Forum voor Anarchisme
ArtikelenDe AnarchokrantDossiersEventsWiki // Hulp bronnenContact // InzendingForum
|
anarchokrant17 november 2024

Afwijzing Van Alle Vormen Van Dominantie – De Onregeerbare Anarchist

Author: Tijdschriftdeas | GEPLAATST DOOR: De Anarchokrant | Bron: libertaireorde.wordpress.com

Het politieke anarchisme werd in Europa geboren in de tweede helft van de 19de eeuw. Het was, zo laat zich makkelijk raden, geënt op wat er sociaal en antisociaal in de bestaande maatschappijen tot ontwikkeling kwam. Het anarchisme reageerde vervolgens op de maatschappelijke evolutie, door zich te herzien. De hedendaagse maatschappelijke toestanden maken het volgens de Spaanse libertaire activist en anarchistische theoreticus, Tomás Ibánez (1944), tevens docent sociaal-psychologie aan de Autonome Universiteit Barcelona, noodzakelijk het anarchisme opnieuw te bezien. Hij doet dat in zijn nieuwe boek Repenser l’anarchisme (Heroverwegen van het anarchisme). Hieronder een bespreking van het boek. [ThH]

Rond 1800 schreef de Franse filosoof en vroeg-socialist Charles Fourier (1772-1837) al, dat onze beschaving het volmaakte beeld is van een verkeerde wereld. Zo heeft de vooruitgang van de industrie, voerde hij aan, slechts de ellende van de massa laten toenemen. * Ik wil ermee zeggen, dat hoe in twee eeuwen de wereld en de maatschappijen ook veranderd kunnen zijn, het blijft ellende. En heerschappij, ook daar zijn we nog niet vanaf. Integendeel. Wat dus ‘heroverwegen’ van het anarchisme? Dat is wat Tomás Ibánez zichzelf, bij wijze van inleiding, ook afvraagt onder het kopje ‘Waarom dit boek?’

Opzet van het boek

In zijn inleiding legt hij uit zich uitsluitend te richten op de strijd tegen alle vormen van dominantie. Daarbij beschouwt hij de Duitse individueel-anarchist Max Stirner (1806-1856) als voorloper van de zienswijze die hij huldigt. En om geen misverstanden te laten ontstaan voegt hij toe dat alle anarchismes gestreden hebben en nog steeds strijden tegen dominantie. Dat was dan tegen dominantie in hun periode, maar bovendien kennen die anarchismes ook een constructief element. En daar zit bij Ibánez het probleem gelet op de huidige tijd. In het verloop van het boek, dat vier hoofdstukken kent, gaat men de behandeling van dat probleem tegenkomen.

De eerste twee hoofdstukken gaan over de evolutie van het anarchisme vanaf het moment dat het zichzelf als ‘politiek anarchisme’ laat herkennen en een beweging opzet. We zitten dan in de tweede helft van de 19de eeuw. In hoofdstuk 1 worden daarvoor twee verschijnselen behandeld. Die markeren de context waarin het anarchisme zich ontplooit: (a) de Franse Revolutie van 1789 en de ideologie van de Franse Verlichting en (b) de industriële revolutie en de opkomst van de arbeidersbeweging. Het eerste verschijnsel levert thema’s op als vrijheid, gelijkheid, emancipatie, vooruitgang en de rede ingezet tegen het obscurantisme. Het tweede verschijnsel markeert de strijd van de arbeidersbeweging tegen het kapitalisme. Het anarchisme verzet zich niet alleen tegen overheersing van alle domeinen van het sociale leven, het radicaliseert ook bepaalde concepten. Zo draait het niet alleen om formele vrijheid, maar ook materiele vrijheid is een vereiste.

