Clara Wichmann - De gebeurtenissen in den Rev. Soc. Vrouwenbond.
De plaats ontbreekt hier om de feiten geschiedenis van cellenbouw, congres en scheuring te verhalen; de meesten onzer lezers zullen haar in hoofdzaak trouwens wel kennen.[1] Hier geldt het slechts, de principieele beteekenis van wat gebeurd is na te gaan. Dit gebeurde laat zich in drie stadia onderscheiden: vóór, tijdens en na het congres.
De Communistische cellenbouw in den Vrouwenbond is de eerste toepassing in Neder land geweest van een tactiek, die voornamelijk met het oog op de vakbeweging in de be sluiten van Moskou is neergelegd. We laten nu daar, of het werkelijk overeenkomstig den geest van de Ille Internationale is ge weest, om dezen cellenbouw, die bedoeld was voor de massa-organisaties gelijk het N.V.V., de American Fed. of Labuor, de Confédération générale du Travail, enz., — om die toe te passen op den kleinen Vrouwenbond; een feit is, dat de cellenbouw in Nederland in dien Vrouwenbond begonnen is. Gelijk uit de stellingen der Ille Internationale[2] en andere communistische geschriften met volkomen duidelijkheid blijkt, is het einddoel van dien cellenbouw, de vakbeweging te brengen onder de feitelijke leiding der Communistische Partij. Dit is het einddoel; het naaste doel echter is het voeren van georganiseerde actie binnen die beweging, d. w. z. dat de Communisten onderling zich omtrent hun propaganda ver staan, in hun propaganda tevoren afspreken welke lijn zij zullen volgen. Die cellen leiden dan, gelijk Ceton in „De Tribune” van 6 Sept. 1920 no. 284 schrijft: „geen onafhankelijk bestaan …. zij zijn en blijven een onderdeel der partij-organisatie en de partij-organisatie beslist ook over haar propaganda, haar tactiek, haar strijdvorm.’
Wanneer dus van communistische zijde nu telkens wordt opgeëischt „de vrijheid om propaganda te maken, in de vakbeweging en in den Vrouwenbond, voor de communistische beginselen”, dan wordt het wezen van de „cel” al zeer verzacht weergegeven, al heel onschuldig voorgesteld.
Maar de fout van het Hoofdbestuur van den Vrouwenbond is m. i. deze geweest, dat het, in zijn ijver om die overheersching te voorkomen, een motie heeft voorgesteld die verder ging, die voor de communisten onaannemelijk was, die dus niet de oude Bondsrichting met haar algemeen rev. soc. program voortzette; een motie die (of dit bewust of half bewust is geschied, is mij nog niet duidelijk) bij aanneming tot het uitsluiten der C.P.-ers zou hebben geleid.
Laat ik nu vooropstellen, dat ik deze motie niet afkeur „omdat zij tot scheuring heeft geleid”. Wanneer een fractie van den Bond eenvoudig had verklaard, dat hen de vorming van een aparte cel binnen de organisatie, en de wijze waarop in de laatste weken vóór het Congres een aantal Communistische vrouwen, die zich nooit aan den Bond hadden laten gelegen liggen, als lid toetraden, zoo ver bitterd en van wantrouwen vervuld had, dat zij niet meer in het oude verband konden samenwerken — dan hadden zij daartoe m. i. volkomen het recht gehad. Zij hadden op dien grond den ouden Bond kunnen verlaten en een nieuwen kunnen oprichten.
Een tweede en meer gematigde oplossing ware deze geweest, dat zich in den Vrouwen bond twee of meer afzonderlijke groepen zouden hebben gevormd, die, erkennende dat de tijden van uitsluitend-algemeen-socialistische propaganda voorbij waren, ieder eigen beginselen zoude propageeren, doch in federatief verband zouden samenwerken en gezamenlijk „De Voorbode” zouden uitgeven. Deze tweede oplossing zou dit hebben vóór gehad, dat zij de eenheid der rev. soc. beweging, ook in haar verschillende vertakkingen, tegenover de burgerlijke partijen en het huidig maatschappelijk stelsel beter zou hebben doen uitkomen. Deze oplossingen zouden beide waarachtig zijn geweest.
Het Hoofdbestuur heeft echter een anderen weg gekozen en een motie voorgesteld, die, onder den schijn van den ouden toestand nader te verklaren, in werkelijkheid een een zijdig „libertair-socialistische” motie was — en daardoor de communisten zou hebben uitgedreven.
