De Grote Geprikkeldheid – Het Vergiftigen van De Wereld En Het Slangenei
Poetin annexeerde de Krim (2014). Zo’n tien jaar later wil Trump dit voorbeeld volgen met annexatie van Groenland. In plaats van mensen nader tot elkaar te brengen, spelen de politieke ‘roofdieren’ mensen tegen elkaar uit, op zoek naar oorlog ten bate van het militair-industrieel complex. In dat spel worden ze bijgestaan door mediaticonen als supermiljardairs Mark Zuckerberg en Elon Musk. Via hen wordt het strottenhoofd woord [vrij naar de cultuur- en literatuurcriticus Menno ter Braak (1902-1940) in Van oude en nieuwe christenen (1937, p. 65)].
Zuckerberg, van Meta (waaronder Facebook) schaft ‘factchecking’ af en zet daarmee moedwillig de sluizen voor complotisme open. Dat doet Musk eveneens, waarbij hij daarenboven de Duitsers aanbeveelt te stemmen op de extreemrechtse Duitse partij AfD. Het vergiftigt de lucht, verpest de wereld. De leugen was al toegestaan, maar de ‘alternatieve waarheid’ is geniepiger. Het leidt tot grote geprikkeldheid en onrust, nu en toen, zo herkent Johny Lenaerts in zijn bijdrage, hieronder opgenomen. Die herkenning is mede gebaseerd op een boek van Thomas Man, De Toverberg(1924) en een film van Ingmar Bergman, Het Slangenei (1977). [ThH]
***
Ruim honderd jaar is De Toverberg op de wereld, en we zijn er nog steeds van in de ban. De roman verscheen voor het eerst in 1924. Ze vangt aan in 1907 in een sanatorium hoog in de Zwitserse bergen en eindigt in het krijgsgewoel van de Eerste Wereldoorlog. Thomas Mann was er in 1913 aan begonnen en situeerde het verhaal in die periode – maar ze duurt lang daarna voort, tot in de hedendaagse tijd.
De hoofdfiguur uit het boek, Hans Castorp, observeert de vreemde sanatoriumsfeer en diens excentrieke bewoners. Naarmate de tijd verstrijkt ontwaart hij in Huize Berghof een geest, waarvan Hans Castorp vermoedt dat ze afstamt van de demon, een geest die iedereen infecteert. En wanneer wij als lezer deze ziekte leren kennen, die in het laatste hoofdstuk tot de ‘donderslag’ zal leiden die de wereld zal verscheuren, dan beklemt ons een onbehaaglijk gevoel. Want deze ziekte en diens symptomen kennen wij. Ze heet ‘de grote geprikkeldheid’. De symptomen lezen we elke dag op de asociale media of horen we in een willekeurige discussie.
Thoman Mann: ‘Wat was er dan? Wat zat er in de lucht? – Kijfzucht. Welhaast kritieke geprikkeldheid. Naamloze ongedurigheid! Een algemene neiging tot giftige woordenwisseling, tot woedeuitbarsting, tot handgemeen zelfs. Verbitterde ruzie, teugelloos over en weer geschreeuw stak dagelijks de kop op, tussen enkelingen en hele groepen, en het kenmerkende was dat de buitenstaanders, in plaats van door de toestand der acuut aangestokenen afgestoten te worden of tussenbeide te komen, er veeleer een sympathetische belangstelling voor toonden, en zich innerlijk eveneens aan de roes overgaven. Men verbleekte en begon te beven. De ogen bliksemden fel, de monden trokken hartstochtelijk scheef. Men benijdde de actieve combattanten het recht, de aanleiding om een keel op te zetten. Een jeukende lust niet voor hen onder te doen, pijnigde ziel en lichaam, en wie niet de kracht bezat tot een vlucht in de eenzaamheid werd reddeloos in de maalstroom meegesleurd. De zinloze conflicten, de wederzijdse aantijgingen ten overstaan van de verzoeningsgezinde, maar zelf schrikbarend gemakkelijk tot grof gebrul vervallende autoriteiten hoopten zich op in Huize Berghof, en wie er met een redelijk gezonde ziel wegging, kon niet weten in wat voor toestand hij terug zou keren.’
Zelfs de meest onschuldigen zijn geïnfecteerd. Zelfs een scholier met een rond brilletje die tot dan enkel opviel door zijn zwijgen en door al zijn eten op zijn bord tot een prakje fijn te snijden, verliest zijn zelfbeheersing als het dienstmeisje – een dwergvrouwtje – hem een kopje thee serveert dat volgens hem veel te koud is: ‘Hoe durft u mij ijskoude thee te brengen, hoe haalt u het in uw hersens, mij zulk lauw bocht te kunnen voorzetten met ook maar de geringste hoop dat ik het drinken zal?! Ik drink het niet! Ik moet het niet!’, tierde hij en begon met allebei zijn vuisten op de tafel te trommelen […]. ‘Verdomd stuk invalide!!’, gilde hij opeens, terwijl hij als het ware met een ruk de laatste teugels afwierp en in vervoering doorstootte naar de uiterste vrijheid der razernij.’
Het lijkt alsof er een ventiel opengedraaid werd en giftige gassen naar buiten stromen. Als hadden de bebrilde scholier en iedereen om hem heen onder grote druk gestaan. Nijd, haat, een gevoel tekort gedaan te zijn, niet genoeg gezien te worden komt tot ontploffing. Een narcistische maatschappij schreeuwt: ‘Nu eindelijk ik!’ Het dunne vernis van de beschaving is doorbroken. Er is geen houden meer aan. Dan duikt ook nog de voormalige zakenman mijnheer Wiedemann op, die een heel bijzonder virus verspreidt: hij is antisemiet. Zijn leven bestaat uit jodenhaat. Hij houdt er een tijdschrift op na, dat ‘De Arische Fakkel’ heet, en waarmee hij de wereld infecteert. Op zijn minst op dit punt moet de hedendaagse lezer aan dat andere Berghof denken, waar enkele jaren later de man zal verblijven die de haat, de geprikkeldheid, het gevoel van tekort gedaan te zijn en het antisemitisme tot het Duitse regeringsprogramma zal maken. Die dat alles gebruikt om de wereld de oorlog te verklaren.
***
‘Het slangenei’ speelt zich af in 1923 in Duitsland, tijdens de opkomst van het nazisme. In deze film uit 1977 focust Ingmar Bergman in op een jong koppel dat van een bevriende arts een kamer ter beschikking krijgt. Wat ze niet weten is dat ze daarmee proefpersoon worden in een stiekem experiment van de arts: door een kleine opening in de muur spuit hij een soort onreukbaar gas de kamer in en filmt dan hoe de man en de vrouw langzaam met elkaar ruzie beginnen maken. Want dat is het wat hij wil oproepen. ‘Over tien jaar, niet meer,’ zegt hij, ‘vormen die mensen een nieuwe maatschappij die zijn gelijke niet kent in de wereldgeschiedenis.’
***
Lang voordat er sprake was van de asociale media typeerde de Griekse dichter Georges Seferis (1900-1971, Nobelprijswinnaar literatuur 1963), een krantendirecteur met de volgende uitspraak: ‘De journalistiek bestaat erin de menselijke passies op de spits te drijven. Ik gesel dus de braven, ik vlei de slechteriken, en ik verkoop papier.’
Johny Lenaerts
Gebruikgemaakt van:
* Thomas Mann, De Toverberg, vertaald door Pé Hawinkels, Amsterdam : Uitgeverij De Arbeiderspers, tweede druk, 1979.
* Die Zeit, 9 januari 2025.
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.