Ibánez werkt een en ander nader uit in hoofdstuk 2, dat het anarchisme in de tweede helft van de 20ste eeuw betreft. In de loop van de tijd is er bijvoorbeeld kritiek opgekomen aangaande allerlei uitgangspunten van de Verlichting. Dat heeft herzieningen opgeleverd. De auteur heeft ten behoeve daarvan drie groepen zienswijzen samengesteld, die het anarchisme van de eerste helft van de 20ste eeuw hebben beïnvloed en die min of meer tot heden toe zijn gehandhaafd.

De eerste groep centreert zich rond het idee dat het anarchisme géén ‘doctrinair geheel’ kent. Het begrijpen van de veranderingen in de wereld is vooral een zaak van praktische aard. De tweede groep betreft de kritiek op het concept ‘revolutie’. Die kritiek leert dat er moet worden afgezien van de pretentie dat de maatschappij in één klap fundamenteel veranderd kan worden, reden dus om dat idee te verlaten. De derde groep richt zich op ‘macht’ (overheersen). Dat zit niet alleen in de staat en de top van private- en overheidsorganisaties. Macht is overal, is ‘omnipresent’ in het sociale netwerk.

Na deze ‘excursie’ is het voor de auteur mogelijk aan te geven aan welk concept van het anarchisme hij denkt dat past voor de 21ste eeuw. Hij wijst daarbij op het nauwe verband tussen macht en verzet en constateert dat in het anarchisme meer en meer wordt geaccepteerd: waar er macht wordt uitgeoefend, daar komt ook verzet voor. Waar er verzet is, komt dat omdat er macht is. Dat gebruikt hij om de geboorte van zijn anarchisme-concept bekend te maken: anarchisme non fondationnel.

Het is een anarchisme dat zich alleen met verzet bezighoudt. In het derde hoofdstuk zet hij de lijnen ervoor uit. In hoofdstuk 4 wordt dat concept uitgewerkt in relatie tot de ongebreidelde technologische expansie. Dat heeft naar het inzicht van Ibánez geleid tot een overal om zich heen grijpende dominantie waarmee een nieuw type totalitarisme gecreëerd is. Dat schreeuwt om verzet.

Anarchisme zonder grondslag

‘Anarchisme non fondationnel’ is letterlijk te vertalen met ‘niet-fundamenteel anarchisme’ of ‘anarchisme zonder fundament’. Dus iets waar de bodem aan ontbreekt? Zo lees ik zijn tekst niet. Ik moet eerder denken aan de term ‘grondslag’, zoals in ‘christelijke grondslag’. In die zin heeft het anarchisme van Ibanez géén grondslag. Maar er is wel een ‘bodem’, want we zullen zien dat hij bij voorbeeld spreekt over een ‘verzetstheorie’. Tot nader orde houd ik het dus op ‘anarchisme zonder grondslag’.

Anarchisme zonder grondslag kent als primaat verzet. Ibánez introduceert daarom een verzetstheorie in het kader van dit concept, ‘dat in alle geval weigert zichzelf als modaliteit te constitueren van macht tegenover de bestaande macht. Daartegenover bevordert de verzetstheorie de voorwaarde van onregeerbaarheid en de vrijwillige niet-dienstbaarheid als een tekenen van identiteit’ (p. 76). Anarchisme zonder grondslag onthoudt zich er eveneens van ‘om nieuwe vormen van bestuur te bedenken, maar moedigt juist het verzet aan tegen elke vorm van bestuur. Het gaat er niet om een ander maatschappijmodel te bevorderen, maar het verzet te verspreiden tegen elk maatschappijmodel – het draait eenvoudig weg om het bevorderen van een ethiek van de revolte’ (p. 77). De anarchist als onregeerbare.

