Na de woningbouw en de universiteiten worden nu ook bij de omroepen de laatste restjes democratie weggesloopt
“Het kabinet heeft afgesproken de publieke omroep te hervormen, maar nam nog geen besluit. VVD-Kamerlid Claire Martens-America neemt nu het voortouw door een plan te presenteren waarin de huidige omroepen opgaan in vijf grote ‘productiehuizen’”, aldus de NRC afgelopen dinsdag. Eén van de laatste plekken die nog deels democratisch is ingericht, dreigt die democratie te gaan verliezen. Het laatste slachtoffer van machtscentralisatie en vermarkting, waardoor Nederland haar “diepe democratie” is kwijtgeraakt.
Onze samenleving kent een hele “ondiepe” democratie: de meeste mensen kunnen gemiddeld net iets meer dan één keer per jaar stemmen op een of ander representatief orgaan, en daar houdt de democratische participatie eigenlijk wel op.
Het grootste deel van je leven bevinden de meeste mensen zich juist in autocratische omgevingen. Neem bijvoorbeeld je werk: daar moet je luisteren naar de baas, en als je dat niet doet, wordt je misschien wel ontslagen. En ook als consument heb je weinig in de melk te brokkelen.
Dat is wel eens anders geweest. Het klopt dat Nederland nooit écht democratisch was, maar in het verleden hadden mensen meer democratische inspraak in de manier waarop hun leven werd geregeerd. Dit is de “diepe democratie”, waarin mensen op veel meer niveaus inspraak hebben.
Neem de volkshuisvesting in Amsterdam. Een mooie bron is het boek “Het begon met dubbeltjes” van Jos van der Lans, een geschiedenis van Woonstichting De Key. Dit boek gaat voor een deel in op de organisatiegeschiedenis van de Amsterdamse volkshuisvesting.
Tot de jaren tachtig en negentig hadden de meeste woningbouwcorporaties een verenigingsstructuur. Dit houdt in dat je als vereniging leden hebt, die uiteindelijk gaan over het benoemen of het ontslaan van een bestuur. Zo hebben de leden direct inspraak.
Amsterdam had rond 1990 nog een groot aantal woningbouwcorporaties met een verenigingsstructuur, die ondanks meningsgeschillen nooit echt in concurrentie met elkaar stonden. Ze hadden immers allemaal hetzelfde doel voor ogen. Nieuwbouwprojecten werden zo vreedzaam verdeeld.
Maar in de jaren negentig werd de woningbouw “verzelfstandigd”. De geldkraan vanuit het Rijk werd dichtgedraaid door de zogenaamde “bruteringsoperatie”, waardoor woningbouwcorporaties verantwoordelijk werden om hun eigen financiën op orde te hebben.
Zo werden de woningbouwcorporaties gedwongen om met elkaar te gaan concurreren, en dat noodzaakte een “ont-democratisering”. De democratie was een inefficiënte last, die een “moderne” woningbouwcorporatie niet langer mee kon dragen. Dus veranderden verenigingen in stichtingen.
Door een combinatie aan hervormingen en fusies werden deze woningcorporaties omgevormd tot stichtingen. Stichtingen laten zich kenmerken door een ondemocratisch bestuur zonder leden, waarbij het bestuur of een Raad van Toezicht zichzelf benoemt.
Deze ont-democratisering heeft ertoe geleid dat bestuurders niet langer meer verantwoording verschuldigd waren aan de leden, slechts aan de eigen organisatie. Daarmee gingen corporaties steeds meer op particuliere huisbazen met winstoogmerk lijken.
Het resultaat is dat sociale huurders elke grip op de volkshuisvesting zijn kwijtgeraakt, terwijl ze die voorheen wél hadden.
Dit proces van ont-democratisering zet zich ook in andere delen van het land voort. Neem bijvoorbeeld Coop, de coöperatieve supermarkt. Die is in 1973 grotendeels overgenomen door de kapitalistische concurrenten, en heeft nu slechts een kleine voetafdruk.
Of de universiteiten, die in 1970 juist een democratiseringsslag meemaakten. Vanaf 1970, na de succesvolle studentenprotesten van ’68/’69, werd de College van Bestuur voor de helft gekozen door de verkozen universiteitsraad.
Ook werden de faculteitsbesturen geheel door de verkozen faculteitsraden benoemd. Die faculteitsbesturen hadden dan weer zitting in het college van decanen, dat een belangrijke adviesfunctie had richting het College van Bestuur. Geen perfectie democratie maar deels democratisch.
Hoe anders is het nu geregeld. De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek regelt dat het College van Bestuur (CvB) wordt aangewezen door de Raad van Toezicht, die wordt aangesteld door de minister van Onderwijs. Het faculteitsbestuur wordt door het CvB aangewezen.