Dit nu acht ik niet libertair; dit is „politiek” van dezelfde soort, als tot nog toe door alle burgerlijke, socialistische en communistische partijen gevoerd is.
En het Hoofdbestuur heeft zijnerzijds on aannemelijk verklaard een amendement, dat in hoofdzaak de groepsvorming met federatief verband als oplossing voorstelde;[3] toen dit amendement werd aangenomen, heeft de meerderheid van het H.B. met een aantal vrouwen de zaal verlaten en een nieuwen Bond opgericht.
Op grond van dit alles heeft de scheiding langs een onzuivere grenslijn plaats gehad; er is een communiste meegegaan met den afgescheiden Bond, en er zijn verscheiden vrij-socialisten, die de motie van”het H.B. afkeurden, in den ouden Bond gebleven. De vrij-socialistische groepen zijn dus uiteen gerukt; en de afgescheiden groep zal nu moeten toonen, in hoever zij zich zelfstandig weet te houden — of zich b.v. geheel vast legt aan de leiding der onafhankelijke vak beweging. Met betrekking tot den ouden Bond valt desgelijks af te wachten, of hij een werkelijk alle richtingen vertegenwoordigende Bond zal blijven, of wel een com munistische Bond, waarin „voor de frime” gaarne verscheiden vrij-soc. vrouwen opgenomen worden.
De vraag rijst: moet het nu in de vakbeweging net zoo — even ellendig — gaan? In verband hiermee hebben we ons aller eerst de vraag te stellen: is de cellenbouw ongeoorloofd?
Dit hangt geheel af van de organisatie waarin die zich voordoet.
Voor de andere stroomingen in een organisatie zijn dergelijke communistische cellen natuurlijk onwenschelijk, onsympathiek enz.; zij zullen over het algemeen wantrouwen zaaiend en daarom innerlijk-scheurend werken; maar dit alles is nog niet hetzelfde als ongeoorloofd. Over het al of niet-ongeoorloofde beslist m.i. voornamelijk de vraag, of de cel gevormd wordt binnen een organisatie die krachtens haar beginselverklaring ook voor communisten toegankelijk is, dan wel in een organisatie, waarvan de communisten de beginselverklaring niet werkelijk kunnen onderschrijven en waarin zij dus als vreemde veroveraars binnendringen. In dat laatste geval heeft men m.i. inderdaad met ongeoorloofd optreden te maken, en is een dergelijke organisatie volkomen in haar recht door te verklaren, dat zij die leden, die niet als leden, maar als veroveraars of propagandisten binnenkomen, niet als leden erkent.[4]
Dit nu was in den Vrouwenbond niet het geval: de Vrouwenbond omvatte alle rev.-soc. richtingen, was van het begin af aan juist op gericht met de uitdrukkelijke bedoeling, die alle te omvatten TODO
Voor het N.A.S. kan zoowel het één als het ander worden beweerd. Volgens de „ongeacht”-clausule kunnen anarchisten, com munisten, sociaal-democraten, Katholieken toe treden; de laatste twee alinea’s echter der beginselverklaring van het N.A.S. (die omtrent de taak der vakbeweging en omtrent het economisch karakter van den strijd) zijn meer bepaald syndicalistisch.
Hoewel zich nu niet tevoren met zeker heid laat zeggen, welken vorm de conflicten zullen aannemen, lijkt me in het algemeen behartigenswaardig het betoog van Storm in het Dec. No. van dit blad, waar hij uiteenzet hoe de Onafh. Vakbeweging z.i. op een andere wijze zich ten opzichte van den cellenbouw en het streven der Commu nisten naar de feitelijke leiding der vak beweging heeft te gedragen dan het N.V.V. doet, dat van plan is hier eenvoudig royement toe te passen. Storm schrijft daar: „Wanneer zij (de leiders van het N.A.S.) deze communistische propaganda in hun kringen zouden durven vrij laten uit kracht van het besef, dat hun strijd wijze het op den duur toch winnen moet, dan handelden zij m. i. meer in overeenstemming met eigen principes. Maar daarnaast zouden zij dan een sterke revolutionaire vak-actie moeten ontwikkelen … Door de voort durende propageering en strijd om door de algemeene werkstaking, de vorming van fabrieksen arbeidersraden tot inbezitneming der productiemiddelen te komen, zou de kans gering zijn om in de vakorganisatie onder de politieke dictatuur der communisten te geraken. Want economische actie, die van onderop uit de massa voortbreekt, wint sneller sympathie, wekt vuriger solidariteit, dan welke politieke strijd ook.”
