>> Gustav Landauer als Antimilitarist [2025]
Opnieuw over antimilitarisme? Ja, net zolang als anderen oorlogen beginnen en voeren. Anno 2025 en nog steeds vermoorden mensen elkaar in grote aantallen. Met wapens bedacht door lui die in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen zouden moeten zijn, met leiders van landen en leiders van het militair-industrieel complex, die datzelfde lot zouden moeten ondergaan… Opnieuw over antimilitarisme en dan van ruim een eeuw terug, van Gustav Landauer, op aangeven van Johny Lenaerts. Zie hieronder van zijn hand. [ThH]
Begin juni 1914, kort vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, had een groepje intellectuelen uit diverse landen in Potsdam de zogeheten Forte Kreis opgericht, als laatste alternatief voor een kleine intellectuele elite om de oorlog te verhinderen. Onder hen bevonden zich onder meer de Duitse anarchist Gustav Landauer en de Duits-Joodse filosoof Martin Buber, maar ook de Nederlandse sinoloog Henri Borel en de Nederlandse schrijver Frederik Van Eeden. Ook Vassily Kandinsky werd er opgemerkt. Het was een intellectuele ontmoetingsruimte om een nieuwe cultuur te ontwikkelen en nauwe banden over de grenzen heen uit te bouwen.
Boven het gewoel
Nadat hij het essay ‘Au-dessus de la mêlée’ (Boven het gewoel) van de Franse pacifistische schrijver Romain Rolland gelezen had, schreef Martin Buber in oktober 1914 aan Frederik Van Eeden: ‘Geen enkele staat vecht voor de vrijheid van de volkeren, dat ligt niet in de aard van de staat. En de Engelse staat is niet beter dan de anderen, alleen wat meer intelligenter en wat handiger. Op dezelfde manier onderscheidt het Duitse militarisme zich enkel van het Russisch of Frans militarisme door een betere organisatie. Ja, ik geloof in een toekomstige strijd tegen de tirannie, maar die zal op een andere manier gevoerd worden dan in een oorlog van het opkomend militarisme tegen het perfecte militarisme, op een andere manier dan in een oorlog van staten tegen staten: in de geest en in het leven van de volkeren.’
Hij bleef evenwel pleiten voor een overwinning van Duitsland tegen, in essentie, Rusland, waarvan het bondgenootschap met de Franse en de Engelse democratieën tegennatuurlijk is: Rusland, dat is grenzeloze macht, dat is het absolute gevaar. ‘Indien Duitsland een grote overwinning op Rusland weet te behalen, dan zal de vrijheid in Rusland binnentreden.’
Eind november schrijven Buber en Landauer naar de Forte Kreis om het belang van een nieuwe samenkomst te benadrukken, precies omwille van de meningsverschillen die aan het licht gekomen waren. Van Eeden twijfelt eraan of dat mogelijk is: als Nederlander en pacifist is hij noch Borel in Duitsland veilig. De gedachtenuitwisseling zou per brief verdergezet worden, maar geen bevredigend resultaat opleveren. Uiteindelijk zou de Forte Kreis in 1916 opgeheven worden. In tegenstelling tot de Scandinavische en de Nederlabndse deelnemers, zouden alle Duitse Forte Kreis-leden partij kiezen vóór de oorlog – op uitzondering van Landauer, die pacifist bleef. Gustav Landauer, Gershom Scholem, Walter Benjamin, Einstein en enkele anderen zoals Rosa Luxemburg behoren tot de zeer zeldzame tegenstanders van de oorlog.
Drie-eenheid
Met een groeiend onbehagen had Gustav Landauer het militaristisch-expansieve nationalisme van Duitsland in de jaren onmiddellijk voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog aangeklaagd. Om de drie-eenheid van staat, militarisme en oorlog tegen te werken, pleitte hij voor een algemene staking zodra er in Europa concrete maatregelen voor een oorlog zouden genomen worden: ‘Oorlogen bestaan enkel omdat er staten bestaan. De arme, misleide mensen denken dat het andersom is, en dat de staten met hun militaire macht nodig zijn omdat anders de vijand zou komen en het volk onderdrukken. Elk volk beschouwt zichzelf als vreedzaam, omdat het weet dat het vreedzaam is. Ze beschouwt de buur als oorlogszuchtig, omdat het de regering van de buur als de vertegenwoordiger van de volksgeest ziet. Alle regeringen zijn per slot van rekening oorlogszuchtig, omdat hun taak en hun beroep het geweld is. Wie dus oprecht vrede wil, moet weten dat hij vooralsnog in elk land de stem van een kleine minderheid is, en mag zijn beslissingen niet laten afhangen van de een of de andere politieke partij. De dwaze wereld mag zijn hoe ze wil – zolang ik maar voor mijn geweten mijn plicht doe.’
