Clara Wichmann - Onze eigen weg en praktijk
Daarna leidde C. Meyer—Wichmann de besprekingen in over: „Onze eigen weg en praktijk”.
Zij ging uit van de beteekenis der arbeidsverhoudingen voor het geheele leven, waaruit volgt dat een der eerste elementen van een gezond-worden der maatschappij is: gezondworden der arbeidsverhoudingen. Het gaat dan ook, zooals Cole gezegd heeft, „niet alleen om de opheffing der armoede maar ook om die der slavernij”. Juist déze bevrijding wordt echter ’t meest door de heerschende machten belet en tegengewerkt: desnoods willen zij wel een arbeidersmassa van „welonderhouden slaven”, (althans in theorie erkennen zij de noodzakelijkheid van dit „welonderhouden-zijn”; in de practijk schiet ook dit besef voortdurend te kort); maar de zeggenschap in de productie — den landbouw, de fabriek —, de heerschappij in dat „heiligdom van het kapitalisme”, die wordt in theorie èn practijk bestreden. Wezenlijk is dus de zelf-ontworsteling der arbeiders aan de autoriteit in de fabriek en werkplaats, de emancipatie en zelfbevrijding juist op het gebied van den dagelijkschen arbeid.
Deze leiding der productie door de werkers zelven wordt het best, snelst, meest rechtstreeks door hen benaderd, wanneer ook de heele actie daartoe van hèn uitgaat, door hén gevoerd wordt. De gedachte van leiding der vakbeweging door een politieke partij beteekent dan ook: breken met de gedachte van de directe actie en de zelfbevrijding der arbeiders; immers zij beteekent leiding der vakbeweging door menschen die buiten de vakbeweging staan.
In het huidig tijdvak van het wereldgebeuren moeten de organisaties van den arbeid niet alleen strijdlichamen tegen het kapitalisme zijn (laat staan verzorgings- of loonstrijdvereenigingen binnen het raam van het kapitalisme), maar tevens kernen van de nieuwe maatschappij.
Beginselverklaring van de I.W.W.: „de nieuwe maatschappij binnen de schelp van de oude te bouwen”; Program van de I.W.W.: „De I.W.W. is bezig zich te organiseeren om de productie over te nemen wanneer het kapitalisme omvergeworpen zal zijn”. Ramus: „We moeten op ieder gebied van cultuur het paard van Troje binnenhalen.”
De tegenwoordige vakvereenigingen zijn daar nog niet op ingericht. Maar het is, voor wat betreft de syndicalistische vakorganisaties van West-Europa, nog niet uitgemaakt dat ’t onmogelijk voor hen is, zich in dien geest te hervormen. En voor den strijd tegen het al-meer aaneengesloten kapitalisme, èn ter voorbereiding van de toekomstige leiding der productie, is de organisatie naar beroepen (vakken) onvoldoende, dikwijls positief schadelijk; de organisatie naar bedrijf is in beide opzichten aan de nieuwe vereischten aangepast. Mits dan ook deze bedrijfsorganisatie werkelijk uitgaat van de arbeidende massa, niet hoofdzakelijk van eenige bestuurders-conferenties. Als voorbeelden van dezen nieuwen geest en deze bewuste organisatie ter voorbereiding van een socialiseering-van-onder-op werden besproken, hoezeer zij ook in allerlei ander opzicht onderling mogen verschillen: het Industrial Unionism (in ’t bizonder de I.W.W.), de Bouwgilden in Engeland, de Shop Stewardsbeweging,[1] de Betriebsorganisationen, de Russische Productie-verbonden en Raden (in dit laatste verband ook het vraagstuk van de voogdij over de Raden).
Sommige bedrijven leenen zich meer tot verovering langs den weg van productieve associatie of gilde-socialisme, andere meer langs den weg der Shop Stewards. Een alleen zaligmakende weg ter bevrijding is er niet. Al deze groepen hebben zich op dit nieuwe in te stellen, niet „aan te passen” aan de burgerlijke maatschappij (toonstelsel, werkeloozen-kassen, collectieve contracten) maar daar rechtstreeks tegen in te gaan.
In deze groepen, die men nieuw-syndicalistische bewegingen zou kunnen noemen in zoover zij óók gedragen worden door den geest van directe actie en van socialiseering van-onder-op, vinden we tevens een verlegging van het politieke naar het economische terrein; het baanbreken van het inzicht, dat de revolutie zich in laatste instantie niet voltrekt in het parlement of op straat, maar in de bedrijven. Waaruit volgt: géén afwijzen van alle politiek (iedere economische strijd is vanzelf tevens een politieke) — maar: afwijzen van alle politieke actie die los staat van economische actie.
De op-zich-zelf-staande politieke actie („alle krachten concentreeren op de verovering der macht”) houdt de arbeiders van den rechtstreekschen strijd af.
Deze rechtstreeksche strijd openbaart zich èn als dienst- en arbeidsweigering aan het kapitalisme, èn als socialiseering-van-onderop. Met het voortgaan der ontwikkeling neemt het tweede steeds grooter plaats in. (Een overgangstijd wordt ook door de anarcho-comm. natuurlijk erkend; maar als overgang tot steeds grooter vrijheid). Het kenmerkende van ons standpunt is, dat wij de directe actie voorstaan ten opzichte van ieder onderdeel onzer idealen:
- directe actie ter onteigening der kapitalisten, niet wachten op de leiders.
- directe actie ter leiding van de productie door de arbeiders.
- directe actie tegen het militairisme:
- dienstweigering.
- geen munitie fabriceeren en
- geen munitie vervoeren (dit is de meest afdoende ontwapening der bourgeoisie).
- algemeene werkstaking tegen een oorlogsverklaring.
- directe actie door vorming van arbeidscommunes. (prod. associatie).
Met andere anarchisten begrijpen ook wij de beteekenis van zelfwerkzaamheid, zelfdiscipline, zelfbestuur, deelen wij het geloof in groei door oefening, met vallen en opstaan, en in voorbeeld méér dan in dwang; in het zich door moeilijkheden heenworstelen méér dan in het van-boven-af „aankweeken van goede gewoonten”.
Men zegt ons, dat we nooit de meerderheid „met ons” of „achter ons” zullen krijgen; en dat we het daarom maar moeten opgeven. Deze redeneering gaat uit van de meening, dat alleen de groote getallen belangrijk zijn. Zoo verweet Troelstra aan de christen-socialisten, dat zij eigenlijk alleen „een sekte” zouden vormen. Maar al was dit zoo, dan zou het nog zoo erg niet zijn: een zoo goed kenner der economische en cultuurgeschiedenis van het Protestantisme als Max Weber heeft in zijn onderzoekingen over Protestantisme en kapitalisme de groote beteekenis aangetoond, die de sekten voor de ontwikkelingsgeschiedenis der laatste eeuwen hebben gehad.
Aan de gedachtenwisseling namen een zevental kameraden deel. Zij liep voornamelijk over bedrijfs- en vakorganisatie, over de vraag of de vakverschillen in sterke mate aan het verdwijnen waren, over vak-verdeeldheid tusschen arbeiders onderling; over de vraag van een syndicalistische Internationale óf aansluiting bij Moscou; over parlementarisme; over het N.A.S. en de stroomingcn daarin. De kwestie van de practijk der onteigening, die op ’t laatst ook ter sprake werd gebracht, doch niet genoegzaam tot haar recht kwam, zal Storm op onze e.v. bijeenkomst inleiden.
[1] Zie het feuilleton in de beide vorige nummers.
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.