Ontwikkelingshulp? Wat we zelf doen …
Bedenkingen bij de wegvallende ontwikkelingssteun
Zowat alle rijke landen die ontwikkelingssteun geven aan landen in het Zuiden knippen in hun begrotingen. De VS, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België… Volgens schattingen van de OESO zal de daling in 2025 zo’n 9 tot 17 % bedragen.
In de Verenigde Staten werd de dienst van USAID zelfs gewoon opgedoekt. Het weinige dat rest werd ondergebracht bij Buitenlandse Zaken.
De korting op de begrotingen kan betreurd worden, maar het onderbrengen bij Buitenlandse Zaken is gewoon logisch. Ontwikkelingshulp is nooit onbaatzuchtig solidair geweest maar stond altijd in het teken van nationale belangen. Het waren de ondernemingen uit rijke landen die met de grote contracten aan de haal gingen. Het waren de landbouwoverschotten die naar Afrika werden verscheept.
Zelfs in de humanitaire hulp wordt gesnoeid en de berekeningen zijn in de maak over hoeveel miljoen kinderen hun school en/of hun vaccinatie zullen missen. Voor de sector van de gezondheid kan de daling zelfs tot 30 % bedragen.
Tel naast het verlies van financiering voor arme landen nog de prijs die ze zullen betalen voor de tarieven die President Trump hen heeft opgelegd. Een land als Lesotho exporteert vooral textiel naar de VS, het is meer dan waarschijnlijk dat een deel van die export zal wegvallen als hun producten duurder worden. En duizenden mensen werkloos worden.
Tenslotte zijn er ook nog sancties tegen meer en meer landen.
De VN-Top van enkele maanden geleden over de financiering van ontwikkeling heeft weinig zoden aan de dijk gezet. Het beloofde geld voor het klimaatbeleid blijft achter. De Doelstellingen voor Duurzame Ontwikkeling zullen niet worden gehaald en de komende VN-Top voor sociale ontwikkeling is niet meer dan een doekje voor het bloeden. De ambitie ontbreekt.
Men zou kunnen denken dat zo’n 65 jaar na de start van het ontwikkelingsproject en de beloften om de ‘kloof’ tussen arm en rijk te dichten, die hulp zo langzaam aan wel kan verdwijnen. Niets is echter minder waar. De wereld kent nog steeds meer dan 800 miljoen extreem arme mensen, 670 miljoen zijn chronisch ondervoed, bijna 4 miljard mensen heeft geen enkele vorm van sociale bescherming en meer dan 3 miljard leven in landen waar meer wordt uitgegeven aan de schuldenlast dan aan onderwijs of gezondheidszorg.
Kortom, de horizon voor arme landen ziet er beslist niet rooskleurig uit.
Niet noodzakelijk kommer en kwel
Toch zit er ook een gouden randje aan die donkere wolk.
Er heeft in het Zuiden nooit een echte consensus bestaan over ontwikkelingshulp. Stellen dat het een koloniaal project was is niet fout, ook al waren de bedoelingen in de meeste gevallen wel goed. Maar de eigen nationale belangen van de rijke landen hebben het altijd gehaald op de behoeften van de arme landen.
Het was in 2009 dat de Nederlandse televisie een provocerend programma uitzond waarin werd gesteld dat de regering had beslist alle ontwikkelingshulp stop te zetten. Een aantal Afrikaanse landen reageerde positief!
En ook nu zijn de reacties niet unaniem afwijzend. Dat ook de humanitaire hulp wordt stopgezet zien sommigen wel als de fatale mislukking van het ontwikkelingsproject zelf.
Het grote probleem is altijd geweest dat het de rijke landen waren die beslisten wat men in het Zuiden nodig had. Vandaar de vele witte olifanten waar bedrijven uit het Noorden flink aan verdienden.
Meer in het algemeen is er altijd een absoluut gebrek aan vertrouwen in het vermogen van Afrikanen geweest om zelf hun ontwikkeling te bepalen. Het zijn de internationale instellingen zoals Wereldbank en IMF, enerzijds, en de grote NGO’s anderzijds die beslisten waar de prioriteiten moeten liggen en hoe ze concreet kunnen worden.
