Anton Constandse - De toekomst van het anarchisme
I
In de vorige eeuw onderscheidde men het "wetenschappelijke" van het "utopische" socialisme, omdat men onder "wetenschappelijk" feitelijk verstond: "evolutionnair". De wetenschap was sterk beinvloed door het Darwinisme, en dit leerde, dat logisch uit de éne faze de andere voortvloeide, en dat niets ontstond uit het niet, doch dat elke wording een langdurig proces was in verschillende étapes. Toen nu de leer van Hegel zo zeer in het middelpunt stond, vatte men ook de zogenaamde "dialektiek" op als een denkwijze, die de evolutieleer ondersteunde: uit een bepaalde, gestelde toestand moest een andere voortkomen. Het speculatieve karakter van deze dialektiek veroorzaakte, dat ze veel minder bruikbaar was dan de evolutie-leer van Darwin, want Hegel sprak ervan, dat uit het gestelde noodzakelijk het tegengestelde moest ontstaan, en dat de logische ontwikkeling er één was van tegenstellingen. Dit laatste bekoorde wel de socialisten --zo konden ze aannemen, dat uit het kapitalisme het socialisme moest groeien-- doch daarmee is het onbetrouwbare karakter det methode niet opgegeven.
Hoewel we dus de dialektiek verwerpen, erkennen we, dat het zogenaamde wetenschappelijke socialisme toch een grote voorsprong had op het utopische. Het utopisme deed niet anders dan zich één of andere volmaakte maatschappij denken, zonder zich om de verwerkelijking te bekommeren. Het wetenschappelijk socialisme daarentegen bekommerde zich veel minder om het uiterlijk der toekomstmaatschappij, doch veelméér om de aanwezig zijnde mogelijkheden. De vraag was, welke consekwenties men kon trekken uit deze maatschappij, welke strekkingen konden bruikbaar gemaakt worden aan het socialisme, en welke krachten vooral de macht konden vormen voor de nieuwe samenleving. Het einddoel werd dus opgesteld in overeenstemming met wat voorhanden was aan hoop en mogelijkheid. Meer kan men ook eigenlijk niet doen, zonder te vervallen in interessante fantasieën, die nochtans ... verbeeldingen blijven.
Indien men nu vraagt, welke bestaande strekkingen door het anarchisme zijn naar voren gebracht, dan kan men opmerken, dat de beste tradities van het liberalisme verder zijn ontwikkeld. Dus: internationalisme, liefde tot individuele vrijheid, vrij wetenschappelijk onderzoek (waarvan, het zij terloops gezegd, de socialistische theorie een gevolg was) het toejuichen van groter materiële welvaart, het anti-kerkelijke denken en de waardering voor de ervaringswetenschappen -- kortom de waardevolle winsten van de burgerlijke beschaving. Zozeer was het socialisme een product van de blijvende kern van de (burgerlijke) kultuur, dat de grote en wijsgerige of economisch-onderlegde socialisten allen kwamen uit het burgerlijke kamp, en in dien zin dus het socialisme "een bourgeois-produkt" is geweest. Waarschijnlijk zou dan ook het anarchisme méér toekomst hebben gehad, indien het burgerlijke liberalisme als basis der gemeenschap zou zijn gebleven. Niet om de economische verdiensten van dit liberalisme, dat immers leidde tot de chaos, de strijd van allen tegen allen, de verarming hier en de verrijking ginds. Maar wel, vanwege de ongetwijfeld enorm-grote culturele waarde van deze denkwijze, die gunstiger voor het anarchisme was dan de conservatieve, Duitse, staatslievende filosofie. Juist het economisch-chaotische echter dwong de burgerij, ordenend op te treden, tegenstellingen te verzachten.
Natuurlijk deed ze dat door middel van den burgerlijken staat, omdat uitbreiding van diens invloedsfeer, omdat staats bemoeiing uitgaande van dit gezag, nimmer het stelsel in gevaar kon brengen. Het was Bismarck, van nature een anti-liberaal conservatief, die door staatsverzekeringen, sociale wetten enz. niet alleen aan het socialisme de wind uit de zeilen nam, maar tevens de arbeidersklasse koppelde aan den staat. Het Marxisme kon, krachtens zijn staatslievend karakter, daaraan geen weerstand bieden, werkte ertoe mede, dat het staatsgezag zich steeds (tot aan het fascisme toe) versterkte. In deze sfeer kon het anarchisme slecht gedijen. Want zelfs een oppositie moet nog voldoende aanknopingspunten kunnen vinden met het bestaande, om doeltreffend te zijn.
