeoisie van zichzelf te redden.” (12)

Natuurlijk gaat het niet alleen om het bespreken van de historische oorsprong. Als het fascisme niet wordt gezien als een historisch ongeluk, als een uitzondering, maar als een potentieel dat geworteld is in de structuren van overheersing en uitbuiting van de kapitalistische moderniteit, dan wordt het mogelijk om de terugkeer ervan te verklaren. Natuurlijk zijn dit geen terugkerende gebeurtenissen, maar tendensen die veroorzaakt worden door dezelfde historische structuren. Door te kijken naar de continuïteiten tussen het vroegere liberalisme en fascisme, dat een cruciale rol heeft gespeeld in het in stand houden van deze structuren van overheersing en uitbuiting, wordt het ook mogelijk om na te denken over de verbanden en continuïteiten tussen het huidige, nieuwe liberalisme en de post-, late- of neo-fascismen die zijn ontstaan. De huidige versies van historisch fascisme zijn een vorm van politisering die specifiek is voor het late tijdperk van het neo-liberalisme, waarin de arbeidersklasse gefragmenteerd en geatomiseerd is en waarin met name de ’trickle-down’ economie (waarbij de welvaart naar beneden zou doorsijpelen) alle pretenties heeft verloren. Het neo-liberalisme creëert een maatschappij die de onderliggenden ten gronde richt, terwijl het fascisme deze sociale situatie verdiept door middel van beleid dat sommigen van de onderliggenden zelfs het leven kost. In die zin bestaat het “extremisme” van extreem-rechts uit het tot haar logische einde doortrekken van de autoritaire neigingen en de haat tegen gelijkheid die inherent zijn aan het neo-liberalisme. Een “anti-fascisme” dat hier geen rekening mee houdt, zal onvermijdelijk een obscuur en ineffectief aanhangsel van het extremistische centrum worden.

Minimaal anti-fascisme?

Tanıl Bora is voorstander van het voorstel van Mason, die anti-fascisme definieert als een compromis tussen liberalisme en socialisme, en die radicaal/revolutionair-links oproept om zijn horizon van verwachtingen te beperken. Dit gaat zo ver dat hij bereid is om de lat zo laag te leggen dat hij een “regressie van extremisten in de richting van populisme” en zelfs een “regressie in de richting van racisme, nationalisme, seksisme” als winst beschouwt. Hij definieert anti-fascisme als een “echte en vitale reden voor een minimum aan overeenkomsten” en roept op tot de constructie van een “anti-fascistisch minimum” (in verwijzing naar de term “fascistisch minimum”, die op zijn beurt verwijst naar de zoektocht naar een “ideaaltype” om fascisme in de sociale wetenschappen te definiëren).

Maar zoals Mason zelf toegeeft tussen de regels van zijn boek door, waren de helderste bladzijden in de geschiedenis van het anti-fascisme in de vorige eeuw niet het resultaat van de vernauwing (tot een minimum) van de horizon van politieke verwachtingen, maar van de verbreding ervan. Het is geen toeval dat het Spaanse anti-fascisme tot een revolutie leidde en het Franse anti-fascisme tijdens de Tweede Wereldoorlog tot de grootste proletarische verzetsbeweging die Europa ooit heeft gezien. Noch de Italiaanse, noch de Griekse, noch de Joegoslavische partizanen vochten tegen het fascisme om terug te keren naar een constitutionele monarchie. De strijd tegen het fascisme kon niet gevoerd worden ter verdediging van de oude orde waaruit de fascistische barbarij was voortgekomen, of om terug te keren naar die rampzalige oude normaliteit. In zijn boek “Een eeuw van uitersten” vat Hobsbawm deze situatie samen als “de naar links gerichte logica van de anti-fascistische oorlog”. (13)