Die grote actoren zijn geen enkele verantwoording verschuldigd aan de bevolking die dan wel in een ‘democratie’ mag leven maar geen zeggenschap heeft over wat er in het land gebeurt. Het duidelijkst kwam dat tot uiting in de armoedeprogramma’s die vanaf de jaren ’90 werden ingevoerd maar waarvoor, volgens de Wereldbank, de verantwoordelijkheid altijd moest liggen bij de minister van financiën.
Ook het meer recente de-koloniale discours dat met de beste bedoelingen wordt verspreid gaat er ongewild van uit dat Afrikanen nooit of te nimmer iets kunnen inbrengen in alles wat hen wordt aangedaan. Het zijn willoze slachtoffers van het westers kapitalisme en kolonialisme.
Stopzetting van de ontwikkelingshulp kan daarom ruimte creëren om Afrikanen wel aan zet te laten komen, om ze zelf te laten beslissen wat hun ‘ontwikkeling’ inhoudt en hoe ze tot stand kan komen. Of zoals een tijdschrift als Pambazuka het stelt: voor het eerst kunnen we zelf onze soevereiniteit vorm geven.
Maar wat is ontwikkeling?
Een eerste probleem hierbij is uiteraard: met welk geld? De belastingsystemen in Afrika zijn sterk onderontwikkeld, de kapitaalvlucht is enorm en het aantal vermogenden die potentieel zouden kunnen investeren is zeer klein.
In een aantal recente documenten van internationale instellingen wordt duidelijk gemaakt dat het vooral de privé-sector is die nu moet investeren in arme landen, maar het is duidelijk dat in zo’n geval de winst opnieuw naar het Noorden zal vloeien.
Er zijn voor dit probleem slechts twee oplossingen: een strijd voor een rechtvaardige fiscaliteit, nationaal en mondiaal. Dit kan gepaard gaan met oplossingen die al jarenlang ergens in de pijplijn blijven hangen, een of andere vorm van wereldsolidariteitsfonds voor een mondiale herverdeling van middelen. Het voorstel om daarmee ook herstelbetalingen in te voeren voor alle aangebracht schade kan zeker niet vergeten worden.
Dé grote vraag die slechts zelden wordt gesteld en nog minder wordt beantwoord is echter dit: wat is ontwikkeling nu eigenlijk? Waar wil men naar toe? Wat wil men bereiken?
65 jaar geleden waren de eisen duidelijk: industrialisering, technologietransfers, eerlijke handel … Er werd gediscussieerd over de strategie en over de mogelijkheden, maar de kernelementen bleven telkens dezelfde, van Bandung naar de ontwikkelingsdecennia van de VN, van de ‘dependencia’ naar de de-linking van Samir Amin.
Vandaag is het niet langer zo duidelijk en daar zit de klimaatverandering voor iets tussen. Velen pleiten nu voor de ontwikkeling van kleinschalige en lokale initiatieven, voor sociale en solidaire economie, voor voedselsoevereiniteit. Anderen dan weer voor mondiale publieke goederen. Industrialisering wordt slechts heel zelden vermeld.
Met het neoliberalisme was in de definities – voor zover die er nog waren – van de Wereldbank en de VN de economie zo goed als verdwenen. Men had het nog enkel over de ‘pensée unique’ van gelijke regels voor iedereen, enerzijds’ en over ‘menselijke ontwikkeling, anderzijds. De wereldverbeteraars staan tegenover de levensverbeteraars. Daar is sindsdien weinig aan veranderd.
Het denkwerk over een nieuwe ontwikkeling moet niet in het Noorden gebeuren. Het is een uitgelezen opdracht voor de landen van het zuiden zelf. En die landen kijken vandaag de dag naar voorbeelden die ze kunnen volgen. Kan het verbazen dat dit landen zijn zoals China of Vietnam? Van het Noorden herinnert men zich enkel de gebroken beloften. Vandaar de grotere aandacht voor Zuid-Zuid samenwerking.
Nu ook de oude tekst over het ‘recht op ontwikkeling’ van bij de VN weer in bespreking is, net zoals de ‘nieuwe internationale economische orde’ kan dit boeiende discussies opleveren. Misschien kan het Noorden er ook iets van leren.
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.