Hoewel dus de gedachte van de staatloosheid wel zeer ver uit het verschiet scheen te liggen van het kapitalisme, zoals dat ná de liberale periode zich ontwikkelde, bleven er toch voldoende punten over, om althans op voort te bouwen. In de eerste plaats het feit, dat het anarchisme evengoed de gemeente aanvaardt als vorm van samenleving, als het kapitalisme dat doet. De gemeente (commune) heeft gaandeweg aan invloed verloren ten voordele van de staat. Toch bezat ze aanvankelijk veel groter vrijheid, autonomie in vele zaken, en elke gemeente kon op het gebied van onderwijs, verordeningen, openbare diensten, maatschappelijk hulpbetoon enz. maatregelen nemen, los van de staat. De "ordenende" staatsbemoeiing, en het feit, dat de staat de beste relaties onderhield met de financiers, veroorzaakten, dat de gemeenten gaandeweg veel van haar autonomie verloren, en dat ze meer en meer afhankelijk werden van het centrale gezag. Toch heeft met recht Kropotkine opgemerkt, dat aanvankelijk de gemeenten de basis vormden en de hoeksteen der samenleving. Het dorpscommunisme was de oudste vorm van socialisme, de vrijheid van de gemeenten de eerste waarborg voor de vrijheid der burgers. "Stadslucht maakt vrij" zei men in de Middeleeuwen, wanneer men wilde uitdrukken dat de macht van adel, geestelijkheid en koning in de stad moest wijken voor die van de handwerkers. Niet alleen in het liberalisme was het besef van deze stadsrechten sterk. Ook bij de Calvinisten --evenzeer een typisch burgerlijke groep-- bleef zeer lang de overtuiging bestaan, dat niet de staat, maar de gemeente de cel en kern is der samenleving. Het is een typisch Calvinistische en republikeinse theorie, te zeggen, dat de staat niet is verdeeld in gemeenten, maar juist is opgebouwd uit gemeenten. Dus: eerst de gemeenten, en de staat gevormd als een soort federatie dier communes. Nu moge dat gaandeweg alleen theorie zijn geworden, hier vindt men toch een ideologie, die door het anarchisme kan worden benut.
Vooral de historie van de Nederlanden heeft deze traditie bevestigd. Immers, vóór de Franse tijd, ten tijde van de Republiek, naar heel hun wezen zijn de Nederlanden een republikeins gemenebest, is de monarchistische praktijk vreemd aan hun historie. Daardoor waren de Nederlanden eigenlijk een Vereniging van Republieken. Elke Republiek was een provincie, en de provincie niet veel anders dan een federatie van gemeenten. De macht dier gemeenten en hun autonomie waren zo groot, dat gedurende twee eeuwen er van een politiek, centraal gezag in de Nederlanden feitelijk geen sprake is geweest (wel van allerlei administraties) en dat Proudhon zelfs het federatieve karakter van deze politieke organisatie --afgezien van het burgerlijk standpunt-- als een voorbeeld kon stellen, dat hij verkoos boven het in het toenmalige Frankrijk zo dictatoriale staatscentralisme. De Nederlandse burgerij is niet alleen de oudste ter wereld, die het eerst afrekende met adel, geestelijkheid en vorst -- maar ze is ook in vergelijking met andere het meest bedacht geweest op het waarborgen van gewestelijke, stedelijke en zelfs (voor de burgerij) persoonlijke vrijheid. Aanknopingspunten, om te verduidelijken, wat eigenlijk het anarchisme bedoelt te zijn, kan men dus vinden, indien men de gemeente als hoeksteen aanvaardt voor de gemeenschap.
Er is evenwel een twede strekking in het kapitalisme, waarbij het anarchisme kan aanknopen. Ook de bestaande maatschappij kent het stelsel van "gratis-diensten", die natuurlijk in niet eigenlijke zin gratis zijn --de gemeenschap bekostigt ze-- maar waarvoor de individuen geen schatting hebben op te brengen naar de mate van het gebruik, dat ze van deze diensten maken. Gebruik van weg en straat -- voordeel trekken van de stadsreiniging en de vuilophaaldienst -- het profiteren van de straatverlichting (voorheen droeg elke nachtelijke wandelaar zijn lantaarn mee!) de vrijheid van het lager en uitgebreid-lager onderwijs, ook voor wie geen belasting betalen -- het gebruik naar behoefte van water in huizen met lage huren -- het gratis gebruik van sommige bibliotheken -- de geneeskundige dienst -- ziehier een aantal voorbeelden van gratis verbruik naar individuele behoeften en omstandigheden. In tijden van bloei worden die mogelijkheden uitgebreid, dàn soms weer beperkt. Maar we kennen ze. En al deze gratis-diensten --waarvoor ieder een deel van zijn inkomen afstaat, natuurlijk-- zijn eigenlijk een stukje vrij-communisme. Want niet alleen de vrijheid van het verbruik, ook de gelijkheid der mensen wordt daardoor gediend en naderbij gebracht. Zo is onze maatschappij niet meer uitsluitend kapitalistisch -- evenmin trouwens als een socialistische volledig socialistisch zou kunnen zijn!