Juist. Wie zich onafhankelijk of vrijheid lievend noemen, gelooven die dan zóó weinig in de vrijheid, dat zij die niet durven toe passen tegonover hen, die zélf snel grijpen naar den dwang? In den tijd toen het liberalisme nog beteekenis en inhoud had, een op komende macht was nog, heeft een katholiek aan een liberaal toegevoegd: „ik eisch van u krachtens uw beginselen een vrijheid, die ik u krachtens mijn beginsel zelf niet toestaan zou.” Maar meer dan dat. Het gaat hier toch niet vóór alles om een machtsstrijd. Het gaat hier toch niet om de vraag: jij eruit of ik eruit!
Als wij een oogenblik den gang der ontwikkeling van het socialisme in de laatste twintig jaar overzien, dan merken we dat het beginsel van de prioriteit der economische omwenteling sterk aan invloed gewonnen heeft. Ook in het Bolsjewisme zijn sterke syndicalistische elementen aanwezig (de propaganda voor de solidariteit en de algemeene staking, de arbeidersraden), naast elementen die nog de dictatuur-methodes der burgerlijke (Fransche) revolutie, der Jacobijnen, en later der Blanquisten, voortzetten. Zoo behoeft men werkelijk niet de communisten mitsgaders hun cellen te vreezen als een soort magische kracht die men met alle middelen buiten de deur moet houden, maar kan evenzeer vertrouwen, dat zij hunnerzijds door den economischen strijd zullen worden beinvloed.
Meer en meer zien wij den economischen, van-onderop-komenden strijd tot den centralen strijd worden. Als zuiver-politieke machts middelen of strijdmiddelen blijven niet anders over dan parlement, wapengeweld en gevangenis. Wie andere weet, die noemen ze. Al die strijden machtsmiddelen echter die de politieke partij óók aanwendt doch die productieve, opvoedende beteekenis hebben, zijn van economischen aard en voor een groot deel allereerst in de syndicalistische vak beweging naar voren gekomen.
Wie hierin vertrouwen heeft, die zal dus de kracht van zijn richting zoeken in het ontwikkelen van alle actie die in het eigen beginsel leeft; die zal desnoods wel eens moeten scheiden van vroegere makkers; maar niet als systeem tegen de cellenbouwers voor opzetten het oude, niet bepaald vrijheidlievende recept: „Gooi ze eruit”.
[1] Wie haar niet mocht kennen, zij verwezen naar de volgende (elkaar bestrijdende en daardoor tezamen een goed beeld gevende) bronnen: „De Voorbode”, no. 22 en volgende nummers; „De Tribune”, 1 Dec. ’20 (Indrukken); „N.R.C.” 29 Nov. en „De Tribune” 3 Dec. (Bericht); „De Tribune” 2, 3, en 4 Dec. Verslag (waarin eenige onjuistheden. Over het algemeen is het verslag in „De Voorbode” no. 27 objectiever); „De Arbeid” 4 Dec. en 11 Dec.; W.W. in „De Tribune” 17 Dec.
[2] Zie „Nieuwe Tijd” 20 Oct. 1920, blz. 679.
[3] Zoo werd mij b.v. gezegd, dat, wanneer de B.v.R.A.C. grooter werd, eenige communisten zich als lid zouden aanmelden. Het is duidelijk dat, waar de B.v.R.A.C. zich voor federalisme en tegen alle wapengeweld uitspreekt, geen C.P.er in gemoede de beginselverklaring ervan zou kunnen onder schrijven.
[4] Helaas is op het laatste oogenblik, vlak voor de stemming, de term „wenschelijk” in het amen dement veranderd in „geoorloofd”. Hierdoor ontstond de schijn, (hoewel die door het vervolg van het amendement weer geheel ontzenuwd werd) alsof niet de vorming van openlijke groepen, maar sanctioneering der bestaande cel zou kunnen zijn bedoeld. Het verzet van het H.B. richtte zich echter volstrekt niet alleen tegen dit ééne woord.
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.