De universiteitsraden en faculteitsraden bestaan nog steeds, maar slechts met een grotendeels adviserende functie en een paar instemmingsbevoegdheden, maar zonder mogelijkheid om het bestuur naar huis te sturen. Maar zo hoeft het niet geregeld te zijn.
In België wordt de rector magnificus verkozen, met verkiezingscampagnes en debatten. De opkomstpercentages voor deze verkiezingen zijn erg hoog, en veel beter dan de opkomst voor de verkiezingen van de Nederlandse medezeggenschapsorganen.
En ook in het bestel van de publieke omroep zien we een terugloop in democratische inspraak. Voorheen lag veel macht bij de omroepverenigingen, die net als de woningcorporaties werden gecontroleerd door hun leden. Maar steeds meer macht gaat naar de NPO.
Juist die ontwikkeling wordt ook voortgezet door de voorstellen van de VVD. De omroepen die moeten worden vervangen door “huizen”, naar ik aanneem ook met een stichtingsbestuur of zelfs een winstgerichte bv-structuur. Het einde van de omroepdemocratie.
In die zin volgen de omroepen nu de ontwikkeling die bij de woningcorporaties al heeft plaatsgevonden. Gemoedelijke samenwerking maakt plaats voor concurrentie. En als de “mediahuizen” inderdaad als stichtingen worden bestuurd, gaan ze zich meer als bedrijven gedragen.
En net zoals woningcorporaties steeds meer zijn gaan lijken op private verhuurders, zullen de “mediahuizen” ook steeds meer gaan lijken op de commerciëlen: televisie gericht op aantrekkingskracht voor reclame, in plaats van andere overwegingen.
En zoals de universiteiten steeds gevoeliger zijn geworden voor politieke inmenging door de politieke benoeming van de Raad van Toezicht, zullen ook de mediahuizen steeds meer moeten buigen voor politieke gevoeligheden, veel meer dan de NPO nu al doet.
We zien wat zich heeft afgespeeld bij de NOS. Die werd in de jaren negentig nog bestuurd door een bestuur dat voor de helft bestond uit vertegenwoordigers vanuit de democratische omroepen, en voor de helft uit benoemingen door de minister. Nu is dat puur ministersbenoemingen.
Er zijn in Nederland nog maar een paar democratische organen over. De vakbonden zijn er één van. De FNV houdt volgend jaar weer verkiezingen voor het ledenparlement en het voorzitterschap. Maar daarbuiten blijft weinig over.
De effecten van de ont-democratisering gaan verder dan alleen de directe effecten. Het leidt tot een ondemocratische cultuur, waarin het belang van participatie niet wordt erkend. Zo loopt het ledental van politieke partijen al jaren terug.
Ondertussen eigenen de staatsorganen met een zogenaamd democratisch mandaat, zoals de Tweede Kamer, zich het complete eigenaarschap van de democratie toe. Zoals Wilders, die het “ondemocratisch” vindt dat hij niet premier mag worden.
Of Wilders, die het eerder ondemocratisch vond dat zijn partij niet mocht meeregeren. Ondertussen is de PVV een partij met twee leden, waarin de achterban helemaal niets in de melk te brokkelen heeft. Dat is een symptoom van ont-democratisering.
Hoeveel verslechteringen van fundamentele grondrechten hadden voorkomen kunnen worden met een meer democratisch bestel? Zoals universiteiten die weigeren om verantwoording af te leggen voor samenwerking met Israël of inperking van het demonstratierecht.
Of de gigantische huurverhogingen, deels veroorzaakt door de krimp van de sociale huurmarkt? Hadden leden van woningcorporaties die zelfverrijking toegestaan, ten koste van hun eigen leden en kameraden?
Wilders is een gevaar voor de democratie, maar alleen van de beetjes democratie die nog over zijn. Sinds de jaren tachtig hebben decennia aan marktwerking en “efficiency” ons al de meeste democratie afgenomen. Wilders geeft alleen het laatste zetje.
En hierin zien we ook gelijk het juiste tegengif tegen Wilders. Want de enige reden dat hij de macht kan grijpen, is omdat het voor hem gecentraliseerd is. Dus aan ons om die macht te decentraliseren, zodat we niet meer van één oude witte man afhankelijk zijn.
En die democratisering zal niet meteen makkelijker zijn, maar in ieder geval makkelijker dan leven onder een fascist.
Bo Salomons
(Dit artikel verscheen eerder als draadje op Twitter.)
Reacties (0)
Voeg nieuwe reactie toe
Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.