Teneinde nu de mensen bij te brengen, wat eigenlijk het anarchisme voorstaat, is het dus mogelijk, juist die vrijheid en gelijkheid der verbruikers tot uitgangspunt te kiezen. Men stelle zich eens voor, dat ieder een abonnement nam op de spoorwegen, en daarvoor een bedrag betaalde naar zijn inkomen. Dan zou door deze belasting natuurlijk het totale benodigde bedrag voor het spoorwegwezen worden opgebracht. maar ... het reizen zou gratis kunnen geschieden, want ieder zou op elk station kunnen uit- en instappen.
Welk een besparing aan administratie-kosten, welk een vermindering van de controle, welk een bezuiniging op deze dienst, waardoor men weer veel meer zou kunnen besteden aan verbetering en uitbreiding van het materiaal. Om een ander voorbeeld te geven: men verbeelde zich reeds in de kapitalistische samenleving, dat elke school een eetzaal en keuken erbij bouwt. Dat de kosten voor volledige kindervoeding alweer uit bijdragen naar het inkomen worden verkregen. Dan zou toch elk kind naar zijn behoeften worden gevoed en verzorgd, de gelijkheid en vrijheid zouden er veel groter door worden.
Dergelijke maatregelen gaan ongetwijfeld in de richting van het anarchisme. Het zou onverantwoordelijk zijn, ze niet toe te juichen. Elke sociale vooruitgang moet met dergelijke hervormingen ernst maken. Want in zoverre is de sociale revolutie niet anders dan een vorm van evolutie, sprongs-gewijze. Elke omwenteling is, zo bezien, tweeledig: ze zet voort wat tot het beste behoort van het kapitalisme --- en ze vernietigt de verstarde politieke en economische vormen, die verdere evolutie hebben belemmerd. Dat aldus beschouwd het anarchisme zeker toekomst heeft, zou men niet kunnen ontkennen. De mogelijkheden ertoe zijn zeker aanwezig.
II
In welke mate nu kansen kunnen worden benut, hangt niettemin van twee factoren af. In de eerste plaats: hoe zal zich het kapitalisme verder ontwikkelen? Steeds meer van het anarchisme af? Zal de autonomie der gemeenten en zullen de gratis-diensten steeds geringer worden? Zal het fascisme er in slagen, zich zo lang te handhaven, dat het aan het kapitalisme een gans ander aanzien zal geven? Natuurlijk is het fascisme een verschijningsvorm van het kapitalisme, maar één, die tegelijk de ware burgerlijke cultuur vernietigt. Al wat wezenlijk liberaal was, wordt met voeten getreden door de dictatuur en de leidersverheerlijking. Wanneer de burgerlijke samenleving vervalt en onhoudbaar is geworden, wordt de staat, het instrument van de burgerlijke wet, genoodzaakt "orde te scheppen", en hij wordt van middel een doel. van wapen der burgerij haar eigen gevangenis. Of wel het kapitalisme moet leiden tot vrij socialisme -- of wel het voert tot een vorm van barbarisme, als door het fascisme tot uiting komt. In dit laatste geval is er geen weg terug meer. Eenmaal aangeland bij de toevlucht van het fascisme kan de burgerij niet meer weerom naar de democratie. Fascisme valt alleen door revolutie. De vraag is alleen: hoe lang kan het zich handhaven? Jaren of eeuwen? Kan het zozeer de burgerlijke kultuur uitroeien, dat het ook zijn product, de socialistische beschaving, kan vernietigen? En wat kan er dan ontstaan, indien het fascisme eens valt?
We staan hier voor vragen, die niemand kan beantwoorden. Zal het fascisme inderdaad "omslaan tot zijn tegendeel" en van dictatoriaal kapitalisme tot vrij socialisme worden? Men kan er op speculeren, maar niet verhelen, dat de burgerlijke democratie beter kansen biedt voor het anarchisme dan de dictatuur. We erkennen, niet in staat te zijn, aan te geven, welke toekomst er voor het anarchisme nog bestaat na een langdurige fascistische dictatuur. Evenmin als bijvoorbeeld welke mogelijkheden er nog kunnen zijn na een oorlog, omdat ook hierbij alles afhankelijk is van beslissende bijkomstigheden.