“Er is overvloedig bewijs voor de radicalisering van gewone mensen die in heel Europa onder nazi-heerschappij leefden”, schrijft historicus Mark Mazower over hetzelfde onderwerp: “Een jonge Nederlandse advocaat schreef in 1942 in een ondergronds bericht: ‘Het laatste wat we willen is een terugkeer naar de sociale omstandigheden van 1939, met hun economische chaos, sociale ongelijkheid, intellectuele laksheid en klassevooroordelen.” Ongeacht de verschillen tussen de anti-fascistische verzetsbewegingen, is de radicalisering naar links in de sociale en politieke aspiraties van de verzetsstrijders duidelijk. “Het doel van een rechtvaardiger en ‘gesocialiseerde’ economie, of dat nu in de zin van nationalisatie van de belangrijkste industrieën en banken was, staatsplanning met prijs- en productiecontrole of in vage en dubbelzinnige termen van ‘sociale rechtvaardigheid’, werd gedeeld door de overgrote meerderheid van de verzetsstrijders.” (14)

In zijn boek gebruikt Mason zelf voorbeelden die de radicaliserende (maximale) dynamiek van anti-fascistische politiek bevestigen, en niet een van “grootste gemene deler” (minimale). Hij citeert bijvoorbeeld een activist van de Sociaal-Democratische Partij die ondergronds ging nadat de nazi’s de macht hadden gegrepen in Duitsland en die tegen het nieuwe regime vocht: “Er is hier één enkel idee: macht kan alleen worden gebroken door macht. En het huidige regime omverwerpen om de democratische staat van het verleden te herstellen is iets waar absoluut niemand in Duitsland bereid is een vinger voor uit te steken.” (15)

Vechten tegen het fascisme om de oude wereld te doen herleven was nooit een populair idee in het klassieke tijdperk van het anti-fascisme. Een van de bekende exponenten van dit idee was H.G. Wells. In “All Aboard for Ararat!”, dat werd gepubliceerd tijdens de Tweede Wereldoorlog en zijn laatste levenswerk vertegenwoordigt, gaat God op zoek naar een nieuwe Noach om een einde te maken aan de algemene staat van oorlog en bloedvergieten waarin de mensheid zich bevindt. Hij kiest uiteindelijk voor Noach Lammock en heeft een lang gesprek met hem waarin hij de opdracht aanvaardt om een nieuwe ark te bouwen. Terwijl Noach Lammock met God discussieert over het worden van de nieuwe Noach, stelt hij herhaaldelijk dezelfde vraag: “Willen we de oude wereld, die tot aan zijn nek in zonde en verderf zit, verlossen en vernieuwen, of willen we deze verschrikkelijke vuurzee van oorlog, consumerende staten en verouderde tradities achter ons laten en een compleet nieuwe wereld bouwen?” (16) Voor de nieuwe Noach heeft het bouwen van een ark midden in de apocalyps maar één betekenis: de belofte van een nieuwe wereld. Hij roept tot God: “We willen toch niet de oude wereld redden, die met angstaanjagende snelheid wegzinkt in een vloed van oorlog, haat en wreedheid? Met deze wereld hebben we niets meer te maken.” (17)

Dit is zeker het geval in onze tijd, waarin de horizon van politieke verwachtingen al smaller is geworden. Is de heropleving van het fascisme, zij het in verschillende vormen, niet juist een product van het “kapitalistisch realisme”, om de beroemde uitdrukking van Mark Fisher te gebruiken, waarin de verwachting van een toekomst die kwalitatief verschilt van het heden bijna volledig is losgelaten, waarin het onmogelijk is geworden om je een coherent en samenhangend alternatief voor het kapitalisme voor te stellen? Het kapitalistisch realisme maakt radicale veranderingen, en natuurlijk ook revoluties, ondenkbaar en versterkt de overtuiging dat er vanaf nu niets nieuws meer zal gebeuren. Deze “historische onvruchtbaarheid”, dat wil zeggen de ontkenning van het vermogen van menselijke samenlevingen om zichzelf radicaal te vernieuwen, leidt onvermijdelijk tot massale sociale regressie.

