Forum voor Anarchisme
ArtikelenDe AnarchokrantDossiersEventsWiki // Hulp bronnenContact // InzendingForum
|
anarchokrant7 december 2025

Psychologische Basis Van Extreemrechts

Author: Tijdschriftdeas | GEPLAATST DOOR: De Anarchokrant | Bron: libertaireorde.wordpress.com

In een opmerkelijk boek uit 1998 onderscheidt de Franse socioloog Alain Bihr drie psychologische factoren waardoor bepaalde mensen zich bij extreemrechts aansluiten. En benadrukt hij het belang van buurtwerking om dat te voorkomen. De Franse wetenschapsfilosofe en ecologische activiste Tristan Lefort-Martine gebruikte dit onlangs om de irrationele drijfveren van het aanhangen van het fasisme te beschrijven (*). Johny Lenaerts ontleende daaraan enkele fragmenten en vertaalde die. Zie hieronder. [ThH]

 In L’Actualité d’un archaïsme stelt de Franse socioloog Alain Bihr dat het extreemrechtse denken, dat door zijn tegenstanders dikwijls als archaïsch en onzinnig voorgesteld wordt, in feite een originele logica bevat, die met de ‘crisis van de moderniteit’ opgedoken is. Hij herleidt de psychologische  basis van de extreemrechtse ideologie tot drie essentiële factoren.

In de eerste plaats is er het geloof in een eeuwige en heilige collectieve identiteit. Het leven van een persoon heeft enkel zin voor zover hij of zij de waarden van diezelfde gemeenschap belichaamt. Elk verschil, zowel binnen als buiten de groep, moet bekeken worden als een bedreiging, en die dreiging is daardoor permanent. Verder wordt het universum voorgesteld als een hiërarchische, ongelijke orde waarin niet enkel de sterken de zwakken overheersen, maar waarin dat ook goed is. Ten slotte wordt het leven beschreven als een permanente strijd voor het behoud van de eigen identiteit en de suprematie over de anderen. Oorlog en conflict worden beschouwd als momenten waarop de waarde van de sterken onthuld wordt, ten koste van de zwakken. Een natuuropvatting waarin elk organisme zich tracht in stand te houden in een competitie op leven en dood met de anderen, verenigt die drie factoren. 

Uit deze drie factoren ontstaan de traditionele politieke lijnen van extreemrechts, zoals de vraag aan de staat om de bedreigde identiteit te verdedigen tegen de interne en externe vijanden, door deze identiteit te laten bepalen door één enkele wil: die van de leider. De vijanden worden daarbij traditioneel aangeduid: het liberalisme voor zijn nadruk op de individuele vrijheid tegen de gemeenschapswaarden in; het socialisme voor zijn streven naar gelijkheid dat ten koste zou gaan van een strijd in de schoot van de gemeeenschap; en tenslotte het  humanisme voor zijn pleidooi voor universele broederlijkheid dat de eigen gemeenschap overschrijdt. Tegenover de republikeinse drievuldigheid ‘vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid’, plaatst ze haar eigen drievuldigheid: ‘identiteit, ongelijkheid, strijdlust’. […]

Uit de drie drijfveren die ik meen te kunnen afleiden uit het werk van Bihr staat op de eerste plaats de mentale eenzaamheid die het individu ervaart binnen de moderne maatschappij. De moderniteit ontbindt de lokale gemeenschaps- en religieuze kaders en vervangt deze door anonimiteit, mobiliteit, en de focus op het individuele geluk, herleid tot materieel comfort. Bij dit mentale lijden komt het gevoel van de absurditeit van de gevraagde inspanningen, wat leidt tot het idealiseren van een ‘warme gemeenschap’: een reactie die irrationeel wordt wanneer men van een samenleving van duizenden of miljoenen mensen verwacht dat ze de rol van een nationale, raciale of regionale gemeenschap inneemt. In haar extreme vorm brengt dit communautarisme het idee voort dat er geen andere redding denkbaar is dan het offer van zichzelf of de opoffering voor de verdediging of de totstandkoming van die gemeenschap. Geen enkele afwijking of bezwaar tegenover de groepswaarden wordt dan nog getolereerd.

Verder is er de onzekerheid van de mannen over hun eigen viriliteit. Zij leren de expressie van hun emoties en de empathie  tegenover de gevoelens van de anderen te onderdrukken en zich te focussenen op het werk eerder dan op affectieve relaties, hetgeen hun eenzaamheid enkel nog vergroot. Ondertussen wordt het ideaal van een bereikbare viriliteit, verbonden met maatschappelijk succes, bij de meeste van hen een onophoudelijke bron van mentale vernedering. De psychologische reactie bestaat er dan in dat zij de ideale gemeenschap fantaseren volgens een ‘spartaanse orde’: een mannengroep die zichzelf erkent in de gemeenschappelijke mannelijkheid. In haar extreme vorm leidt deze onzekerheid over de eigen viriliteit tot het idee dat de remedie net gezocht moet worden in het kwaad zelf:  de mannen moeten ‘krijgers’ zijn en vrouwen moeten de moeders en de echtgenoten van die krijgers zijn. Geen enkele afwijking of verzwakking van de traditionele genderpatronen mag getolereerd worden.

Ten derde is er de witte schuld die samengaat met het witte privilege. De witte individuen, die beseffen dat een deel van hun comfort voortspruit uit de koloniale uitbuiting en haar erfenissen, verdringen deze schuld door de volkeren en culturen die verbonden worden met de voormalige gekoloniseerde landen te devalueren. Deze projecties vermengen zich met de eerder genoemde fantasiën van een viriliteit en een gemeenschap. Voor een gemeenschap van krijgers zijn vreemdelingen vijanden, die op hun beurt dienen gekoloniseerd te worden. Van Afrikaanse of oosterse ‘barbaren’ wordt gedacht dat ze over een buitengewone en bedreigende viriliteit beschikken, de anderen over een zinnelijke verwijfdheid. Aan de  figuur van de Jood wordt een bijzondere betekenis toegeschreven door zijn reële of vermeende band met de intellectuele of financiële wereld: hij wordt de belichaming van de kille abstractie van de moderne maatschappij. Op de spits gedreven kan dit racisme het idee produceren dat de gemeenschap zuiver moet blijven en zich noodgedwongen van ethnisch vreemde elementen moet zuiveren. 

Als deze analyse juist is, dan zijn diegenen die vandaag ijveren voor de samenhorigheid op kleine schaal en die de mannelijkheid en de witheid op  persoonlijk niveau deconstrueren, bezig met antifascistische strijd. Zo doen zij waar de socialisten van de jaren 1930 niet in slaagden: namelijk het belang erkennen van het persoonlijke domein als factor in de politieke strijd.

Tristan Lefort-Martine (Vertaling en bewerking Johny Lenaerts)

(*) Ingekort fragment uit: Tristan Lefort-Martine, ‘Les ressorts irrationels de l’adhésion au fascisme’, Lundi Matin #498, 24 november 2025. (integraal Online. Foto overgenomen uit de Engelse versie, zie **)

(**) Het artikel van Lefort-Martine is ook in het Engels verschenen, op de site van de Anarchist Federation, zie Online. (thh.)

Reacties (0)

Voeg nieuwe reactie toe

Wij tolereren geen: racisme, seksisme, transfobie, antisemitisme, ableisme enz.