Niet alleen dus, dat de verdere ontwikkeling van het kapitalisme van zeer veel betekenis is voor de toekomst van het anarchisme, men kan hetzelfde zeggen van de houding der anarchistische bewegingen in verschillende landen. Met uitzondering van Spanje is er geen land, waar de beweging veel van belang betekent als politieke stroming. Ze kan groeien, indien de omstandigheden daartoe gunstig zijn. Doch dàn nog alleen, wanneer de anarchisten zullen hebben geleerd, wat eigenlijk politiek is. Gaan ze, met hun sektes en hun ethiek, met hun sentimentele dominés en hun verspreide groepjes, met hun onpolitiek "individualisme" en hun vruchteloos filosoferen voort op de wijze, die we in vele landen kennen, dan heeft het anarchisme voorlopig geen toekomst. Hoe onsterfelijk ook de idee is der vrijheid -- hoe zeer ook het vrije communisme een ideaal van de besten van vele generaties zal kunnen blijven -- het sociaal-anarchisme van Bakoenine en Kropotkine, van Malatesta en van Domela Nieuwenhuis zal dàn geen andere vooruitzichten hebben dan de secte der Zevende-dags-adventisten of het genootschap voor Oosterse mystiek. In hoeverre dat door de anarchisten zelve wordt begrepen, is niet geheel na te gaan, en misschien dat de geschiedenis hun iets kan leren. Hoopvol is voor het anarchisme onze tijd evenwel niet.
Er is in geen beweging zo veel gesproken en geschreven over "Vernieuwing" van het socialisme als in de anarchistische kringen. Daartoe bestudeerde men alles, behalve datgene wat nodig was. Men hield zich --op vaak zeer dilettantische wijze-- bezig met de zielkunde en de ethiek, met het probleem van het geweld, men zocht het in religieuse en pacifistische waarden, en filosofeerde over de cultuur.
Maar men liet het enige na, wat men had moeten doen: namelijk het vraagstuk van de macht aan de orde stellen. Marx vroeg zich af, of de klassenstrijd nog wel zin had (alsof die ook zonder dàt niet bestond!) en of de middenstand niet een socialistische factor kon zijn, men zette alles op losse schroeven en rakelde de meest afgezaagde problemen weer op. Maar dat het in de politiek gaat om de verovering van de macht -- tot die "hernieuwing" kon men zich evenmin opwerken als de meest-reformistische sociaal-democraat, die ook gelooft in schone woorden, van menselijkheid en mensenrechten en zedelijkheid, die in de politiek niets beduiden, wanneer men niet de macht heeft inderdaad deze schone beginselen te verwerkelijken.
Natuurlijk is en blijft het een vraagstuk, hoe men dan met de macht de vrijheid kan verzoenen. Dat is alleen mogelijk, door een stelsel, waarbij ieder individu een gelijk aandeel heeft in de macht, en aldus zijn gelijkheid gegarandeerd weet. Nu is evenwel alleen de belangstelling en de activiteit van de persoonlijkheid zelve, zijn eigen optreden, in staat, hem dan ook die macht en die invloed te doen uitoefenen. Gezien het feit, dat een groot deel der mensen evenwel geen belangstelling heeft voor politiek, en wel voor vissen, varen en vrijen, zullen dergelijke wezens ook in een nieuwe gemeenschap de neiging hebben, zich zaakwaarnemers te kiezen, die natuurlijk tevens gemachtigden zijn, en handelen in naam van hun clienten, welke op deze wijze hun macht overdragen, en een ander dubbel zo sterk maken. Daarom zeggen wij, dat het een eeuwige strijd eist, de macht der werkers ook te verenigen met hun vrijheid. Maar is het leven iets anders dan één worsteling?
III
Er is, tenslotte, nog een vraag, die zich voordoet, wanneer men spreekt over de toekomst van het anarchisme. Ieder weet, dat de werkelijkheid een voortdurend bewegen is, en dat derhalve niets blijft, alles verandert en vergaat. Nu kan een anarchistische samenleving, een staatloos-socialistische maatschappij talloos vele vormen vertonen, een soepelheid en een veranderlijkheid, die met het beginsel zelf overeenstemmen. Maar zal dat principe dan een eeuwigheid voor zich hebben? Van de mogelijkheid ener vrij-socialistische samenleving kan men overtuigd zijn. Dat de mensheid een dergelijke vorm van samenleven zal kennen is niet onwaarschijnlijk. Maar voor hoelang?