Of hier geen sprake is van een terugval op een aantal punten uit het Russische nihilisme rond 1860 blijft onbesproken, maar ik moet er wel aan denken. Ibánez acht ik er overigens mee bekend. Hij maakt wel duidelijk wat hij beschouwt als een vorm van ‘anarchisme met grondslag’. Daarvoor voert hij oppositie tegen het anarchisme van de libertaire Amerikaan Murray Bookchin (1921-2006). Ibánez acht het een anarchisme in lijn met de politieke anarchistische traditie, die teruggaat op de oude Grieken: je schetst eerst een bepaald maatschappijproject (in dit geval een libertair) en formuleert vervolgens een programma of een strategie om dat project uit te voeren en te laten slagen. Zoals men weet, vervolgt hij, stelt Bookchin’s politieke theorie een institutionele, gedecentraliseerde tegenmacht voor als alternatief van de staat. Gelet op dat alternatief bestuurt het volk zichzelf en heeft de macht in handen (p. 75-76).

Ook al gaat het om gelijkheid, rechtvaardigheid en horizontaliteit, de institutionele tegenmacht van Bookchin berust volgens Ibánez op een machtstheorie, niet op een verzetstheorie (p.76). Waarop zou de verzetstheorie van Ibánez moeten uitlopen? Die schat zelf in ‘dat de afwezigheid van een sociaal veranderingsproject niet inhoudt, dat het verzet de bestaande sociale institutie onveranderd laat. Het verzet zal effecten hebben die leiden tot aanbrengen van wijzigingen, mogelijk zelfs dat het bepaalde ontwikkelingen blokkeert of neutraliseert’ (p. 78). Volgens mij is dit echter vooral een soort wensdenken, wat ik vaker bij hem in zijn boek tegenkom als het over de ‘effectiviteit’ van de verzetstheorie gaat. Zo vraag ik mij ook af hoe ‘massief’ het verzet wel niet moet zijn om effect te hebben, dat hij beschrijft. Bovendien is het de vraag of het ‘systeem’ waartegen in verzet wordt gekomen, niet zó machtig is dat dit gebroken zal worden…

Kolonisatie van de geest en ‘technisch denken’

Het is Ibánez zelf die uitlegt hoe machtig het ‘systeem’ geworden is door de immanentie van de dominantie. In zijn uitleg begint ook hij bij de oude Grieken. Het schijnt dat bij Aristoteles al te vinden is, dat die actie definieerde door verwijzing naar doelstelling (finaliteit, dat wil zeggen op een doel gericht). Daarbij is een term als fabrikage (maken) op te voeren. Dit betekent dat men een open oog moet hebben over nut (nuttigheid) van wat men wil bereiken waar bovenop komt het bedenken van de meest effectieve manier om een product te vervaardigen (p. 89).

Procesmatig leverde dat in die antieke periode al het idee op van de noodzaak tot kennisverwerving van causale relaties, wat aangeraden werd als leidende regel bij menselijke tussenkomst waar aan effectiviteit behoefte was. Dit werd en wordt in de techniek toegepast, toen en nu. Het is aldus Ibánez een manier van denken die we ons letterlijk eigen hebben laten maken en wel zodanig dat het deel van ons geworden is: iets doen = het moet wat opleveren (maximalisatie van nuttigheid) (90).

Anders gezegd, de techniek, het ‘technisch denken’, heeft onze geest gekoloniseerd. Het onderhoudt daarbij een innige relatie met het kapitalisme (p. 91). En nu verschijnt het verband met ‘anarchisme zonder grondslag’: om het kapitalisme te ondermijnen moet men afzien van de manier van leven die ons wordt aangeboden. Het gaat om anders leven, dat wil zeggen het weigeren ‘zuurstof’ te verschaffen aan het kapitalisme (p. 91). ‘Het volgt een pad van verzet tegen de essentie van de techniek door aanvallen tegen het kapitalisme. Dat is moeilijk, maar niet onmogelijk’, aldus Ibánez (p. 92).