Een zaak van exporteurs
In 1911 had hij, in een oplage van 100.000 exemplaren, een brochure verspreid waarin hij pleitte voor de afschaffing van oorlogen door de zelfbeschikking van de volkeren. Daarin staat te lezen: ‘De oorlog is een onderneming van een staat tegen een andere staat… Het doel van de oorlog is plundering, verovering, uitbreiding van het machtsbereik van de staten, verdringing van de invloed van andere staten en de beveiliging van de afzetgebieden voor industrie en handel. De arbeiders hebben daar geen belang bij. Want plunderen is iets van de uitbuiter, die niet werken wil. En wat het veroveren betreft, zo kan de arbeider zijn medemens in andere staten enkel wensen dat hem de regeringsvorm die hij aan zijn eigen lijf leert kennen, bespaard blijft. Met de strijd van staten onder elkaar, om hun macht over onderworpenen, moeten de arbeiders niets te maken willen hebben, vermits ze deze onderworpenen en verdrukten zelf zijn. En wat de uitbreiding van de afzetgebieden voor industrie en handel betreft, zo ontstaat net het grenzeloze onheil van de volkeren, de nood van de armen en de onzekerheid van de economie uit het feit dat er enkel geproduceerd wordt voor de geldbuidel van de handelaren, fabricanten en bankiers, in plaats van voor de inwoners van elk land, provincie en gemeente. De oorlog is een zaak van exporteurs. Arbeid en vrede horen samen.’
Engagement
Uiteindelijk moest Gustav Landauer tijdens de eerste oorlogsmaanden inzien dat de hoop op een korte strijd en een snelle vrede een illusie bleek te zijn. Maar dat wil niet zeggen dat hij zich terugtrok in passiviteit en gelatenheid. Zo riep hij ertoe op om volkskeukens te organiseren en mensen die in behoeftige omstandigheden terechtgekomen waren door middel van privé-initiatieven bij te staan. Zijn anarchistische verwachtingen waren verbonden met een zelfbewuste houding aan de kant van de misdeelden. In tijdschrift- en krantenartikelen, alsook met lezingen, zou hij zijn anarchistische opvattingen blijven verkondigen. Zo verzette hij zich ertegen dat er in de Duitse pers gesproken werd over ‘vreemde horden’, zolang niet de mogelijkheid bestond alle legers die in het land van de vijand vochten, ook zo te betitelen.
Duurzame vrede kon volgens Landauer geenszins tussen staten tot stand komen. Zijn engagement tegen de oorlog was tegelijkertijd een strijd tegen de staat. Tegenover de staat plaatste hij de vrede door de in gemeenten en federaties georganiseerde mensen. Hij plaatste zich consequent aan de zijde van de slachtoffers van de oorlog.
Gustav Landauers antimilitarisme was nauw met zijn vóór de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde houding tegenover de natie en het nationalisme verbonden. Het deed hem partij kiezen voor de kleine en neutrale landen (België, Zwitserland). Hij hield alle partijen verantwoordelijk voor het oorlogsgebeuren, maar terzelfder tijd beschouwde hij toch Duitsland als de hoofdschuldige.
Radenrepubliek
In mei 1915 werd Landauer definitief ongeschikt verklaard voor legerdienst. Wat hem tijdens de oorlogsjaren overbleef waren zijn lezingen, zoals die over de geschiedenis van het streven naar vrede sedert de Franse Revolutie, die over Goethe en die over Shakespeare, en vooral die over zijn idee van een ‘Socialistische Bond’.
In de zomer van 1916 volgde de oprichting van de ‘Zentralstelle Völkerrecht’ (Centrum voor Internationaal Recht), waar Landauer zijn medewerking aan zou verlenen, en dat streefde naar een vredesregeling onder alle oorlogspartijen. In december 1916 schreef hij een openbare brief aan VS-president Woodrow Wilson, waarin hij pleitte voor de oprichting van een Volkenbond, om een duurzame vrede te garanderen.
Tijdens heel de oorlogsperiode werd Landauer door de politie in het oog gehouden en werd zijn post gecontroleerd. Toen op het einde van de oorlog de keizer afgezet werd en er in Beieren een radenrepubliek uitgeroepen werd, was Landauer er korte tijd verantwoordelijk voor de onderwijshervorming in scholen en universiteiten. Op 1 mei 1919 werd hij door extreemrechtse Freikorps-eenheden aangehouden, en de dag nadien op gruwelijke wijze door soldaten vermoord. Zijn invloed zou er nog groter door worden.
Johny Lenaerts
*Van Gustav Landauer verschenen bij Kelderuitgeverij, Utrecht: ‘Oproep tot socialisme’ en ‘Revolutie’.*Van Gustav Landauer verschenen bij Kelderuitgeverij, Utrecht: ‘Oproep tot socialisme’ en ‘Revolutie’.
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.