In de woorden van Ugo Palheta: “De opkomst van een soort klassenfatalisme (een groeiend scepticisme over de mogelijkheid om een machtsevenwicht te creëren ten opzichte van de eigenaars en het kapitaal) sinds de jaren tachtig” (18) vormt precies de politieke voedingsbodem waarop fascisme gedijt. William Buchanon wijst op dit klassenfatalisme wanneer hij de opkomst van Le Pen’s Rassemblement National bespreekt: “De partij weigert om meer sociale woningen te bouwen, maar roept op tot deportatie van migranten zodat meer Fransen hiervan kunnen profiteren. Afgezien van racisme is de groeiende populariteit van dergelijke stellingen direct gekoppeld aan de capitulatie van de Fransen op één punt: wat we ook doen, de liberale hervormingen zullen uiteindelijk worden doorgezet.” (19)

Wat Mason beschrijft als een onmisbare voorwaarde voor succesvol hedendaags anti-fascisme, namelijk de vernauwing van de politieke horizon van verwachtingen, de zelfbeperking en de-radicalisering van links en sociale strijd, leidt het hele politieke veld alleen maar richting een doodlopende weg waarin rechts tegen rechts vecht, en het kwaad tegen het kleinere kwaad. Het is deze impasse, die de politieke ruimte nog verder vernauwt, die ervoor zorgt dat “extreem-rechts” de wind nog meer in de zeilen krijgt. Degenen onder ons die jarenlang herhaaldelijk de ellende van “tatava yapma bas geç” (“niet zo kletsen, gewoon stemmen”) en “strategisch stemmen” hebben meegemaakt, zouden dit moeten weten.

Fascisme is een dominante tendens en een potentieel kenmerk van het neo-liberale “tijdperk van catastrofe”. Om deze tendens te bestrijden is het vooral nodig om een “defensieve” opvatting van anti-fascisme te vermijden (het anti-fascistische minimum, om Bora’s term te gebruiken), dat wil zeggen een tendens die zijn politieke doelen voornamelijk beperkt tot het stoppen van de fascistische dreiging en daarvoor zijn toevlucht neemt tot het centrum. Het anti-fascisme van vandaag moet een expliciet anti-neo-liberale lijn volgen die gericht is op het doorbreken van de dominantie van het “kapitalistisch realisme” dat het fascisme voedt en het tot een concrete mogelijkheid maakt.

Foti Benlisoy

Noten deel 1:

  • 1. Mark Bray, “Antifa The Anti-Fascist Handbook”, Melville House, 2017, pag. 77- 96.
  • 2. Tanıl Bora, “Anti-faşist minimum”.
  • 3. Tanıl Bora, “Neo-Faşizmin Yükselişi… Anti-Faşizmin Krizi… MHP Tartışmaları“.
  • 4. Paul Mason, “How to Stop Fascism History, Ideology, Resistance”, Allen Lane, 2022, pag. 200.
  • 5. Mason, pag. 220.
  • 6. Mason, pag. 232.
  • 7. Voor een kritiek op deze visie zie David Renton, “Fascism Theory and Practice”, Pluto Press, 1999.
  • 8. Alberto Toscano, “Late Fascism: Race, Capitalism and the Politics of Crisis”, Verso, 2023, pag. 61.

Noten deel 2:

  • 9. Domenico Losurdo, “Liberalism A Counter-History”, Verso, 2011, pag. 340.
  • 10 Mike Davis, “Late Victorian Holocausts”.
  • 11. Enzo Traverso, “The Origins Of Nazi Violence”.
  • 12. Ishay Landa, “The Apprentice’s Sorcerer Liberal Tradition and Fascism”, Brill, 2010, pag. 9.
  • 13 Eric J. Hobsbawm, “The Short 20th Century 1914-1991. The Age of Extremes”.
  • 14. Mark Mazower, “Dark Continent Europe’s 20th Century”.
  • 15. Paul Mason, “How to Stop Fascism History, Ideology, Resistance”, Allen Lane, 2022, pag. 211.
  • 16. H.G. Wells, “All Aboard for Ararat!”
  • 17. idem
  • 18. “Umut Cephesini İnşa Etmek: Ugo Palheta ile Fransa Hakkında Söyleşi“.
  • 19. William Bouchardon, “Le tournant patronal du Rassemblement National“.

Dit artikel werd origineel geplaatst door Doorbraak.eu op 14 en 15 april 2025.

Reacties (0)

Voeg nieuwe reactie toe

Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.