In een voorafgaand hoofdstuk hebben we, sprekende over de levensbeschouwing en het karakter van den anarchist, gezegd, dat men niets buitenissigs en niets geniaals behoefde te bezitten om geschikt te zijn voor een staatloos-socialistische maatschappij. Juist een bevredigend driftleven zal tot harmonie en rust kunnen leiden. Maar zijn er, in de beste omstandigheden, bij de beste karakters, geen onuitroeibare onredelijke driften ... geboren uit angst? Kan men ooit de angst opheffen -- die voor het leven en voor de dood? We hebben het gehoopt en de mogelijkheid bepleit. Maar de geschiedenis der mensheid is een leerrijke tragedie, een historie van tijdelijke opgang en dan langdurig verval. Wanneer men in de nieuwe geschiedenis de tijdperken van bloei, van menselijkheid, van grote vooruitgang gadeslaat, en men telt de jaren, dat Westeuropese cultuur betrekkelijk zich liet gelden, ook in economisch-politieke rust en vrijheid en geluk ... hoe schamel is dan de oogst! Hoe wisselen de tijdperken van beschaving, snel en fel, af met die van barbarisme. Heeft misschien West-Europa niet van 1870-1914 een hoogtepunt gekend, waartoe het nauwelijks meer zal stijgen? Men moet pessimist zijn, om dat te geloven. Maar men moet een groot optimist zijn, om het geheel te verwerpen. We delen niet de meningen van den conservatief Oswald Spengler, die de "ondergang van het avondland" aankondigde Maar het is waar, dat ook kulturen hun geschiedenis, hun bloei en verval kennen. Ik weet, dat de Marxisten zich troosten met de gedachte, dat alleen de burgerlijke kultuur ondergaat, en dat de proletarische dan aanvangt. Doch het is niet waar, dat de werkelijke burgerlijke beschaving --die een "beschaving" is-- in tegenstelling staat tot die van het socialisme in die volstrekte zin van het woord, omdat veeleer de socialistische cultuur een product is van de beste strekkingen uit de burgerlijke. Daarom kan men wel degelijk spreken van een Europese kultuur, gevormd uit "Arische" en "Semietische" factoren beide, produkt van de Griekse en Romeinse en Germaanse, zowel als van Babylonische, Joodse en zelfs allerlei andere bronnen. Die Europese beschaving gaat nog aan de spits, vooral ook omdat ze is overgebracht naar Amerika. Maar voor hoelang? Voor immer? We zullen het nimmer weten.
In zijn zwaarmoedig boek "Het onbewuste Europa" heeft Fedor Vergin, op grond van het bestaan der "doodsdriften", Europa's ondergang geprofeteerd. Ongetwijfeld zijn doodsdriften geen natuurlijke, maar ontaarde driften. Wie echter beseft, hoezeer het fascisme, het bijgeloof, verschillende kerken en een deel der pers er in geslaagd zijn, de massa te doen handelen als een hysterische horde, als een kindse bende of als een troep onnozelen ... wie zich de namen herinnert van Neurenberg en van Oxford, van Rome en van Burgos... die weifelt, of de ontaarding en de waanzin toch al niet te grote vorderingen hebben gemaakt...
Degene, die bedenkt, dat dit boek is geschreven in de zomer van 1938, zal dit ietwat zwaarmoedige einde niet vreemd vinden. Illusiepolitiek is goed voor slachtoffers van onze tijd, niet voor wie het oog gericht heeft op de toekomst. Alleen klaarheid en werkelijkheidszin kunnen de mensen vormen, die zonder vrees en desnoods zonder hoop hun leven inzetten voor de vrijheid en het socialisme, en die moeten, omdat voor hen de huidige samenleving onbewoonbaar is geworden. En die noodzaak tot strijd zal --zij het als een fatum-- steeds weer drijven tot de opstandigheid, tot de worsteling, naar nederlaag of overwinning, maar vooruit!
En door dit onverbiddelijke moeten blijft het ideaal, dat voor onze tijd en de huidige generaties toch het hoogst-bereikbare voorstelt, groeit het verlangen naar de verwezenlijking van wat het anarchisme zich ten doel stelt. Misschien reikt de idee van het anarchisme, in haar volle omvang verder en hoger dan ooit de mens stijgen kan. Doch het nageslacht zal niet oordelen naar de volmaaktheid van het doel, dat men bereikt, doch wel naar de bereidheid, ervoor te strijden en ernaar te streven. Moge de toekomst zijn aan hen, die ook als ze zichzelf verteren, toch zich durven te geven, zodat ze hun groten pionnier Domela Nieuwenhuis zouden kunnen nazeggen:
We mogen vergaan, indien we slechts nuttig geweest zijn ...
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.