Het komt mij voor dat hij hier inspeelt op wat rond 1980-1990 bekend werd onder de term ‘anarcho-primitivisme’, waarbij ik moet denken aan de Amerikaanse anarchist en filosoof John Zerzan (1943). Ook in die stroming ging het om een technologie-kritiek, anti-industrialisme en een andere manier van leven. Gelet op een ander element in de omschrijving van ‘anarchisme zonder grondslag’ viel mij al eerder op, dat door Ibánez geheel aan de stroming van het zogeheten ‘pragmatisch anarchisme’ voorbijgegaan wordt. Deze stroming had het idee van de ‘doctrine-blok’ verlaten, evenals het idee van de alles in één klap veranderende revolutie. Daarvoor kwam juist in de plaats het zich richten op het praktische en het alledaagse leven. Die stroming kwam op rond de jaren 1960, waarbij ik slechts twee namen noem, de Amerikaanse anarchist, literator, filosoof, maatschappijcriticus, Paul Goodman (1911-1972) en de Engelse anarchist, activist, sociaalhistoricus, Colin Ward (1924-2010).

Heroverwegen van het anarchisme?

De redenen die Tomás Ibánez geeft om het anarchisme beter te laten aansluiten op de hedendaagse maatschappelijke stand van zaken, begrijp en onderschrijf ik. Maar wat hij aanbiedt om die aansluiting goed te stand te brengen acht ik te mager. Verzet, ja, maar dat is altijd een kernelement in alle anarchismes geweest. ‘Anders leven’ is ook herkenbaar voor wie van de Duitse anarchist Gustav Landauer (1870-1919) gehoord heeft (Ibánez noemt hem een keer, p. 83). Landauer levert daarbij ook allerlei constructieve elementen (zoals coöperaties). Maar waar Ibánez de theorie van verzet richt op effectiviteit, verandert zijn betoogtrant in een wensdenken-exposé. Dit doet zich vooral voor als hij het heeft over de uitvoering van ‘onregeerbaarheid’. Ik wees er al op. Voor de duidelijkheid geef ik nog een voorbeeld.

‘Zolang het nieuwe totalitarisme niet alle ruimte van het menselijk leven gekoloniseerd heeft, is het doenlijk te strijden om zo onregeerbaar mogelijk te zijn, door alle modaliteiten van actueel beschikbare soorten verzet te plegen’ (p. 105). Het kan ongetwijfeld niet de vraag zijn om voor te schrijven hoe verzet te plegen. Toch mag je enige aanwijzingen of voorbeelden verwachten, althans neem ik aan dat bijvoorbeeld mensen, die zich heden ‘autonoom’ noemen (en bepaalde belastingen weigeren te betalen) en zich wellicht aangesproken voelen door het ‘anarchisme zonder grondslag’, daarnaar in het boek zullen zoeken. Tevergeefs, want Ibánez zal reageren met: de antwoorden over het ‘hoe’ zullen samenhangen met de verschillende situaties (p. 105).**  Ongetwijfeld.  Zo blijft het ‘heroverwegen’ evenwel hangen in een nieuwe term…

Thom Holterman

Ibánez, Tomás, Repenser l’anarchisme, Combattre les dominations au XXI2 siècle, Nada Éditions, Montreuil, 2024, 127 blz., prijs 10 euro.

*  Geciteerd in de Inleiding van Elisabeth Lenk bij de Duitse vertaling van het boek van Charles Fourier, Théorie des quatre mouvements et des destinés générales (1808). De Duitse vertaling, Theorie der vier Bewegungen und der allgemeinen Bestimmungen, is uitgekomen Europa Verlag, Wenen, 1966.

**  In geval van het gebruik van het actiemiddel ‘sabotage’ schreef de Franse anarchistische activist en revolutionaire syndicalist Émile Pouget (1860-1931) een brochure getiteld Le sabotage (integraal in het Frans te lezen, Online). Daarin vind je over dat onderwerp theorie en praktijk (met voorbeelden) verenigd. Overigens laat dat onderwerp zich na een eeuw naar deelonderwerp uitbreiden, zoals ik in de afgelopen jaren in het Nederlands gerapporteerd heb; zie Online en Online.

Reacties (0)

Voeg nieuwe reactie toe

Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.